“Maar ik wil helemaal niet geboren worden!”
Hugo Claus is de zoon van Jozef Claus en Germaine Virginie Vanderlinden, die beiden uit een kroostrijk gezin stammen. Zijn ouders woonden in Kortrijk, maar omdat een van pa’s nichten, zuster Alphonse, in Brugge tewerkgesteld was in het Sint‑Jans‑hospitaal, gebeurde de bevalling daar op 5 april 1929 om 21.00 uur. Hugo Maurice Julien Claus werd dus geboren in het Teken van de Ram.
Tegen zijn zin weliswaar, want hij wilde er bij wijze van spreken niet uit. Er kwam, zoals het iemand met zijn Romeins profiel past, een keizersnede aan te pas! Dat is niet alleen symbolisch voor een moederbinding, het zou hem ook nog van pas komen, later als de Vijftigers hem kennis willen laten maken met drugs. Daaraan deed Claus immers niet mee. Simon Vinkenoog trachtte hem nog te overhalen door te zeggen: “Je krijgt de sensatie van geboren te worden.” “Maar dat wil ik helemaal niet!” antwoordde Claus. Naar verluidt zou de geneesheer, Dr.Verstraete, zijn studenten hebben gevraagd de toepassing van de keizersnede bij te wonen, maar vader Claus zou de aandacht hebben afgeleid door luid toeterend met zijn Chenal‑Walker, een sportwagen, de binnenplaats op te rijden. (Symbolisch een vader die reeds de aandacht op zichzelf wil vestigen of meer nog: van zijn zoon afleiden.) Het ziekenhuis in kwestie werd gekozen omwille van een tante nonneke dat daar werkte. Deze tante mag dus vanzelfsprekend niet worden verward die andere tante die hem later in de geneugten des vlezes zal inwijden.
De kleine Hugo groeit eenzaam op, want reeds van 29 september 1933 zou hij naar het Pensionnat Saint‑Joseph van de Zusters van Liefde in Aalbeke, nabij Moeskroen, worden gebracht, waar hij zou verblijven tot augustus 1939. Aangezien het pensionaat vlakbij de Franse grens was gevestigd, spraken de kinderen afwisselend een dag Frans en een dag Nederlands (of eerder Vlaams). In een brief aan de eerste biograaf van Claus, Johan De Roey, schrijft de 75‑jarige zuster Gabrielle‑Marie: “Hij was uitstekend in taalkunde en opstellen. Hij verstond en sprak goed de Franse taal. Hij had een zeer getrouw geheugen en kon zijn handboek van geschiedenis in het zesde leerjaar bijna letterlijk opzeggen. Hij kende en begreep zeer goed de formules over de oppervlakte en het volume van de meetkundige lichamen en kon ze ook goed vervormen en toepassen. Er zat ook reeds een tekenaar in hem. (Hij was populair en) op een St.Jozefsfeest hebben ze hem als hun burgemeester gehuldigd en rondgevoerd.” In werkelijkheid kwam Hugo in de finale uit tegen de zoon van de burgemeester van Aalbeke. Hij werd echter toch verkozen, kreeg een lauwerkrans om en werd in een geitekar rondgereden. Op vierjarige leeftijd zou hij, met bijzondere toestemming van Mgr.Lamiroy, bisschop van Brugge, reeds zijn Eerste Communie doen (de normale leeftijd hiervoor is zeven jaar). Hugo Claus meent dat hij omwille van de komst van Guido in het eerste pensionaat belandde en dat hij daarna in Aalbeke op kostschool werd geplaatst omwille van de positie van zijn grootvader, die inspecteur was van de katholieke scholen. “Altijd gebeurde iets met mij om redenen van practische aard.”
Bij het begin van het schooljaar 1939 mag hij naar het Sint‑Amandscollege in Kortrijk (zevende studiejaar). Een jaar later beseft hij naar eigen zeggen reeds dat hij niet in God gelooft.
Vanaf september 1941 verhuist hij naar het Koninklijk Atheneum van Kortrijk. Wegens problemen, gekoppeld aan zijn opkomende puberteit zakt hij voor wiskunde en natuurkunde. Hij valt ook herhaaldelijk flauw.
In 1944 herbegint hij de vierde (= derde klas gymnasium) in het Sint-Hendrikscollege van Deinze, waarna hij bij wijze van spreken sneller van school verwisselt dan van onderbroek. Eerst is er het Koninklijk Atheneum van Gent, daarna het Provinciaal Taal- en Handelsinstituut, eveneens in Gent, net als een kortstondig verblijf aan de toneelschool (”in een krampachtige poging om bemind te worden”) om uiteindelijk te eindigen aan om uiteindelijk te eindigen aan de Koninklijke Academie eveneens van Gent.
(Overgenomen)
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten