Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

1 september 2007

Christine D’haen bevestigt met "Innisfree"

Christine D’haen bevestigt met Innisfree
haar ongewoon vormbesef!

Christine D’haen (1923) debuteerde als dichter in 1948 en werd bekroond met onder andere de “Anna Bijnsprijs” en de “Prijs der Nederlandse Letteren”. Haar gedichten werden in 2002 verzameld in Miroirs. Daarna verscheen nog de veelgeprezen bundel Mirabilia. Ze schreef een biografie over Guido Gezelle en bundelde 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige literatuur.

Haar werk gaat over Eros en Thanatos, over strijd, geboorte, eeuwigheid, kunst. Ze doet dat in een taal die van lust getuigt, lust tot poëzie. Haar beginwerk deed, naast het barokke van Van de Woestijne, denken aan de moderne dichters Aafjes en Achterberg. Met haar latere werk sluit ze meer aan bij Milton, Vondel en Rilke.

Door haar sterk gemaniëreerde verzen neemt zij een vrij geïsoleerde plaats in bij de Nederlandse poëzie. Zij staat daar tussen neoclassicisme en experiment. Bovendien onderscheidt ze zich van de meeste andere dichters door de intellectuele en culturele achtergrond van haar werk.

D’haen geeft blijk van een ongewoon vormbesef. Of zij nu korte haiku-achtige maangedichten schrijft of in lange ademloze regels een tuin tot leven wekt, haar beheersing van vrije en gebonden verzen, van ritme en metriek, van rijmschema en strofebouw is weergaloos. In een tijd waarin de vormeloosheid van vele experimentele gedichten of van veel parlando poëzie, is het haar verdienste geweest een dichtkunst van verheven formaat weer in ere te hebben hersteld.

In Bérénice (25 grafgedichten – Brokaat, 1998) schrijft ze: “Wij schrijven gedichten omdat we in gedichten dezelfde liefdesverenigingen kunnen bewerken als met ons lichaam: paringen van klanken, versmeltingen, verleidingen, distanties en hevige toenaderingen, terughouding en overgave, geheime uitstallingen van verboden objecten: la poésie fait tout et plus que tout.”

Proza en poëzie liggen bij Christine D’haen in elkaars verlengde. Haar proza verheldert haar poëzie door commentaar en achtergrond die het levert, terwijl haar poëzie de stijl van haar proza benadert. Beide zijn tegelijk argeloos en verheven, banaal en bizar, lyrisch en zakelijk, open en gesloten, hommage en afrekening, lofdicht en elegie.

“I will arise and go now, and go to Innisfree”, dichtte W.B. Yeats in 1892. Christine D’haen gebruikt de naam van het Ierse eilandje voor een bundel vol klassieke poëzie. Zij liet zich inspireren door Ezra Pound, James Joyce, Geoffrey Chaucer, William Wordsworth, Dylan Thomas en John Donne.

In Innisfree schetst D’haen opnieuw een complete denk- en gevoelswereld. Haar - soms irreële - beelden geven vorm aan de diepste menselijke verlangens. Religie en verbeelding zijn daarbij haar favoriete werktuigen. Ook in het gedicht “De weg”. De juiste weg is Boeddha, de verlichting, het zich wenden tot de wereld om hulp. Het tweede wordt uitgedrukt in Genesis, de schepping.

De weg

Onder de Boom van de verlichting zat
Siddhărta, toen de schande ontsluierd was
van ouderdom, van ziekte, en van dood.

Ătman zag hij, elk mens voorbij; het Licht
ging schemeren in een ledig vergezicht,
een glimlach lichaamloos achter het Rad.

Maar daar zij licht, daar weze hemel, zee,
licht dag, nacht duister, aarde, spruitend gras,
bomen met zaad, tot bakens lichten groot
en kleine, wemelende zielen, paarsgewijs,
vogels gevleugeld, kruipend dier, wild, vee.
En al het kruid zij man en vrouw tot spijs.
In ’t zweet uws aanschijns eet gij brood.

(p. 8)

Ook in Innisfree getuigt haar poëzie van een ongewone eruditie, een groot poëzietechnisch vernuft, een enorme taalrijkdom en een vrouwelijke verbeeldingskracht van een ongeziene zinnelijke en zintuiglijke geladenheid.

Soms stoort mij de koppigheid waarmee zij sterk afwijkt van het gewone taalgebruik. Haar cerebrale poëzie maakt het lezen niet gemakkelijker. Vandaar dat haar bundels aantekeningen bevatten die een toelichting geven op de inhoud van de gedichten. Ik bedoel hier niets negatief. Bovendien: indien je haar echt wilt begrijpen, dan ontvouwt zich zeker de sterke geladenheid van haar poëzie.

Opvallend is ook de inbreng van andere teksten, van schrijvers en andere personages. In Innisfree zijn dit onder andere Ezra Pound, James Thomson, Ariosto, Edmund Spenser, Geoffrey Chaucer, Robert Browning, James Joyce, John Donne, Thomas Gray, William Blake, Edward FitzGerald. Haar poëzie gedijt - soms tot ergeren toe - in de stroom van de klassieke literatuur, haar gedichten lijken soms te veel op poëtische cultuurgeschiedenis.

Eén van de mooiste gedichten lijkt mij toch het vierde gedicht van “Out of key”:


De roos ontplooit haar onvolprezenheid,
geniet zich spiegelend, zij ziet haar tijd.
Haar matte schoonheid schouwt smetloos de maan.
Het water maakt zijn rimpel langzaam, klaar.
De zon zijn vlam verzacht, zijn macht is mild.
De regen trilt aan ’t oor bij drop op drop.
Ademt de mens vervoerd in prachtige storm,
hij begeleidt de reis met schuchtere moed,
de dichter zeilt Atlantis tegemoet.

(p. 15)

Met Innisfree schreef Christine D’haen opnieuw knappe, met uiterste zorg geformuleerde gedichten, heel compacte poëzie, met veel informatie.

Thierry Deleu

Christine D’haen, Innisfree, Amsterdam/Antwerpen, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 2007, ISBN 978 90 214 5656 0

Geen opmerkingen: