“Altijd maar begraven” van Peter Drehmanns
Op de cover staat de ideale foto van het hoofdpersonage Hans Woedman. Volgens Hans Woedman is dit het mooiste beeld dat er bestaat : “een mens die over een lege weg loopt en zich verwijdert, de verte in”. Een perfecte indicatie waar “Altijd maar begraven” naar toe gaat, vind je terug in het citaat op de eerste bladzijde : “I’m tired of the old shit, let the new shit begin”. Dit citaat komt uit de song “Old Shit/New Shit” van Eels, te vinden op het dubbelalbum “Blinking Lights and Other Revelations” uit 2005.
Lokkertje ! In “Altijd maar begraven” volgen we de zoektocht van Hans Woedman naar zijn heilige graal. Hans Woedman is corrector maar vooral een woordenman. Hij is een schrijver van onuitgegeven boeken en geobsedeerd door de letter B. Zijn vrouw Bebel is zes maanden zwanger van een kind dat hij eigenlijk nooit wilde. Bebel beheerst zijn leven en op het moment dat ze een babyfolder toont met de titel “Jij wordt mij” neemt hij het besluit om te vertrekken. Midden in de nacht, op zijn veertigste verjaardag, verlaat hij het huis in Breda. Zijn zoektocht stuurt hem naar het Oosten omdat de meeste van zijn prozaminiaturen zich afspelen in Oost-Europa maar zelf was hij er nog nooit, meteen een uitgelezen kans. Vastbesloten om zijn obsessie trouw te blijven, houdt hij enkel halt in steden waarvan de naam begint met een B. Zal Hans Woedman zijn heilige graal vinden, keert hij terug naar Bebel of gebeurt er nog iets anders ? Dit confronterende reisverslag zal het uitwijzen.
De auteur ! De 47-jarige Peter Drehmanns recenseert buitenlandse literatuur voor het NRC Handelsblad. “Altijd maar begraven” is intussen al zijn vijfde roman. Eerder verschenen al “De Blindganger”, “Gemaskerd land”, “Erfsmet” en “ Blackpool”. Tussenin schreef hij ook nog de verhalenbundel “Schaduwboksen”. Naast schrijven maakt hij ook kortfilms. In 1999 was hij één van de medeoprichters van het literaire tijdschrift “In ’t Schip”. Een blad waar naast verhalen, gedichten en essays ook aandacht werd besteed aan beeldende kunsten. Alles gaat over mislukkingen, zwakke personages en gebroken dromen. Deze onderwerpen komen ook terug in de boeken van Peter Drehmanns. Volgens de schrijver is niets zo intrigerend als het menselijke falen. “Altijd maar begraven” is uitgegeven door Uitgeverij Contact.
Veritas mea ! De reis van Hans Woedman gaat van Berchtesgaden dwars door het vroegere Oostblok om te eindigen in Bergen-Belsen, niet toevallig een stad met dubbele B en vroeger een vernietigingskamp. Het valt op dat bijna iedere stad, die hij aandoet een oorlogsverleden heeft. Veel van de mensen waar Hans Woedman mee spreekt, stralen een strijd uit : een verlangen om te leven tegen de verlokking van de dood. De route kan je mooi volgen met het plannetje in het boek. Heel aangenaam zijn de bijpassende prozastukjes op het eind van ieder stadsverslag. De leukste zin heeft ditmaal een bittere nasmaak. Het probleem van Hans Woedman in deze zin is heel realistisch en geeft het probleem van veel auteurs weer.
Extraatje ! In het prozastukje “Alle wegen leiden naar de afgrond” neemt Rudolf Rausch in Bevagna (altijd een B) een liftster mee . Op haar voorhoofd staat een chemische formule getatoeëerd : C8H11NO2. Net zoals Rudolf was ook ik geïntrigeerd door deze formule. Na wat opzoekwerk blijkt deze formule voor “dopamine” te staan. Dopamine is een molecule die zorgt voor de signaaloverdracht tussen de zenuwcellen, meer bepaald voor bewegingen en emoties (vooral blijdschap en genot). Mensen met de ziekte van Parkinson hebben een tekort aan dopamine. Ook bij schizofrenie speelt dopamine een grote rol. De drug cocaïne vertraagt de opname van dopamine waardoor de dopaminebanen extra geprikkeld worden en het gevoel van blijheid en genot enorm toeneemt. Zenuwbanen die extra gevoelig zijn voor dopamine liggen in de voorhoofdskwab, vandaar waarschijnlijk de tatoeage op het voorhoofd. Wanneer je weet wat de chemische formule betekent, lees je dit prozastukje met heel andere ogen.
De leukste zin ! “Tenslotte zaten er achtentachtig prozaminiaturen in zijn reistas. Achtentachtig A4’tjes, achtentachtig pogingen om te bewijzen dat hij een letterknecht was, een plotbakker, een metaforenmachinist, een fabelzaaier, een woordpooier… Achtentachtig verhaaltjes die geen uitgever wilde hebben.”
Marc Vandenbussche
Geen opmerkingen:
Een reactie posten