20
Toen Sabine afdelingshoofd werd, was haar relatie met Louis verschrompeld tot een mariage de raison. Ze begon aan een nieuw spannend hoofdstuk in haar loopbaan. Zijn ambitie was opgebruikt.
Tegen vrienden zei hij: “Waar doet zij het nog voor, die lange avonden in Brussel, dat voortdurend gejakker, dat heen en weer geloop? Waarom houdt ze er niet gewoon mee op? Ze is 45, ze kan toch stoppen, we hebben het geld niet nodig. Ze maakt ons huwelijk kapot."
Sabine verweet hem dat hij door al dat drinken en uitgaan zijn notarispraktijk naar de haaien hielp. In haar ogen was hij een verliezer. Louis was inmiddels tweeënvijftig. Sabine een vitale veertiger. Hij kon haar niet meer volgen. Het onzekere vrouwtje met wie hij in 1973 was getrouwd, was directeur-generaal van Onderwijs geworden.
Ze steunden elkaar nog wel als het er echt op aankwam. Louis was heel trots toen zij als directeur-generaal werd aangesteld. Zo trots dat hij het hele huis volstouwde met rode rozen en witte lelies.
En Sabine was ziedend toen hij door de Orde van Notarissen op de vingers werd getikt omdat hij dronk. De halve magistratuur van Kortrijk had zitten wachten op een geschikte gelegenheid om de lastpost Louis Vanthuyne te treffen. De gelegenheid deed zich voor toen hij bij de Orde ging protesteren omdat een andere notaris hem een belangrijke opdracht had afgesnoept. Hij was bedronken aangekomen op het Bureau der Notarissen en had zowat iedereen uitgescholden voor “des incompétents et des bureaucrates”.
Louis walgde meer dan ooit van zijn werk en van zijn collega’s. Hij teerde nog op de zogenaamde lopende zaken. Begin 1990 verkocht hij zijn praktijk.
1989 was het jaar waarin hun huwelijk echt op de klippen liep. Vanaf dit jaar speelden zich de echtelijke drama’s af.
Defleur was de enige van de Amaryllis-groep met wie ze nog contact had. Sabine belde hem op. Normaliter was het Pierre die het initiatief nam.
“Kom je eens langs, Pierre?”
Defleur was verzekeringsmakelaar. Toen hij op Burghgraeveveld aankwam, was Louis daar ook. Hij had te veel op.
“Hoe kon ik ooit op hem verliefd worden, Pierre? Zie hem daar zitten: afgetakeld, uitgeteld.”
Louis gaf geen krimp. Hij reageerde nooit als ze tegen hem uitvloog. Dat maakte haar nog woester. Pierre zat er gegeneerd bij. Toen Louis naar boven was gestrompeld, vertelde zij over al haar problemen. Ze weende en vertrouwde Pierre toe dat ze nog dikwijls terugdacht aan vroeger. Over Dekunst en Deforge repte ze met geen woord.
Pierre vernam dat ze meestal ruzieden over financiële kwesties. Louis had indertijd Burghgraeveveld op de naam van zijn vrouw laten schrijven. De andere huizen van François Vanthuyne en Marie l’Escaut had hij moeten verkopen. Sabine maakte daar dankbaar gebruik van om hem te vernederen. Ze schold hem uit voor berooide notaris.
Pierre vond dat zij te ver ging: “Als je geen respect meer voor elkaar kunt opbrengen, is de relatie definitief kapot. Is het dat wat je wilt, Sabine?”
“Als ik het wil, staat hij morgen op straat!”
Wat hun vrienden altijd opviel, was dat ze elkaar spaarden in hun respectieve amoureuze avontuurtjes. Daarover slingerden ze elkaar zelden of nooit verwijten toe. Toch niet als anderen het konden horen.
Louis Vanthuyne had vrienden die hem door dik en dun verdedigden en die de schuld van zijn mislukt huwelijk in Sabines schoenen schoven. Er was iets voor te zeggen als je maar één klok hoorde. Sabine was nooit thuis, ze liet de opvoeding van haar zoon aan een gouvernante over en ze was ontrouw.
Rechter André Devis was één van die vrienden van Louis. Ze kenden elkaar via het zakencircuit en Devis was ook een paardenliefhebber. Bij Louis had hij een paard gekocht die hij achter zijn villa in Huise liet lopen. Het dier werd nooit bereden, maar Devis vond het best gezellig in een sjees door het dorp te rijden. De rechter had een slecht huwelijk, maar bleef bij zijn vrouw “om haar te treiteren”.
Louis en hij gingen vaak samen op stap tot in de vroege uurtjes. Vanthuyne had veel steun aan Devis die sterke argumenten aanbracht om de vrouwen aan de haard te houden.
“Aan de stoof binden,” zei hij.
Hij wekte bij Louis een sterk anti-feministisch gevoel op.
“Wie zijn vrouw graag ziet, spaart de roede niet.”
Devis paste die stelregel echter ook in de praktijk toe, Louis niet.
Op een zaterdagmiddag liep Sabine bij meester Ryckoort aan. Ze kenden elkaar, maar je kon niet beweren dat ze elkaar vaak frequenteerden, dat ze vrienden waren. Ryckoort was een schoolvriend van Louis.
Ze was in alle staten.
Ze brieste: “Nu is het afgelopen, gedaan, finito! Ik vraag de echtscheiding aan. Jij moet ervoor zorgen dat hij alles verliest.”
“Moet het echt op deze manier, Sabine? Laten we eens rustig praten.”
Zij had daar geen oren naar en sloeg de deur hard achter zich dicht.
Ze trok naar een tea-room in Het Pand, wat ze anders nooit deed, en bestelde er koffie met gebak en toen de juffrouw eraan kwam, bestelde ze meteen een coupe ijs met aardbeien en slagroom.
Ryckoort vernam later van Louis dat ze de dag voordien klappen van hem had gekregen. Ze had hem zodanig getreiterd dat hij haar een flinke duw had gegeven. Ze was tegen een kast gevallen en haar rechterarm zag blauw. Louis zat ermee verveeld. Voor één keer had hij zich niet kunnen beheersen.
Henk Ryckoort belde Du Tertre in Brussel op en zei haar: “Indien je echt werk maakt van die echtscheiding, gaat Louis om zeep, hij drinkt zich dood.”
Het werd Louis Vanthuyne allemaal te veel. Hij kon het niet meer aan. Kort nadien probeerde hij zelfmoord te plegen. Hij had een grote dosis Rohypnol ingenomen en zo stevig gedronken dat hij uit zijn bed was gevallen. Bewusteloos. Gelukkig had Alexander de plof gehoord. Hij belde de huisarts. Louis werd in allerijl naar het ziekenhuis gevoerd, waar ze zijn maag leegpompten. Het was op het nippertje.
Sabine is daar toen vreselijk van geschrokken. Ze zag in dat ze elkaar aan het vernietigen waren. Zo walgelijk destructief ging het er tussen hen aan toe. Door de zelfmoordpoging van Louis stonden ze ineens weer met hun beide voeten op de grond. Er moest iets veranderen. Louis ging bij zijn moeder wonen en Sabine bleef op Burghgraeveveld. Toen de gemoederen ietwat waren bedaard, keerde Louis na een maand terug.
Louis Vanthuyne was een vermoeide, oude man geworden. Zijn ziel was verbitterd, zijn hart versteend. Op zijn lippen verscheen vaak een onverschillige, uitdrukkingsloze grijns. Meer dan ooit was hij te vinden bij zijn paarden. Als alles hem hoog zat, ging hij naar de stal, haalde zijn favoriete paard uit de box, maakte de sjees vast en reed van Bellegembos naar Saint Léger.
Sabine bleef wanhopig haar oude idealen najagen. Het echte leven had haar hooggespannen verwachtingen niet ingelost. Louis had haar ontgoocheld. Met Dekunst was de relatie aan het doodbloeden. Deforge zag ze graag maar de angst voor een slechte afloop knaagde. Haar schrijverscarrière was nooit van de grond gekomen en op Onderwijs was het elke dag knokken. Door haar contacten met Jitschak Horovitz ontdekte ze opnieuw een van haar vroegere passies: juwelen.
Aan Deforge vroeg zij in die tijd: “Peter, hoeveel van de zeven schoonheden bezit ik? Ik heb geen kuiltje in de wangen, wel een tache de beauté, sproetjes, amandelvormige ogen.”
Peter zei haar diplomatisch: “Je bent een juweel van een vrouw!”
21
De laatste tijd had Louis Vanthuyne zich weer beter in de hand. Hij koesterde zich in de nestwarmte van de loge, en voelde zich voor het eerst weer aanvaard, opgenomen in een groep. Als hij om zich heen keek, was het uitzicht minder desolaat. De parasieten die jarenlang gebruik hadden gemaakt van zijn eenzaamheid en zijn drankvoorraad, schudde hij nu van zich af. In hun plaats kwamen nieuwe, betere huisvrienden.
Sabine bracht normaal enkel de weekends door op Burghgraeveveld. Maar in de tweede helft van 1991 was ze er steeds vaker, ook tijdens de week. Louis en zij leerden opnieuw met elkaar omgaan. Ze probeerden elkaar gunstig te stemmen.
Op een dag ging Louis uit rijden met Devis. Ze kwamen in Sint-Idesbald en reden stapvoets door de artiestenwijk, een villawijk achter de Strandlaan, op een boogscheut van de zee. Louis kende die locatie niet en was erg ingenomen met het uitzicht, de rust die er heerste, de authenticiteit, de mooie villa’s.
“Hier zou ik graag een pied-à-terre hebben. Sabine zou dit zeker ook willen.”
Zijn vriend durfde eraan twijfelen.
“Ze is toch te zeer ingenomen met zichzelf om een voorstel van jou te aanvaarden.”
Ze gingen een weddenschap aan. Louis won.
“Ach, dat zou leuk zijn”, riep Sabine uit toen hij met het idee op de proppen kwam.
Nog diezelfde week trokken zij op prospectietocht. Het was lang geleden dat zij samen op stap waren gegaan.
Ook Sabine zocht toenadering. Op Onderwijs moest een nieuwe inspecteur economie worden aangesteld. De procedure bij zo’n aanstelling was strikt in regels vastgelegd: een selectiecommissie nam een schriftelijke en mondelinge proef af van de kandidaten en droeg aan de minister de eerste twee voor. Normaliter koos de minister voor de eerste voorgedragen kandidaat. Pierre Hoefslag vroeg aan Sabine of haar man niet in de examencommissie wilde zetelen. Hij was toch jurist.
“De minister zal zijn kandidatuur wel goedkeuren. Hij heeft reeds tweemaal een kandidaat geweigerd omdat we tot geen paritaire verdeling kwamen. Uw man is toch vrijzinnig?”
Toen Sabine aan Louis meedeelde dat hij deel zou uitmaken van de selectiecommissie, was hij in de wolken. Het was alsof zijn leven ineens weer zin had: hij was weer iemand. Sabine haalde hem uit de impasse waarin hij na het opgeven van zijn notarispraktijk was terechtgekomen.
@
Louis wilde haar dan ook een speciaal geschenk geven. Hij vroeg aan Cello Raepzaad om een portret van haar te maken. Een naaktportret. Sabine aarzelde. Louis drong aan en Sabine gaf uiteindelijk toe: haar eigenliefde won het van haar schroom.
“Vandaag is het zover,” zuchtte zij.
Die morgen had zij dat vreemde gevoel in haar buik dat haar ook overviel toen zij examens moest afleggen. Die ellendige stresstoestand uit haar studententijd had zij nooit van zich kunnen afzetten. Cello Raepzaad belde om haar aan de afspraak te herinneren. Ze had nog vlug haar benen geëpileerd en haar lichaam uitgebreid geïnspecteerd op ongepaste haartjes.
“Is mijn buik niet te rond en zijn mijn benen niet te dik?” vroeg ze aan Cello.
De schilder sloot de deur van zijn atelier. Hij hield er altijd rekening mee dat wie poseerde zich letterlijk en figuurlijk helemaal bloot gaf en zich in een heel kwetsbare positie bevond. Sabine kleedde zich achter een scherm uit.
Terwijl hij zijn gereedschap een laatste keer schikte, vroeg Sabine hem: “Ga jij actief op zoek naar modellen?”
“Mijn telefoonnummer circuleert in het kunstwereldje, wie wil poseren, kan mij bellen.”
De eerste sessie duurde drie uur. Dat was keihard. Sabine voelde overal pijn. Raepzaad vroeg haar nochtans om de tien minuten een nieuwe pose aan te nemen. Fysiek was dat minder vermoeiend, maar op creatief vlak stelde dat aan de schilder wel hogere eisen. Op die manier kon zijn model echter zichzelf blijven en een natuurlijke en niet-geposeerde houding aannemen.
Het viel Cello Raepzaad op hoe Sabine een natuurlijke uitstraling bezat, ze was niet popperig en daardoor ook niet snel banaal. Haar lichaam had bijzonder vloeiende lijnen en haar gelaat beantwoordde bijna perfect aan de klassieke normen: voorhoofd, ogen-neus, mond-kin waren gelijk verdeeld.
Na zes sessies, gespreid over een tweetal maand groeide er tussen Cello Raepzaad en Sabine een intimiteit, een soort van speciale, geprivilegieerde relatie.
Sabine du Tertre kon zich bij hem ontspannen. Ze had het volste vertrouwen in de schilder. Tijdens de derde sessie overkwam het haar zelfs dat Cello Raepzaad haar vroeg een andere pose aan te nemen en dat ze het niet eens had gehoord. Soms maakte ze boodschappenlijstjes op of regelde ze haar huishouden.
Nog vóór het portret af was, hadden Louis en Sabine een kleine discussie over de plaats waar het zou worden opgehangen. Louis koos voor de woonkamer. Sabine voor de werkkamer van Louis. Of als compromis voor de slaapkamer. Louis zou de knoop niet meer kunnen doorhakken.
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten