Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

4 augustus 2007

Het eiland van het tweede gezicht - info Eric Rosseel

Albert Vigoleis Thelen, Het eiland van het tweede gezicht - Uit de toegepaste herinneringen van Vigoleis. 1981 - Ned vert. Uitg. Signature Utrecht 2004

Een indringende titel voor een zwaar en groot, uitputtend boekwerk, waarvan door de auteur zelfs 300 pagina’s in razernij werden verscheurd en aan het vuur prijsgegeven omdat de Nederlandse uitgever van het Duitse origineel, Geert Van Oorschot, vond dat het wat beperkter mocht: ergo de vernietiging van ongetwijfeld boeiende stukken over de relatie tussen Vigoleis en de Nederlandse dichter Hendrik Marsman.‘Het eiland van het tweede gezicht’ is een meesterwerk, een ‘light’ versie van de ‘Man zonder eigenschappen’, uit het midden van de XXste eeuw.Vigoleis past er zijn voor de zoveelste keer herschreven herinneringen toe op zijn verblijf met zijn geliefde Beatrice op Mallorca, meer bepaald in de hoofdstad Palma, van 1931 tot 1936. Toen reeds was de stroom toeristen op gang gekomen, waarvoor hij zelfs de meest gegeerde gids werd wegens de manier waarop hij de grootste onzin over de toeristische hoogtepunten voor waar wist te verkopen, vooral aan nazi-duitse bezoekers met hun kroost.Al zijn schrijfsels vielen herhaaldelijk ten prooi aan de ratten, de muizen, de schimmel, het vuur, de scheurliefde, de papiernood, de angst voor de fascistische milities…En toch is
Albert Vigoleis Thelen erin geslaagd ‘Uit de toegepaste herinneringen van Vigoleis’ een magnum opus op te leveren dat lichtvoetig de gruwelen en de ellende van Beatrice en Vigoleis temidden van onzekere vrienden, terende familie, behoeftigen, bedelaars, hoeren, misdadigers, Spaanse Grandes, Amerikaanse, Engelse en Duitse kunstenmakers en rijkaards op de woeste baren van de wereldgeschiedenis.Niet voor niets is hij geboren en uiteindelijk na vele omzwervingen (Frankrijk, Zwitserland, Mallorca, Barcelona, Portugal) ook gestorven bij Dülken, nu een deelgemeente van Viersen – Nordrhein-Westfalen – vlakbij de Nederlandse grens.
Geert van Istendael wijdt een schitterend hoofdstuk in zijn boek ‘Mijn Duitsland’aan het oeroude fenomeen van de Narrenmühle in Dülken :
Carnaval in Dülken.Elftausend Geckenreiten auf Stecken…Elfduizend zottenrijden op stokken. (…)Freude bringen,das ist der Sinn der Sache.
Dat weet Vigoleis als geen ander in de treurnis van de Spaanse burgeroorlog en de opkomst van Nazi-Duitsland uit zijn pen te puren. Hij weet steeds de hilarische kant van de grootste gruwel en de diepste wanhoop te schetsen:Hij tekende zijn laatste brieven met :
‘Alaaf! Semper Alaaf!’

40. Zoals bij een duig een band hoort en bij het huwelijk een ring, hoort bij een eiland de inteelt: ze moeten wat erin zit bijeenhouden. Inteelt kan zowel bij mens als dier, en ook op geestelijk gebied, tot grootse prestaties leiden, die door vermenging nooit worden bereikt. Denk aan paardenrassen, overgecultiveerde Egyptische koningskinderen, aan mystieke dichtwerken en, met betrekking tot eilanden, waarnaar hier onze belangstelling uitgaat, aan de mensen op het kleine eiland Marken bijvoorbeeld, die zich sinds tientallen jaren met hoge borst in hun geliefkoosde klederdracht als attractie aan vreemdelingen aanbieden. Toen ik voor het eerst in mijn leven tussen dergelijke slechts onder elkaar verzwagerde eilandschepsels verbleef, voelde ik me buitengesloten, wat ik ook was en schaamde ik me dat ik een variëteit van het vasteland was. Ik had de inheemsen immers niets te bieden. Bewuste inteelt bewijst altijd dat trotse minachting en berekenende hebzucht hand in hand gaan.
113. Gelukkig zijn is een kunst. Slechts weinigen beheersen haar. Echt gelukkige mensen zijn even zeldzaam als christenen die in God geloven. Dus doen ze alsof en met die schutkleur komen ze een heel eind.
159. ‘Wie niets waard is, wordt waard’, zei mijn grootvader, kocht toen een tapperij en hing een bord op de poort: ‘Hier kunnen gezinnen koffie maken!’En in lange processies kwamen de families op pelgrimstocht om bij mijn voorvader met zijn handelsgeest liter- en vaatjesgewijs heet water te kopen om hun eigen koffie te zetten. Niet dat zijn water zo beroemd was dat de gezinnen dáárvoor kwamen. Mijn geboortestadje ligt aan een pelgrimsroute naar Kevelaer.
391. Zou de wereld uit louter beroemde mensen bestaan, dan was zij al lang als afwaswater door een gootsteen weggeklokt en bestond ze enkel nog in het rioolstelsel van het laatste oordeel. Met eeuwig ondoorgrondelijk doel geschapen, heeft God ervoor gezorgd dat de bomen niet tot in de hemel groeien en de Übermenschen niet dusdanig uit de kluiten wassen dat ze het krioelende mensdom vermorzelen onder de paradepas waarmee zij het hiernamaals binnenmarcheren. De geschiedenis leert dat de mensheid sterker is dan haar aanvaardende of afwijzende genieën, heiligen en helden. Beide categorieën vormen gezwellen, uitwassen die men verbaasd aankijkt of aanbidt. Zo nu en dan heeft het er de schijn van dat de naamloze menselijke kudde ineens meer grote figuren voortbrengt die onsterfelijke namen moeten worden. Oordeelkundige mensen wordt het dan bang te moede en ze vragen met hun handen in het haar: waar moet dat heen? Een dergelijke vrees is meestal ongegrond. Hoeveel echt grote pausen zijn er niet geweest en toch zijn ze er niet in geslaagd de Kerk van haar rots te stoten, en zelfs Adolf Hitler heeft het niet klaargespeeld Duitsland zo in de knoei te brengen dat het niet meer uit die narigheid zou kunnen worden geholpen. Ware grootsheid is gelegen in naamloosheid, in het luizenlot.407. Staatsiekleding hoort bij het vak, ook bij het meest godvruchtige. De protestante kerk verliest steeds meer terrein. Ik geloof dat als de grote professoren en woordvoerders van het goddelijke woord zich een beetje zouden beschilderen, zich ingekleurde lappen hulden, met een wierookvat zouden zwaaien en in vreemde tongen praatten, hun zaak er winstgevender voor zou staan.
410. Ik weet niet wat erger is, geen schaduw hebben of geen gezicht. Mijn schaduw kan niemand me afnemen, ik werp hem, net als de beroemde grote gebeurtenis vooruit, werp hem naar achteren en meestal verdwijn ik er helemaal in: maar hij is er altijd. Mijn gezicht intussen werd me weer eens betwist, natuurlijk door Pedro, die zelf rondliep met dat van een gevallen koning. De schilder deed de rest.
412. Ik zou me op de oude man uit Weimar kunnen beroepen, die zich ooit tegenover Eckermann liet ontvallen dat Duitsers niet gauw wisten hoe ze iets ongewoons moesten opvatten en dat de hogere dikwijls aan hen voorbijging, zonder dat ze het gewaar werden.“Een feitelijkheid in ons leven geldt niet voor zover ze waar is, maar voor zover ze iets te betekenen heeft”.
548. 1933. In een zuidelijk land leeft het beste hij die erin slaagt zijn gevoel voor tijd helemaal en dat voor ruimtelijkheid naar vermogen uit te schakelen.

Geen opmerkingen: