Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

28 oktober 2007

FOEI, JEROEN BROUWERS!

Dat Jeroen Brouwers de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren - een van de meest prestigieuze onderscheidingen in de Lage Landen - weigert is arrogant gedrag. Indien ik in de prijzen val of geprijsd word, zeg ik niet neen. Brouwers wordt echter al decennia door het establishment “in de watten gelegd” en kan dus met een air van “’t is te weinig” zeggen dat hij die 16.000 € of 640.000 fr. niet nodig heeft. Een schop onder de genereuze kont van de overheid! Ik heb geen medelijden met de geofficialiseerde geldkranen (ook Fondsen genoemd) in beide landen: ze hebben het gezocht, ze zijn de aanleiding van zo’n gedrag, ze maken de “grote auteurs” nog “gulziger” tot ze een krop (van pretentie) opzetten.

Opgelet, lezer, ik heb niets tegen het werk van Brouwers. Ik twijfel niet aan zijn talent: hij is geen klungelaar, geen amateur, hij is uitstekend in zijn discipline, superieur in zijn taalbeheersing.

Waarom weigert hij de Prijs? Daarom? Neen, hij wil méér, hij vindt 16.000 € een habbekrats. Hij wil worden geprijsd zoals Kim Clijsters. Zoals een topmodel, hij is een topschrijver. Hij vindt dat zijn prestaties rijkelijk moeten worden verloond. Ik heb er geen probleem mee dat auteurs goed worden “beloond”, maar over welke schrijvers hebben wij het? Toch niet over de alomgeprezen en geprijsde Jeroen Brouwers? Of Hugo Claus? Of Jef Geeraerts? Of over hen die ik de “grote” auteurs noem? Die hebben toch niets te kort, niet aan (h)erkenning of “beloning”?
Schrijverstalent wordt in onze prestatie maatschappij onvoldoende gehonoreerd. Juist. Ik gun elke schrijver een forse gage en een milde sponsor. Maar de discrepantie zit niet zozeer in het verschil tussen de verloning van topsporters en schrijvers, maar veeleer onder de auteurs zelf of liever bij de behandeling van de schrijvers.

Indien Jeroen Brouwers daarom de Prijs had geweigerd, zou ik hem nog kunnen begrijpen, alhoewel, maar wat hij doet is natrappen en is bovendien vernederend voor de “kleine” auteur die niet eens wordt gesubsidieerd of die niet eens in aanmerking komt voor een Prijs. Een Prijs - met enige officiële waarde, d.w.z. op initiatief van een overheid die alleen prijst wat haar wordt aangeprezen door hen die enkel willen worden gezien in het gezelschap van “de grote schrijvers der aarde” - wordt niet gegund aan een “kleine auteur” die geen overheidssteun verdient: lees het decreet, lees de regelgeving van het Fonds, lees de “gevestigde” criticus of het jurylid dat mee beslist over de kwaliteit van het werk, maar vooral over de “uitstraling” van de schrijver. “Soort zoekt soort” is een treffend gezegde.

De Jeroen Brouwersen van onze maatschappij kunnen een beroep doen op subsidie, op werkbeurzen, op geprijsde (h)erkenning, de debuterende auteur, de eigen beheerder van zijn producten, kan echter de pot op: hij hoort niet thuis bij de grote mensen, eerst een erkende (liefst grote) uitgever vinden en kom dan nog eens langs de kassa.

Waarom die minachting - want daar komt het op neer - voor deze laatste categorie van dichters en schrijvers? Waarom kan hun scheppingsvermogen, hun creativiteit, hun kunde en ambachtelijke vaardigheid niet worden vergoed?
Maar neen, literatuur is geen kunst, een boek is een commercieel product waarvoor de wetten van de markt gelden, de verkoopcijfers en de winstmarges. Enkel een door de commercie gunstig ingeschat boek komt in aanmerking voor overheidssteun. Is dit een liberale of puberale attitude? Retorische vraag.

Thierry Deleu

Geen opmerkingen: