Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

30 januari 2008

"Eindterm" (2002) - debuutroman van Thierry Deleu - hoofdstukken 12 en 13 - met toelating van de uitgever

12

Meestal gingen ze in “De Villa” op kamer. De villa lag in Wemmel, weg van de snelweg. Mevrouw kende haar klanten. Ze begroette ze altijd even discreet en vriendelijk.
“Een coupje voor mijnheer en mevrouw? Ik zorg ervoor.”
“Graag een kannetje koffie voor twee.”
Soms wilde Dekunst er ineens naartoe. Meestal reden ze er na een vergadering heen. Daarna ging Dekunst nog eens langs in Brussel, acte de présence.

Toen Sabine haar Alfa achterin de villa stalde, bleek dat zij niet alleen waren. Een BMW type-7 en een Opel Omega stonden naast elkaar geparkeerd. Een joint venture tussen Opel en BMW? Waarom niet? Zo onlogisch was dit niet.
Sabine die het ritueel onder de knie had, ging altijd eerst douchen. Dekunst ging plassen. Gewoonlijk lag hij reeds onder de lakens als zij binnenkwam. Maar nu was zij eerst.
“Joris?”
“Ja.”
“Mag ik je uitkleden?”
Zonder op zijn antwoord te wachten, kwam ze overeind op haar knieën, maakte de knoopjes van zijn hemd los en trok de mouwen over zijn armen. Ze liet het hemd op de grond vallen. Haar vingers raakten luchtig zijn tepels aan.
“Heb je het koud?”
“Neen.”
Hij stak zijn armen naar haar uit.
“Nog niet.”
Haar mond, tong en tanden likten, slurpten, zogen en beten in zijn borst, terwijl haar handen zijn broeksriem losgespten en de rits opentrokken. Zijn broek viel om zijn enkels op de grond en haar handen omsloten zijn ballen.
“Je ballen zijn zo groot," fluisterde zij terwijl haar wang over zijn buik gleed en ze zijn pik met haar mond zocht. Hij voelde haar tanden zacht over zijn gezwollen lid schrapen.
“O.K. Zo is het genoeg,” zei hij.
Haar stem klonk gekwetst.
“Wat is er Joris? Vind je het niet fijn? Doe ik het niet goed?”
“Ik vind het heerlijk.”
Hij lachte.
“Maar als ik die broek niet uittrek val ik op mijn gezicht.”
Het was een echt bed voor de liefde, smal en hard, de enige manier waarop je er samen in kon liggen was in elkaar gepast. Zij ging met haar rug tegen de muur liggen en schoof zijn arm onder haar hoofd terwijl ze zich met haar rug tegen hem aandrukte.
“Makkelijk zo?”
“Mmm."
Hij deed zijn ogen dicht.
“Was het fijn voor je?” vroeg ze fluisterend.
“Het was verrukkelijk.”
Ze zweeg en zei ineens: “Je begint weer stijf te worden. Ik voel het.”
Ze wreef haar billen tegen hem aan.
“Op die manier gaat het niet over,” zei hij.
“Kom in me,” fluisterde ze opgewonden. “Ik wil met jou in mij slapen.”
Ze ging even verliggen en hij glipte naar binnen als een warm mes door de boter.
Zij bleven een poosje rustig liggen.
“Sabine, ik zie jou graag, jij ziet mij graag. Waarop wachten wij om samen te wonen? Waarom blijven we niet bij elkaar?”
“We zijn toch bij elkaar,” fluisterde ze.
“Ja, maar ik bedoel voor altijd. Jij bij mij in Borlo.”
Sabine schrok maar kon zich beheersen. Dit was de eerste keer dat Dekunst haar vroeg om bij hem te komen inwonen.
Ze zweeg.
“Sabine, wat denk je van mijn voorstel?”
“Ik ben moe, Joris. Ik moet daar even over nadenken. Het overvalt mij. Dit bespreken we de volgende keer.”
“Eerlijk?”
“Eerlijk.”


13

Vanaf dan gaat het allemaal snel voor Sabine du Tertre. Razend snel, alsof ze wordt meegesleurd in een draaikolk. En ze vindt het niet eens onaangenaam. Integendeel: ze voelt zich sterk, haast onoverwinnelijk. Ze werkt als bezeten en ze heeft in Joris Dekunst een vaderfiguur gevonden, waaraan ze zich kan optrekken. Zij leeft in een roes.
Eind van de maand vertrekt ze met Joris Dekunst naar de Creuse. Officieel verblijven ze voor vijf dagen in Frans-Vlaanderen om er de situatie van het Nederlands te bestuderen.
De minister kon zich - na lang pramen - verzoenen met een of andere vorm van subsidiëring van cursussen Nederlands of van culturele verenigingen die opkwamen voor het behoud van het “Vlaams”. Vanderweyden was niet zo gevoelig voor de culturele integratie van Vlaanderen en Frans-Vlaanderen. Hij beschouwde dit als inmenging in binnenlandse aangelegenheden. Onder druk van een invloedrijke lobbyclub die nauwe connecties had met Ons Erfdeel had hij toch ingestemd met een onderzoek naar de behoeften. Hieruit bleek dat de taaldiscriminatie in de Westhoek en de anti-Vlaamse geest in Frans-Vlaanderen niet meer expliciet aanwezig waren, maar dat Vlaanderen nog best kon bijdragen tot nieuwe mogelijkheden om taal en cultuur en gevoel van eigenwaarde tot leven te brengen. Deze bezorgdheid wilde Vanderweyden delen met zijn collega van Cultuur.

Dekunst heeft het programma zo geregeld dat zij de derde dag kunnen doorreizen naar de Creuse. Zij blijven twee dagen overnachten in Confolent bij een Vlaamse boer die zich daar in een kwarteeuw tijd rijk heeft geboerd: een domein van 175 ha, met bijna 300 koeien en meer dan 40 paarden. Dekunst heeft dit adres nog gekregen van wijlen minister Vandamme die zich daar graag met zijn vrouw terugtrok. Boer Marc Van Beselaere geeft logies aan toeristen, formule “chambres d’hôtes”.
De Creuse is één van de meest vergeten departementen en één van de regio’s waar het vaakst aan voorbij wordt gereden. Niemand wil daar nog wonen. Kastelen worden er aangeboden voor bijna de helft van de prijs die ze in de Dordogne of Bourgondië zouden opbrengen. De rivieren hebben er diepe dalen, met daartussen hoogvlakten en kleinere berggroepen. De grond is arm en bedekt met bossen en heidevelden waar schapen grazen. Daartussen liggen boekweit- en roggevelden. De Creuse is ook een paardenland.
Van op de glooiing bij de chalet kijken Sabine du Tertre en Joris Dekunst, verblijd en verblind door zoveel schoonheid, naar de boerderij beneden die daar in het late zonlicht als door de hand Gods is neergepoot, met links een grote vijver en in een halve maan eromheen een groen golvend land van paarden en bruine koeien.
Idyllisch, romantisch.
Beiden denken ze hetzelfde: “Een paradijs voor verliefden!”
In die twee dagen bezoeken ze enkele van de vele Romaanse kerkjes in de buurt, met hun prachtige fresco’s. Ze komen in Moutier d’Ahun, Chénérailles, en La Rochette aan de linkeroever van de Creuse. Een idyllisch plekje met een Romaanse kapel waarvan de klokkentoren met houten spanen is bedekt. Voor de ingang staat een stenen altaar, een dolmen, met stenen banken in een kring opgesteld.
“Een ideale plek voor een heksenkring,” zegt Sabine.
Dekunst glimlacht vaderlijk. Sabine geraakt snel in de ban van het mysterieuze. Het onbekende heeft op haar een bevrijdend effect. Wanneer zij het kerkje binnengaat, denkt zij aan een vrijpartij met Piet Tersmidse in La Chapelle-des-Moines. Hij schreef hierover een gedicht waarvan zij zich nog de laatste verzen herinnert.
Stil citeert ze: “… meewarig/ kijkt de Heer op ons neer/ zij trekt haar jurk boven de dijen/ ik strooi mijn zaad in een lege/ hemel de val der engelen”.

Aan haar huishoudster vertrouwt ze toe: “Ik beleefde de gelukkigste dagen van mijn leven.”
Ook aan Truus Deseure verklapt ze haar avontuur met Dekunst. Een riskante bekentenis, maar Truus en Sabine zijn als twee zussen. Ze hebben ook veel geheimpjes samen. Deseure is een paar keer met Brusselmans op kamer geweest. En als je weet dat zij bij hem thuis nog de babysit van zijn zoon is geweest, dan zijn die slippertjes een beetje pervers.
In de Creuse hebben Dekunst en Sabine ook veel gepraat. Het geeft Dekunst zelfs hoop dat zij ooit bij hem zal komen wonen.
“Ik wil dat je weet wie ik ben,” heeft ze hem gezegd. “In mijn werk kom ik zelfzeker over, maar ik ben dit veel minder in een relatie.”
Het bevalt haar dat hij een fijnproever is en een non-fumeur. Ze heeft een misprijzen opgebouwd voor veelvraten, drinkers en rokers.
Wanneer zij die avond afscheid nemen, zegt ze: “Joris, je weet dat ik een perfectionist ben. Ook van mijn partner verwacht ik de perfectie. Ben jij volmaakt?”
Wanneer ze thuiskomt, neemt ze Alexander in haar armen en geeft Louis een zoen op de mond. Ondanks haar relatie met Dekunst blijft ze ook van Louis Vanthuyne houden.

Geen opmerkingen: