Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

25 maart 2008

WIE IS CONSTANCE UIT "HET VERDRIET VAN BELGIË"?

In het boek is Constance de mama van Louis Seynaeve. Louis is Hugo Claus.

Enkele fragmenten uit het boek:

“Als de mis uit is, beginnen ze dan al te werken, aan de overkant, in de ERLA?”
“Dat hangt er van af hoe laat de mis gedaan is. Soms staat er al wat volk aan de poort.”
“Welk volk?”
“Het werkvolk. De bedienden komen later. Zoals Mama. Om halfnegen.”
(blz. 406)

“Dan telefoneert hij (Herr Lausengier) naar de pastoor van het dorp van de betrokkene om te weten te komen of het geen bedriegerij is en of de familie gunstig aangeschreven staat in de parochie, want ge weet nooit, mensen zijn in oorlogstijd slim en slecht. Dan, om elf uur, is er audiëntie en ontvangt hij de meestergasten. Het middagmal wordt in gezelschap van Frau Seynaeve gebruikt, een eitje, vis, vlees, tafelbier en als er geen klachten zijn van de Kommandantur een half flesje Bordeaux…”
(blz. 419)

“Herein,” zei Mama’s opgewekte stem. Zij sprong achter haar schrijfmachine vandaan, in een zelfde warrelende beweging schikte zij haar haar, drukte haar peuk uit en stak haar hand uit alsof zij, voor het eerst in hun leven samen, Louis’ hand wou drukken, maar zij aaide over zijn wang. (Zij speelde voor moeder opdat een witharige dunne dame die met een paperclip tussen de lippen aan een kleiner bureau zat het kon zien.)
(blz. 423)

“Henny,” zei Mama. De Doktor liet het goud in zijn mond zien. Hij had uitzonderlijk brede polsen, met gouden krulletjes…
“Hij zal het wel schaffen,” zei hij alsof Louis er niet bijstond, en groette een smalle jongeman in een gerafeld pak die binnengekomen was zonder kloppen…
(blz. 425)

“Goed. Dan zeg ik (Louis): distractie. Het is normaal dat zij wat distractie zoekt, zij moet toch hard werken, of niet soms? Ik ben er geweest en ik heb het gezien, zij is de hele tijd in de weer, facturen hier, correspondentie daar. Zij is daar gaarne gezien, zij noemen haar zelfs de ‘Madonna van de ERLA’. Omdat ze de gekwetste frezers of lassers verzorgt in de infirmerie.”
(blz. 432)

“… Wetens en willens wilt ge niet zien dat uw vrouw op de bureaus van de ERLA…”
“Zeg verder, Louis.”
“Dat ze daar het slachtoffer en de slaaf is van haar driften. (Ging hij te ver? Zijn vader knikkebolde maar bleef luisteren.) “Gij kent haar toch beter dan ik, gij weet hoe zij is. En dat ge dat toelaat, dat moet ge zelf weten…”
(blz. 434)

Hij (Louis) kreeg een glas aangeboden door een ERLA-jongmens dat zei dat zijn moeder opbloeide als een bloem…
(blz. 440)

“Ja, trek nog en beetje partij voor haar.’ ... “Zij wil niet bekennen, maar ze moet niet bekennen, want het is algemeen geweten in de ERLA, in heel Walle! Zij is gezien! Zij is gehoord! Weet gij hoe hij haar noemt?”
“Nee.” (Niet: Wie?)
“Flämmchen, mein Flämmchen. Alstublieft!”
“Mijn kleine Vlaamse?”
“Maar nee, Louis! Madam is een vlam! Alstublieft!”
(blz. 458)

T.D.

Geen opmerkingen: