16
Peter Deforge was op het kabinet de rechterarm van adviseur Jacques Brusselmans. Ze werden vrienden, hoewel Brusselmans daar weinig vrienden telde. Hij was een beetje arrogant, eigenwijs, machtsgeil, niet zo mededeelzaam. Hij had een hekel aan bureauwerk en vertoefde liever in het gezelschap van de top. Maar dat stoorde Deforge niet: het gaf hem de mogelijkheid de zaken op het kabinet naar zijn hand te zetten en de stress van zich af te houden. Hij heerste zonder veel machtsvertoon en kon bijzonder goed opschieten met Lynn Vanhove, de secretaresse van de cel secundair, met wie hij een soort “geheim” pact had gesloten. Hun prima verstandhouding maakte beiden ook immuun voor de kabinetschef en zijn secretaresse die te pas en te onpas moord en brand schreeuwden om onbelangrijke dingen: de tekst van een ministeriële speech die een halve dag over de deadline was, de vervanging van de minister op een onbelangrijke schoolactiviteit ergens in een uithoek van Vlaanderen, een tikfout in een brief of in de naam van de bestemmeling, een kopie van minder goede kwaliteit in een dossier. Ook Brusselmans kon via zijn GSM, van op een of andere school in Brussel, paniek zaaien voor een dossier dat hij niet meer vond, of voor een brief die hij nog moest schrijven. Voor Deforge en Vanhove was het meestal onbegonnen werk om het dossier te vinden in zijn bureau dat er altijd uitzag als na een nachtelijke veldslag op leven en dood: overal papier, tijdschriften, dossiers, overvolle en omgevallen papiermandjes, drie lege kopjes koffie, kruimels. Lynn Vanhove zei dan door de telefoon dat zij hem niet kon verstaan en dat ze op hem zou wachten.
Ook Sabine du Tertre kende die hectische toestanden op de cel secundair. Brusselmans was een verstrooide professor, een sloddervos op het werk, in zijn bureau, in zijn wagen, maar altijd netjes gekleed, in zwart pak of met een alcantara jasje aan. Hij was een vlotte onderhandelaar en bovendien een knappe verschijning die de kunst verstond de vrouwen te charmeren. Cool en altijd het juiste woord op het goede moment.
Peter Deforge was directeur van een middenschool in Midden-West-Vlaanderen. Toen hij door Vanderweyden werd gepolst om op zijn kabinet te komen werken, aarzelde hij geen ogenblik. Deforge was uitgekeken op het ambt van directeur, maar vooral de slechte verstandhouding met zijn collega van de bovenbouw gaf de doorslag. Beiden lieten het nooit tot een open conflict komen, maar op personeelsvergaderingen was de spanning soms te snijden. Deforge speelde graag cavalier seul en met succes. Dit wekte de afgunst op bij zijn collega. Deforge had de middenschool nieuw leven ingeblazen en die nieuwe spirit vertaalde zich ook in leerlingenwinst.
Toch was hij opgelucht met het voorstel van de minister: een nieuwe uitdaging, die had hij nodig. In zijn carrière had hij meermaals de kans gekregen om een nieuwe uitdaging aan te gaan.
Deforge was ook literair actief geweest. Vooraleer hij directeur werd, had hij het druk met schrijven, uitgeven, organiseren. In die periode had de Antwerpse uitgeverij Paradox Pers een bloemlezing van zijn gedichten gepubliceerd, onder de titel Memoires.
Nu werkte hij stiekem aan een roman die zich afspeelde in de wereld van het onderwijs. Voor zijn debuut had hij gekozen voor bekend terrein. Het boek bood hem de kans om zijn frustraties de vrije loop te laten en zijn gal te spuwen over toestanden die hem niet zinden. Sabine du Tertre was de enige aan wie hij het verloop ervan vertelde, voorzichtig, niet veel onthullend, de grote lijnen.
De laatste tijd gebeurde het vaker dat zij verwonderd uitriep: “Maar Peter, je schrijft over mij, over ons, over mijn baas!”
Maar ze voegde er gehaast bij: “Je moet ermee doorgaan en mij alles vertellen.”
Toen ze bij “La Bergerie” in de korte Beenhouwersstraat, aan het dineren waren, - een oude koopmanshal uit de 16de eeuw, - vroeg ze hem: “Wie is die man die op het hoofdpersonage verliefd wordt?”
Wist zij het niet? Of deed zij alsof? Deforge zei a en verzweeg b. Zo bleef hij haar enkele bladzijden voor in het verhaal.
“Ben jij op mij verliefd?” vroeg ze ineens.
Deforge schrok, kleurde rood en antwoordde niet. Had zij het dan toch gesnapt?
“Ik heb jou ook graag, Peter.”
“Hoe graag?” vroeg Deforge die zich had herpakt. Daarop had zij hem een zoen op de mond gegeven. Het gesprek viel stil. Beiden probeerden het opnieuw op gang te krijgen, maar het lukte niet. Het was tijd om op te stappen. Het viel Deforge op dat Sabine in de Nieuwstraat een paar keer halt hield aan een juwelierszaak.
Het duurde twee weken vooraleer zij hem opbelde. Hij had haar sindsdien gemeden en hij vermoedde dat zij dit ook had gedaan.
“Ik ken een gezellig restaurantje in Leuven,” zei ze in de auto, “waar we niet gestoord zullen worden. Moet je vanmiddag terug naar het kabinet? Roep je secretaresse op en zeg haar dat ze jou op de GSM moet bellen wanneer het echt nodig is om terug te keren.”
Deforge verwittigde Lynn vanuit de wagen van Du Tertre.
Sabine reed het “Ramberghof” binnen. Op zonnige dagen is het er vechten om een terrastafeltje, in de prachtige, Engelse tuin.
“Maar ook ’s winters is het hier goed tafelen. Als je in de Orangerie zit, is het net of je in een besneeuwde tuin tafelt. Heerlijk is dat,” zei ze.
Deforge dacht aan Dekunst en haar. Zou zij hem meenemen naar een restaurant dat zij ook bezocht met Dekunst? Hij geloofde het niet. Zij kwam hier misschien met andere vrienden. Of met haar man.
Zaakvoerder Jo Mertens vertelde hun dat er in dit statige huis ooit zustertjes hadden gewoond en dat het later bewoond werd door de familie Eyskens tot vader Gaston overleed. Mertens had het pand aangekocht en grondig onder handen genomen. De zaak was pas open mei 1990.
De lunch verliep echt gemoedelijk. Soms nam hij haar hand en streelde haar palm met de toppen van zijn vingers. Ze trok haar hand niet terug.
“Peter, je beseft toch dat het vreselijk kan tegenvallen als je de eerste keer met iemand op kamer gaat? Zul je hierop voorbereid zijn? En wat zul je mij dan zeggen? En aan de collega’s? Dat je mij in bed hebt gekregen en dat Dekunst mij per omgaande kan terugkrijgen?” Deforge slikte en keek naar buiten, zocht naar het juiste antwoord en vond slechts: “Ja, ik weet dat die kans erin zit, maar ik voel niets voor een slippertje, ik wil een vaste relatie met jou.”
Zij glimlachte.
“Wil je nu op kamer?” vroeg hij.
“Moet je niet terug naar je bureau? Zal jouw baas geen verklaring eisen? Jij beslist Peter,” zei ze.
Ze dronken nog een pousse-café en reden terug. In de wagen werd bijna geen woord gesproken. Zij nam zijn linkerhand en legde die tussen haar warme dijen. Toen hij te dicht bij haar slipje kwam, duwde ze zijn hand weg.
17
Dirk Uytdezwee laat op zich wachten. De vertegenwoordiger van het socialistisch onderwijssyndicaat komt net de zaal binnen als Du Tertre haar uiteenzetting is begonnen over het voorstel tot benoemingsstop.
De minister overweegt tijdelijk een beperking van de benoemingsmogelijkheden op te leggen om het debat over de hervormingen in het secundair onderwijs niet te hypothekeren. Voor Vanderweyden zal dat in de kortste keren kunnen worden uitgevaardigd, maar Dekunst en Du Tertre zijn realistischer. Eerst met de vakbonden van gedachten wisselen over nieuwe samenwerkingsverbanden, over reductie van studierichtingen, over decentralisatie en responsabilisering.
Uit de eerste gesprekken blijkt dat het aftasten van elkaar een hele tijd in beslag zal nemen. Daar de minister al een paar keer hard is uitgevlogen tegen enkele vertegenwoordigers, hebben Dekunst, Du Tertre en Brusselmans hem ervan kunnen overtuigen tijdelijk van de onderhandelingstafel weg te blijven.
Een benoemingsstop is voor de vakbonden onaanvaardbaar.
Uytdezwee die klaarblijkelijk heeft gedronken, valt uit en roept: “Is de minister een socialist? Ik voel niets dan plaatsvervangende schaamte voor iemand die zich zo weinig gelegen laat aan de werkverschaffing van de mensen. Zo iemand kan geen socialist zijn!”
Even is het heel stil.
Dekunst neemt het woord en zegt kalm: “Meneer Uytdezwee, we zijn hier niet om aan politiek te doen, of om te scoren bij onze achterban, - die hoort ons toch niet -, we zijn hier om een opbouwend gesprek te voeren over het onderwijs, met de bedoeling de hervormingen die in het regeerakkoord zijn ingeschreven, in goede banen te leiden.”
Uytdezwee is in alle staten en roept dat Dekunst al te lang voor minister heeft gespeeld en dat het tijd wordt dat de administratie wordt gedepolitiseerd.
Du Tertre zegt binnensmonds maar goed hoorbaar aan Uytdezwee: “De beide directeurs-generaal, die in functie en die in opdracht van het kabinet, zijn socialisten, kameraad.”
Iedereen lacht. Uytdezwee krijgt een schouderklopje van zijn collega Cyr Bootman en zwijgt. Du Tertre kan haar toelichting voortzetten.
Deforge neemt geen deel aan die onderhandelingen en het stoort hem niet. Hij werkt liever zijn dossiers af en schrijft de toespraken. Lynn Vanhove weet dat hij ook aan een roman werkt.
“Een thriller,” heeft zij aan haar vriendin in het bureau ernaast verklapt en die is benieuwd naar de inhoud. Deforge zegt iets van “over mensen die hier werken”. “Ik kom er toch ook in voor?” vraagt ze.
“Komaan zeg, Peter, ik verdien het! Lynn en ik mogen in je boek niet ontbreken. Ik sta erop!”
Ze heet Anita Delchambre, een knappe blondine en een echte praatvaar. Deforge vindt haar een bijdehante juffrouw die goed voor haarzelf kan opkomen, assertief en handig in het bedenken van scenario’s en uitwijkpistes. Deforge gaat geregeld met haar eten op de –1 of in een sandwichbar in de Koningsstraat. Zij vindt bij hem een luisterend oor.
@
“Het geluk moet je altijd een handje helpen,” zegt Sabine.
Ze drukt haar rechterwijsvinger tegen haar mond en kijkt in de richting van de chauffeur.
Ze legt een drietal parafeermappen “signature” op haar schoot, begint de nota’s te lezen en de bijbehorende brieven te ondertekenen. Peter Deforge zwijgt. De chauffeur van de secretaris-generaal heeft de opdracht Du Tertre en Deforge naar Montdorf-les-Bains te brengen. Daar vindt een driedaags congres plaats over “Kwaliteitsmeting in het onderwijs”, een initiatief van de OESO. Alle lidstaten zijn op het congres uitgenodigd. Dekunst zal zich op de slotdag bij hen voegen: hij moet één van de slottoespraken houden. Het laatste woord is voor zijn collega van het gastland. Brusselmans mag van zijn kabinetschef het huis niet uit, omdat Pervijze vreest dat hij in de problemen zou kunnen komen met zijn minister. Karel Pervijze is de draad van het onderwijsverhaal al enkele maanden kwijt. Hij volgt de onderhandelingen niet meer op de voet en laat het denkwerk - maar ook de opvang van de stoten - over aan Brusselmans. Hij blijft echter een kommaneuker, een angsthaasje en een slaafje van zijn baas die al lang doorheeft dat Pervijze geen groot licht is. Brusselmans blijft thuis en Deforge moet gaan. Normaliter zou Peter hard protesteren, maar wanneer hij hoort dat Sabine Du Terte meegaat in plaats van Dekunst, houdt hij zijn protest niet lang vol. Om geen argwaan te wekken vraagt hij Pervijze en Brusselmans een dag compensatie. Hij krijgt zijn dag en Lynn Vanhove kan haar bewondering voor zoveel lef en cinema nauwelijks verbergen. Zij is echter niet op de hoogte van zijn relatie met de directeur-generaal. Of toch?
Sabine geeft Deforge een zacht duwtje in de zij en vraagt hem: “Peter, heb jij het programma reeds doorgenomen? Ik zou toch graag hebben dat we alles kunnen volgen, desnoods schrijven we ons afzonderlijk in voor een werkgroep. Wat denk je?”
Ze knipoogt, buigt zich voorover om een grote witte enveloppe uit haar zwart leren boekentasje op te diepen en geeft ze aan Deforge.
“Wil jij eens de werkgroepen tellen. Misschien kun je de belangrijke en de minder belangrijke verschillend aanstippen.”
“Marcel, jij komt vanavond nog naar Brussel terug? Denk erom dat ik jou mijn dossiers meegeef.”
Op het congres worden drie scenario’s voor kwaliteitsmeting onderscheiden. Het eerste is het “strikt nationale” systeem, het tweede is het “nationaal gediversifieerd” systeem en het derde scenario is het “twee-lagen”-systeem dat een combinatie is van de twee. De secretaris-generaal Dekunst zal in zijn toespraak enkele parameters voor onderwijskwaliteit toelichten, meer bepaald de voorlopige resultaten van de UIA die een analyse-instrument voor schooleffectiviteit aan het ontwikkelen is.
Tussen Brussel en Bastogne denkt Peter Deforge aan zijn jeugd, aan de vele keren dat hij met zijn ouders in Montdorf-les-Bains verbleef. Een charmant stadje in het zuidoosten van het Groothertogdom Luxemburg. Beschermd tegen de wind heeft dit kuurcentrum een bijzonder prettig en mild klimaat. In het kuuroord volgde zijn moeder om de drie jaar een therapie tegen reumatische aandoeningen. Deforge herinnerde zich ook de boottochtjes die ze vanuit Remich maakten op de Moezel.
Het secretariaat van Sabine du Tertre heeft twee kamers geboekt in “Hotel du Grand Chef”, een 4-sterrenhotel rechtover het kuuroord. Het ligt in een groene omgeving, midden in een park met weelderige bomen, planten, kleurige bloembedden en mooie gazons. Op 800 m ervandaan bevindt zich het enige casino in het Groothertogdom. Het hotel wordt ook druk bezocht door golfliefhebbers. Een golfterrein ligt op 9 km.
Omstreeks 10 uur komen ze aan in Bastogne. Sabine gebiedt de chauffeur te stoppen op het plein met de tank. Met hun drieën gaan ze een koffie drinken in één van de vele cafeetjes op de markt. Marcel, klein, mollig, die om de haverklap van look verandert, vertelt een paar aangebrande moppen. Hij is al vele jaren de chauffeur van de secretaris-generaal en hij kan zich veel veroorloven. Hij heeft zijn haar kort laten knippen en verven. In het strogeel.
De congresgangers worden om halftwaalf in het hotel verwacht en een eerste lunch wordt hun geserveerd om 12.30 u. De kamers van Du Tertre en Deforge bevinden zich recht tegenover elkaar op de eerste verdieping. Sabine heeft uitzicht op het park. Ze spreken met elkaar af in de bar van het hotel. Sabine verschijnt in een lange zwartgrijs gedessineerde japon, met daarboven een zwarte mouwloze chasuble.
“Mooi, beeldig mooi, mevrouw de directeur-generaal.”
Ze lacht het spleetje tussen haar boventanden bloot. “Mooi? Dat is toch relatief, Peter. Het gaat vaak om een millimeter. Een iets wijkende kin, een streepje te kromme neus of te wip, een net andere lijn om de mond en wat zo mooi had kunnen zijn is grondig verpest. Maar je bent toch bedankt voor je complimentje, schat.”
“Schat.”
Het is geleden van hun eerste amoureuze tête-à-tête in Leuven, toen ze hem naar Brussel Centraal terugreed. Toen had ze ook gezegd: “Bel mij, schat.”
Tussen beiden is een groot vertrouwen gegroeid, een compliciteit, maar geen vaste relatie.
Bij de openingszitting van het congres krijgen de deelnemers het programma, met praktische inlichtingen. Zo merkt Du Terte op dat zowel ’s morgens als ’s middags het verslag zal worden bezorgd van de voorbije besprekingen.
“Interessant,” denkt ze.
Ze zoekt oogcontact met Peter op de derde rij en wijst met haar rechterwijsvinger op de laatste bladzijde van het programmaboekje. Sabine zit op de openingszitting vooraan als vertegenwoordiger van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. De Luxemburgse minister van Onderwijs houdt de toespraak. Om halfvijf zit de eerste dag erop.
Sabine belt Dekunst in Antwerpen op. Minister Vanderweyden en zijn secretaris-generaal hebben die donderdag een eerste overleg met het Antwerpse stadsbestuur over de hertekening van het officieel onderwijs. Sabine brengt verslag uit van de eerste vergadering en zegt dat ze hem mist.
Hij antwoordt: “Amuseer je, konijn, zaterdag ben ik om 10 uur stipt bij jou in de bar.”
Peter en Sabine eten die eerste avond in het restaurant “Du Grand Chef”. Op kosten van Onderwijs. Een glaasje Moselle-Perlé, een lichtkoolzuurhoudend wijntje met een heerlijke smaak en vol aroma, pastei op basis van Riesling, rivierkreeftjes, snoek, een fles Riesling “Marque Nationale” en een digestiefje op basis van mirabellen.
Het valt Deforge op dat Sabine ook nu haar bord draait en het merk hardop voorleest: “Manufacture Royale et Impériale de Villeroy & Boch”.
Ze is praatziek en wil van Deforge nu eindelijk eens weten of hij echt een vrijgezel is zoals men op het kabinet beweert.
“Ik ben getrouwd geweest, maar mijn vrouw is verongelukt in een vliegtuigcrash. We waren toen drie jaar samen. Ze was door Ibis naar Tenerife gestuurd om daar het eerste hotel van deze keten op gang te brengen. Dat was haar job als pr-officer. Op de landingsbaan crashte haar vliegtuig. Volgende week zal het dertig jaar geleden zijn.”
“Wat erg. Waarom weet niemand dit? Heb je kinderen?”
“Greta was zwanger.”
Peter drinkt een grote slok wijn en zegt nog: “Ik hield erg veel van haar. Sinds die tijd kon ik geen vaste relatie meer aan. Tot ik jou zag. Ik was op slag verliefd. Maar ik durfde het jou niet zeggen. Ik was bang te worden afgewezen.”
“Hoe zag zij eruit, Peter?”
“Mooi. Ze had lang kastanjebruin haar dat zij graag in een staart droeg, ze had mooie donkere ogen, ze was niet groot, maar slank, tenger.”
Sabine du Tertre voelt een koude rilling over haar heen lopen: Peters beschrijving klopt grotendeels met haar eigen uiterlijk, alleen is zij niet tenger, maar ze is het vroeger geweest als bakvis. Deforge is voor de tweede maal verliefd geworden op zijn eigen vrouw. Du Tertre heeft het moeilijk met die gedachte.
Het gesprek stokt, ze kijken beiden voor zich uit. Kort.
Dan zoeken hun ogen elkaar en Sabine zegt zacht: “Ik hou van je, Peter.”
Hij sluit zijn ogen, zoekt haar hand en kust omzichtig elke vinger. Die nacht blijft hij bij Sabine.
Sabine is een van de mooiste vrouwen die hij ooit ontmoet heeft, geen schoonheid à la Cindy Crawford, maar met een uitstraling die hem in de ban houdt, ze heeft haar kastanjebruin haar losgemaakt, haar zwartbruine ogen als van een Arabisch paard brengen hem van zijn stuk. Hij trekt haar dansend mee door de kamer en Sabine gedraagt zich als een jonge poes. Wanneer Peter haar borsten aanraakt, krijgt zij het warm.
De volgende nacht vertrouwt Sabine het niet meer en stuurt Peter om drie uur naar zijn kamer.
“Wie weet staat Joris nog voor het ontbijt aan mijn deur. Ik wil hem geen pijn doen, hij mag ons niet betrappen, hij is in staat om dwaze dingen te doen.”
In hetzelfde gebouw vindt ook de Europese conferentie van de EMU plaats. Op deze informele Ecofin-vergadering worden vaste wisselkoersen bepaald waartegen de valuta van de deelnemende landen onderling worden vastgeklonken. Praktische afspraken voor de landen die zich voorbereiden op de euro. De ministers van Financiën zijn in Montdorf-les-Bains ook overeengekomen een gedragscode op te stellen om fiscale concurrentie tegen te gaan.
Sabine en Peter zitten in de vooravond op het hoekterrasje aan de fontein bij de ingang van het kuuroord. Ze luisteren naar een grijzend vivant heertje dat kettingrookt en aan een belendend tafeltje een technisch gesprek voert met enkele jongere collega’s.
Wanneer hij hoort dat Sabine Vlaams praat met haar buur, zegt hij: “‘t Is altijd gezellig Vlamingen te ontmoeten die aan de weg timmeren.”
Zijn opmerking klinkt ernstig, maar zijn ogen verraden spot. Vlamingen ontmoeten op een steenworp van thuis is anders niet zo relevant, denkt Sabine, en zij glimlacht.
Twee tafeltjes verder op zit zijn federale minister van Financiën. Sabine kent die alleen uit de media. Blijkbaar een vriendelijke man, met dun wit haar, witte slapen, een beetje uitdrukkingsloos gezicht, albinotrekjes, maar een competente minister die zijn dossiers goed kent. Sabine kan niet uitmaken of het drukdoende heertje voor de minister van enig belang is. Zeker is dat hij grote woorden gebruikt, stoer aan zijn sigaret zuigt en zelfbewust door zijn brilletje kijkt. Mensen mag je niet op hun uiterlijk beoordelen, zei haar vader altijd.
Sabine glimlacht hem toe en zegt dat zij nooit veel wijzer wordt van cijfers en procenten en zich liever met onderwijs ledig houdt. Wanneer ze dit zegt, dringt het tot haar door dat procenten in het onderwijs ongemeen belangrijk kunnen zijn. Dat overkomt je als je met een oneliner een gesprek wilt afsluiten.
De kabinetsmedewerker heeft het niet eens gehoord, of stoort er zich niet aan. Hij vraagt haar wat zij op Onderwijs doet.
“Bent u kabinetsmedewerker, mevrouw, of werkt u op de administratie?”
Nadat Peter en Sabine zich hebben geïdentificeerd en handjes geschud, wandelen ze links van de fontein het kuuroord uit op weg naar hun hotel.
De Vlaamse adjunct-kabinetschef van de minister van Financiën kijkt hen met tintelende oogjes na en zegt: "Kabinet en administratie leven in het onderwijs in goede verstandhouding met elkaar, spijtig dat dit bij ons niet kan.”
Hij trekt aan zijn sigaret en zegt aan zijn secretaresse rechts van hem: “On ne badine pas avec l’amour, Leontine.”
Sabine en Peter horen hem lachen, maar kijken niet meer om.
Op de kabinetten lopen veel van die zelfgenoegzame heerschappen - ook dames - die, eens ze van de macht hebben geproefd, het noorden verliezen en hautain, arrogant, betweterig naast hun schoenen lopen. Vaak zijn zij medeverantwoordelijk voor het afspringen van de onderhandelingen. Deforge vond die creaturen, die je ook bij de vakbond aantrof, zielenpoten. Op Onderwijs kende hij er geen, of toch een paar, zijn kabinetschef bijvoorbeeld. Minister Vanderweyden zette die kikkers en padden die zich om de haverklap opbliezen, snel op een kluitje of aan de deur.
Sabine zwijgt. Ze denkt aan Joris die morgen naar het congres komt.
"Sabine, je moet nu toch eens een besluit nemen. Ik word gewaar hoe je je opboeit en zorgen maakt. Is Dekunst het waard dat hij onze relatie ondermijnt?”
Het gebeurt de laatste dagen wel meer dat Peter haar gedachten leest, het is ook niet verwonderlijk: ze is dikwijls afwezig, in zichzelf gekeerd, denkt scenario’s uit om het Joris te zeggen zonder hem pijn te doen. Peter zegt haar telkens: "Scheiden doet meestal lijden, zeker als je je geliefde dreigt te verliezen, maar hoe langer je wacht, hoe pijnlijker het wordt voor Dekunst.”
Sabine weet dat hij gelijk heeft, maar zij houdt ook nog van Joris, niet zo fel als van Peter, maar Dekunst heeft haar veel gegeven: aanzien, zelfvertrouwen, kansen, genegenheid. Hij is voor haar altijd een lieve man geweest, een vader en een minnaar.
In de bar van het hotel zitten een viertal kuurgangers, drie dames en een heer, tussen veertig en vijftig. Ze praten over hun gezondheid, over hun vele kwaaltjes. Ze spreken Frans en komen blijkbaar van over de grens uit Frankrijk. Sabine en Peter gaan in een hoek zitten aan het raam met uitzicht op het park en bestellen een elixirtje. Peter pakt haar stevig vast voor een knuffel en blijft dan zacht en achteloos haar rug strelen. Altijd en overal is hij op zijn hoede.
Dekunst arriveert om halftien. Sabine wacht hem op in de bar van het hotel. Ze geven elkaar een kus en gaan aan een tafeltje zitten. Dekunst bestelt twee koffies. Hij vertelt haar over het overleg met het Antwerps stadsbestuur en over de onhandigheid van de minister die resoluut had voorgesteld enkele kleine scholen te fuseren en anderen te groeperen in samenwerkingsverbanden.
“Eén net,” had hij gezegd, “dan kunnen jullie wedijveren met het vrij onderwijs.”
“Dat was niet het juiste moment. De schepen van Onderwijs had kort daarvoor zijn ongenoegen laten blijken over Deforge die geweigerd zou hebben de rekening te betalen voor de organisatie van de studie- en informatiedag secundair onderwijs.”
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten