10
In die korte tweede kabinetsperiode speelde Sabine du Tertre een glansrol. Ze werd de meest bekende medewerker van de minister. Overal dook zij naast hem op, bij de top van de administraties, bij de Franstalige onderhandelaars, bij de eerste minister, bij de apparatsjik, bij de kopstukken van de drie grootste netten: het vrije net en de twee officiële.
De CVP-er Dekunst verdedigde haar bij zijn achterban, de minister vertrouwde haar voor de volle 100% en de vakbonden loofden haar technisch inzicht en de wijze waarop zij gevoelig bleek voor de inzetbaarheid en de verloning van het personeel. Alleen de inrichtende macht van het katholiek onderwijs betoonde enige reserve: Vantorhout vergat haar socialistische afkomst niet en was beducht voor haar vrijzinnigheid. Het gerucht liep in het Kortrijkse dat zij een maçon was. Toen Vantorhout dat aan Dekunst vertelde, bulderde die van het lachen om zoveel onzin. Hij bestreed heftig deze onkuise gedachte en verzekerde met de hand op het hart dat Sabine du Tertre het katholiek onderwijs een bijzonder warm hart toedroeg, maar dat ze dit niet altijd kon laten blijken.
Ongeveer in dezelfde periode kreeg Sabine du Tertre, directeur secundair op het onderwijsdepartement, drie aanbiedingen.
De Kortrijkse SP bood haar een verkiesbare plaats aan op de lijst bij de eerstvolgende kamerverkiezingen. Na enig familieberaad vond zij de politiek al te onvoorspelbaar. Ze liet de SP weten dat ze zich geen kandidaat zou stellen. Ze had het idee een paar keer geopperd in het bijzijn van vakbondsmensen die zelf politiek actief waren, en die hadden dat idee – nadat ze van de verbazing waren bekomen – ter sprake gebracht op het partijbestuur.
“Je zult het dan wel over een andere boeg moeten gooien,” hadden ze nog gezegd.
Indien ze het echt wilde maken in de politiek, kon ze niet langer wegblijven op de mosselsoupers en de bals die her en der werden georganiseerd. Aanwezigheidspolitiek, zich overal laten zien, dat was volgens hen veruit het belangrijkste dat een aspirant-politica te doen stond.
Sabine du Tertre zag liever van een politieke carrière af dan zich tot zo’n soort activiteiten te verlagen. Handen schudden, schouderklopjes geven, bekers uitreiken, vriendelijk lachen naar wie dan ook. “Wie ook” is een kiezer en kiezers gaan stemmen. Ze had een gloeiende hekel aan dit soort bedoening. Vooral machogedrag stoorde haar mateloos, zij wilde enkel omgaan met “fijnbesnaarde exemplaren” van het politieke personeel. Neen, aan een plaats op de lijst in die omstandigheden had zij geen nood. Ze noemde de lokale politici “sociale prostitués”.
In die periode was er aan de School voor Sociale en Paramedische Beroepen in Kortrijk een vacature, waarvoor Sabine in aanmerking kwam. Het ging om een beperkte leergang Recht. Directeur Lander Deweer en Sabine voerden verkennende gesprekken, met het oog op de opvolging van de titularis die vrij schielijk aan kanker was overleden. Sabine was aanvankelijk sterk geïnteresseerd, daar zij die lesopdracht gemakkelijk zou kunnen inpassen in haar hoofdberoep. Maar haar enthousiasme bekoelde snel, toen bleek dat de tegenkandidaat een protégé was van de Kortrijkse SP en bovendien een logebroeder. Ook directeur Deweer vond het maar beter dat Sabine zich discreet terugtrok. Hij voegde er wijselijk niet aan toe dat hij zelf in de nesten zou zitten indien hij de tegenkandidaat niet zou steunen. Sabine du Tertre had ook gehoord dat Deweer zich soms abusievelijk voor vrijmetselaar liet doorgaan.
Restte het voorstel van minister Vanderweyden. Maar Sabine aarzelde. Tot zij de formele belofte kreeg dat zij op 1 januari 1989 terug naar de administratie kon om er afdelingshoofd secundair-scholen te worden.
Sommige van haar collega’s zagen in het onderwijskabinet de baarlijke duivel zelf. Daar werken betekende voor hen ronduit een vorm van verraad. Lang niet iedereen op het kabinet - en zeker de kabinetschef en adviseur Brusselmans niet - was gecharmeerd door de geste van Vanderweyden. Dat hij uitgerekend op haar een beroep deed! Zij kenden Du Tertre als een eigenzinnige vrouw die zich graag onafhankelijk opstelde en alle vormen van horigheid verafschuwde. Op de onderwijsadministratie werd gevreesd dat ze vanuit het kabinet haar greep nog zou verstevigen. Maar Vanderweyden en Dekunst zagen duizendmaal liever Du Tertre naar het kabinet komen, dan een of andere partijmens die lippendienst zou bewijzen aan de verkeerde mensen binnen de politiek.
Op 15 augustus 1987 trad Sabine du Tertre officieel in dienst van Vanderweyden. Voor anderhalf jaar.
Zij ontpopte zich als het paradepaardje van de minister. Ze trokken samen veel op. Ontelbare keren moest zij hem ook vervangen op confrontaties met de onderwijsverstrekkers, hetzij op vergaderingen en bij onderhandelingen, hetzij buitenshuis op schoolactiviteiten. Altijd verdedigde ze met klem de hervormingsideeën van haar baas. Vaak tot ergernis van vrienden en goede bekenden uit het rijksonderwijs.
Op de veertigste verjaardag van het rijksonderwijs in Tielt zei ze in haar toespraak: “De politisering van het rijksonderwijs moet abrupt worden gestopt. De vele duizenden personeelsleden mogen voor hun eerste aanstelling of voor hun benoeming niet langer afhankelijk zijn van politieke of syndicale machtscentra.”
Deze uitspraak zorgde voor een politieke rel. De linkse pers greep deze gelegenheid te baat om de minister ervan te verdenken onder één hoedje te spelen met de christen-democraat Joris Dekunst. De minister distantieerde zich van de uitspraak van zijn adjunct-kabinetschef, maar Sabine wist dat zij de boodschap juist had overgebracht. De boodschap en de boodschapper zaten op dezelfde lijn.
Du Tertre moest zich wel aanpassen aan haar nieuwe job, aan het politieke milieu waar het zich oefenen in het behoud van het evenwicht een overlevingssport was. Voor de zoveelste keer in haar leven moest ze in aan andere huid kruipen. De eerste maanden deed zij al eens uitspraken die enige wrevel opwekten bij de onderhandelaars, maar nadien bleef ze hetzelfde zeggen maar in een aanvaardbare verpakking. Zij oogstte zelfs succes met haar herstructureringsideeën bij de administratie en de politieke wereld. Toen haar minister en enkele socialistische onderwijsspecialisten het idee lanceerden van een "centrale raad en een raad voor het rijksonderwijs”, was het voor ingewijden duidelijk dat Sabine du Tertre hierop haar stempel had gedrukt. In minder dan een jaar effende zij voor Vanderweyden het politieke pad voor het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de ARGO. Met dit bijzonder decreet werd geschiedenis geschreven. Op dat ogenblik immers nam de minister van Onderwijs afscheid van zijn rol als inrichtende macht van het rijksonderwijs. Daarmee werd ook radicaal een eind gemaakt aan het centralisme waarin dit net tientallen jaren lang zat vastgeroest.
Op 5 december 1988 schrijft Sabine in haar dagboek: “Ik moet de jaren opschrijven. Ze vliegen voorbij. De vraag die ik mij stel: heb ik genoeg kracht om mijn leven vooruit te duwen in de richting die ik heb uitgestippeld? Heb ik de richting uitgestippeld? Niets is minder zeker. Ik wil altijd wat ik niet heb. Ik wil liefde. Iemand die van mij houdt.”
11
Op 1 januari 1989 keert Sabine du Tertre terug naar de administratie. Met gemengde gevoelens. Maar Joris Dekunst vindt het schitterend. In die kleine twee jaar dat zij voor Vanderweyden heeft gewerkt, hebben zij elkaar regelmatig gefrequenteerd, maar Dekunst wil de relatie nog hechter maken en dringt bij Sabine aan om te scheiden.
Wanneer Sabine du Tertre zich officieel bij haar baas weer in dienst meldt, omhelst hij haar en zegt op een samenzweringstoontje dat hij groot nieuws heeft.
“Vanderweyden zal een nieuwe kabinetschef kiezen. Heel waarschijnlijk contacteert hij Karel Pervijze.”
“En?”
“En dan word jij waarnemend directeur-generaal secundair onderwijs.”
Sabine is opgetogen, champagne wordt ontkurkt en de secretaris-generaal is voor een paar uur niet bereikbaar. Zij moet echter nog tot begin 1990 wachten om waarnemend directeur-generaal te worden.
Joris Dekunst, geboren op 13 oktober 1934 in Borlo (Limburg), begon zijn loopbaan in de administratie in 1972. Een echtscheiding had hem zijn politieke carrière gekost. Dekunst was voorbestemd om een belangrijk Limburgs CVP-boegbeeld te worden, maar de partij verdroeg geen afvalligen van “Het Gezin”. Om zijn verdiensten werd hij echter in de kortste keren secretaris-generaal op het departement Onderwijs. Hij was een geduchte medewerker van minister Vandamme en een fervent verdediger van het vrij katholiek onderwijs. Met de jaren werd Dekunst wijzer en kanaliseerde hij zijn overtuiging en zijn opvattingen op een minder doorzichtige wijze. Hij werd gevreesd om zijn veeleisendheid, maar ook bewonderd om zijn intelligentie, zijn verbaal talent, zijn positivisme in onderhandelingen. Vaak slaagde hij erin om water en vuur te verzoenen. Waarschijnlijk om deze kwaliteiten had hij met zijn ministers een goede relatie.
Binnen de SP werd met enige wrevel opgemerkt dat ook Rogier Vanderweyden hem aanmoedigde. Van deze minister was bekend dat hij partijoverstijgend redeneerde en veel respect had voor intelligente en hard werkende medewerkers en tegenstanders. De rest kon hij zo voor zich uitspuwen en om de haverklap ontketende hij dan ook een rel binnen zijn partij en op zijn kabinet. Maar Dekunst kon hem temperen, hij kon hem de baas.
@
Het eerste wat Dekunst doet met zijn nieuwe directeur-generaal, is haar meenemen op een studiereis naar Portugal. Vanderweyden, de nieuwe kabinetschef Karel Pervijze, Jacques Brusselmans en Peter Deforge maken eveneens deel uit van de delegatie. De minister heeft ook zijn nieuwe vriendin meegenomen. Daar ze ’s morgens vroeg moeten opstijgen, slapen ze met z’n allen in het “Sheraton Brussels Airport Hotel”, negenendertig voetstappen van de luchthaven van Zaventem. En toch missen ze de vlucht: minister Vanderweyden verslaapt zich. Wanneer hij naar beneden komt, kaffert hij de twee dames aan de balie uit voor “pretmadams” en haast zich naar de vlieghaven. Zijn medewerkers staan reeds twee uur op hem te wachten. Ze geven wijselijk geen kik en Dekunst verdwijnt om een andere vlucht te versieren die over Zwitserland vliegt. Wanneer Brusselmans vraagt “of mevrouw goed geslapen heeft”, lacht Vanderweyden groen, maar de bui waait over.
Aan de vooravond van het vertrek belt Sabine naar Truus Deseure.
“Misschien een gelegenheid om mij af te vragen of ik van hem hou en hoeveel ik van hem hou?”
Deseure is tijdelijk ook bevoegd voor “secundair- scholen”. Iedereen tipt op Christof Dokmans om Du Tertre als afdelingshoofd op te volgen.
Er is duidelijk iets op til tussen Dekunst en zijn directeur-generaal Sabine du Tertre. Dekunst heeft haar de avond voordien gezegd dat hij zielsveel van haar houdt en dat hij een lat-relatie niet meer aankan: Sabine moet zich laten scheiden en bij hem intrekken. Zij weet niet welke houding zij tegenover Dekunst moet aannemen. Zij heeft hem in de voorbije vijf jaar nooit het hof gemaakt, ze wil wel behagen. Vooral behagen met de geest, minder met haar lichaam.
Over zichzelf denkt ze: “Ik ben geen grote schoonheid of een grote geest, maar ik zou een inspirerend iemand willen zijn. De muze van Dekunst.”
Het verblijf in Portugal valt bijzonder goed mee.
Het is mooi om aan te zien hoe de minister begaan is met zijn nieuwe vriendin. Het is niet zijn gewoonte zijn medewerkers zo te ontzien. Normaal zit hij van ’s morgens tot ’s avonds achter hun vodden. Dossiers opvragen, naar Brussel bellen, opdrachten geven aan het thuisfront. Gewoonlijk wordt er ijverig gefaxt en komen riemen teksten in het hotel aan.
De delegatie krijgt onverwacht veel vrije tijd. Dekunst en zijn nieuwe directeur-generaal trekken vaak samen op. Je treft ze in een typisch Portugees restaurantje, of aan zee, onder een parasol, of op een terrasje.
In tegenspraak met alle beloften aan zichzelf, heeft Sabine aan Dekunst gezegd dat ze over zijn vraag zal nadenken.
Thuis gekomen heeft ze tijdens het weekend vergeefs geprobeerd te werken. Haar geest is elders. Zij is nostalgisch, dromerig, maar niet ongelukkig. Verliefd. Ze probeert zichzelf te overtuigen dat het geen drama is. Maar alle tekenen zijn er. Ook haar man, - niet eens een voorbeeld van een alerte echtgenoot -, valt het op.
“Heb je problemen, zoet? Toch geen stress na Portugal? Je hebt een mooi kleurtje; dat krijg je niet van kunstlicht. Of heb je je hart in Portugal verloren?” Sabine stapt op hem toe en geeft hem een zoen op de neus. Al een paar jaar leven zij als broer en zus. Louis gaat zijn Porsche wassen op de oprit. Hij is gek op snelle wagens. Niet om snel te kunnen rijden, neen, Louis Vanthuyne is een voorzichtige chauffeur, maar om ermee te kunnen paraderen in de stad.
Aan Deforge, de enige mannelijke collega met wie zij redelijk vertrouwd omging, zei ze eens in een losse babbel over de liefde: “Verliefd zijn geeft je een goed gevoel. Het geeft je extra energie. Zoveel energie om één persoon te behagen? Ik geloof het niet.”
Peter Deforge die stiekem van Sabine du Tertre hield, voelde instinctmatig aan dat zij verliefd was geworden op Joris Dekunst.
“De aanhouder wint” dacht hij meewarig.
Hij vroeg haar: “Word je verliefd of ben je verliefd? Liefde kan groeien of afnemen, maar kan verliefdheid dat ook?”
Zij had geantwoord: “Ik word nooit op slag verliefd. Ik heb tijd nodig.”
Deforge voelde aan dat zij voor een moeilijke keuze stond: haar man, haar gezin of Joris Dekunst. Blijkbaar probeerde Sabine du Tertre zichzelf er van te overtuigen dat je meerdere mannen kon liefhebben en dat dit niet bepaald een drama was of een drama moest worden.
Sabine hield van Dekunst. Hij was een man van de reflectie. Hij stond stil bij de dingen, hij overwoog. En toch had hij ook oog voor zijn omgeving, voor de natuur. Voor haar. Sabine voelde zich goed bij hem. Zonder angst. Joris nam zijn tijd om te oordelen. Hij nam zijn tijd om te leven. Sabine hield ook van zijn gezond verstand. Dekunst was een wijs man met veel gevoel voor schoonheid. Dit ontroerde haar telkens.
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten