Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
8 maart 2007
Willem Deneckere (+), een vriend uit duizend
Verschuivingen
(Inleiding tot de tentoonstelling in "Het Geuzenhuis" te Gent, op 15 november 1992 door Thierry Deleu)
Michel Kolenberg, Jan Van der Hoeven, Etienne Vercarre en Wim Toebosch schreven - sedert hij uit de goot opstond - opvallend positief over het werk van Willem Deneckere. Ik stel vast dat zij veel aandacht hebben voor zijn turbulent privé leven in het appreciëren van zijn tekeningen. Ik geef het grif toe: 15 jaar stilte kun je moeilijk negeren in het beoordelen van iemands werk. Maar Deneckere had de bohème niet nodig om te kunnen tekenen en schilderen. Ook vóór die periode was hij een begaafd kunstenaar. In ongeveer dezelfde schriftuur als nu. Dat niemand - en zeker de critici niet - dit ooit vergeten!
Leerling van Roger Cools, Octave Landuyt, Willem van Aerden, Paul Delvaux en Marc Mendelson, laureaat van de “Faunprijs voor Schilderkunst” Sint-Martens-Latem 1965, “Provinciale Prijs West-Vlaanderen voor Schilderkunst” 1968, bronzen medaille “Internationale Prijs voor Schilderkunst van de Stad Knokke” 1969, “Prix de la Jeune Peinture Belge” 1970. Hij wordt directeur van de Harelbeekse academie; hij heeft een huis zo groot als dat van ieder van ons; zijn werken worden aangekocht door de Belgische Staat en door het Museum voor Hedendaagse Kunst van Gent. En ineens in 1977 stopt hij, gooit penselen en palet weg. En gaat op café.
Naar aanleiding van een tentoonstelling in 1991 in Hotel Charlemagne, vlakbij het Berlaymontgebouw in Brussel, schrijft Michel Kolenberg: “Willem Deneckere ging de omgekeerde weg: bij hem begon de bohème nà de schilderkunst”. Juist, ik heb Willem vaker ontmoet op café dan achter zijn ezel. “'t Is wel geweest!” loog hij iedere keer en hij geloofde bijna zichzelf.
15 jaar stilte. En het kunnen en het niet doen. Maar de muze kwam, zag en overwon. In het geval van Willem Deneckere had zij een naam: Suzy. “Schilderen is als zwemmen,” zei Marc Mendelson, “ je verleert het nooit!”
Kijk met open vizier naar het werk van Deneckere. Je raakt in vervoering, wanneer je deze werken ziet. Een indruk van gemak, van lichtheid, van vanzelfsprekendheid overvalt je. “Het lijkt zo simpel. Waarom ben ik daar zelf niet opgekomen?” vraag je je af.
Kijk eens hoe subtiel de arm de vorm van het been herhaalt, kijk hoe secuur de lijn van de armen verdubbeld wordt, zie hoe een heel klein beetje potlood de inkt ophoogt. Hoe de loodlijnen strakheid aan het werk geven en hoe die strakheid opnieuw doorbroken wordt.
In een gesprek met Kolenberg in het tijdschrift “Karaat”, april 1990, zegt Deneckere: “De tekening zie ik niet als een gegeven, maar als een gebeuren. Ik wil een houding en tegen die houding een andere houding. Houding. Geen pose zoals voor de fotograaf, geen tableau vivant. De ene figuur verlaat de strakke houding, een schuine groene lijn gaat naar de tweede figuur toe, het strak verticale wordt doorbroken en ‘zijn’ roze kleur versmelt met de ‘hare’ en wordt er alweer van gescheiden door een driftige zwarte lijn.”
Beter kan ik het niet verwoorden. Frasering en doorbreken van de frasering en herfrasering. Vaak onthoofdt de rand van het blad de personages. Om het onbelangrijke, de niets ter zake doende herkenbaarheid, het “anekdotische” van het gelaat te vermijden. Vooral omdat wat gebeurt niet met het papier ophoudt.
Deneckere identificeert zich in die pastelvegen. Maar het zou een beoordelingsfout zijn te denken dat het om een zelfportret gaat en nog minder om de illustratie van een autobiografische anekdote.
Dat wilde ik daarnet zeggen. Willem Deneckere zoekt plastisch naar het universele en schuwt en vermijdt daarom het anekdotische. Hoewel hij ons met zijn literaire annotaties op het verkeerde been wil zetten. Lees zijn mooie titels, maar wees op je hoede.
Over de keuze zelf van zijn lange titels weet ik dat zij inspirerend werken om de bedoeling van de schriftuur van het werk te begrijpen.
“Het was alsof zij over volmaakt vreemde, ver van haar afstaande dingen sprak.”
“Hij lachte een morgenlach. Zij lachte mee.”
“Tweede poging om me lekker te voelen in mijn nieuwe kleren.”
“Son monde est rude, râpeux, brutal, son humour n’adoucit rien.”
Volmaakt vreemd, afstand, nabijheid, rakelings, buigend, terughoudend. Woorden, houdingen die ons iets vertellen over de figuren in het werk. Hoe gedraagt die ene figuur zich tegenover de andere? En hoe gedragen beiden zich tegenover het werk, in de omkadering en erbuiten?
Het is de beweging van de lichamelijke zelfherkenning die voortgezet wordt in pastel. Alles ontstaat eerst bij de kunstenaar: spanningen worden overgezet, springen over van het lichaam kunstenaar naar de plastische figuur die zich op het papier ontdubbelt. De figuur treedt uit zichzelf. De uittreding op oneindig.
Aan Michel Kolenberg verklaart Deneckere: “Stoppen is het moeilijkste. Je kunt een tekening doodwerken. Als het werk voltooid is, moet het zo snel mogelijk achter glas”. Het werk is af, ingelijst. De toeschouwer kan alles overdoen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jan van der Hoeven in “Kreatief” (1991) schrijft: “Willem Deneckere: kleur in beweging”.
Zoals elke kunstenaar zoekt Deneckere naar mogelijkheden om zijn psychische en emotionele inhouden vorm te geven. Dat hij naar de concrete referentie van de menselijke gestalte grijpt, illustreert de nood om te getuigen van de ambigue situatie waarin het leven hem al heel vroeg gedreven heeft. Nogmaals: het is dus niet het resultaat van 15 jaar ellende.
Zoals ook Kolenberg opmerkt en door Van der Hoeven wordt herhaald is de identificering van zijn eigen persoon, niet te loochenen. Geen “tableau vivant”, maar een picturale transpositie. Het schilderij blijft gevrijwaard van een constaterend, narratief karakter. Het behoudt zijn suggestieve en evocatieve kracht.
Ook in de keuze van zijn “technische” opties is een proces van ambiguïteit betrokken. Ik denk aan de kleurpartijen die met aarzelende en losse toets zijn aangebracht en aan de vaart, de zuiverheid van het gebaar in de lijnvoering, zodat binnen deze tegenstelling een evenwicht tot stand komt die bijna verbroken was.
Deze beschrijving zou je bij een andere kunstenaar kunnen afdoen met techniek, bij Deneckere niet. Het verhaal van de techniciteit is ook het verhaal van psychische en emotionele inhouden. Het is hetzelfde verhaal. Vorm en inhoud zijn één.
Er zijn in Vlaanderen weinig kunstenaars die hierin slagen. Wat bij anderen als onoverkomelijk wordt ervaren, lijkt bij Deneckere kinderspel.
Uit Deneckeres werk spreekt ook zijn fascinatie voor magie, voor mystiek, voor het theater: via een onduidelijke “aankleding” wekt hij een reële sfeer op, waarin figuren elkaar ontmoeten, in weifeling, in onzekerheid, in angst, in verwondering, bijna met elkaar praten, bijna elkaar aanraken, bijna elkaar kussen, bijna in elkaar opgaan. De mystiek van het onbereikbare dat zo dichtbij is. Van de twee handen die elkaar net niet raken. Net niet kunnen raken.
Bewonder de schriftuur die Deneckere hiervoor gebruikt: iedere keer verzoent hij twee schrifturen van een totaal andere wereld met elkaar. Juist daarom lukt het hem zijn figuren in evenwicht te houden.
De enge ruimte van het spel wordt mede door een kalligrafische annotatie getransformeerd in een levende scène, op een podium dat plaats noch tijd verraadt.
Door een voortdurende vergelijking van gegevens komt Deneckere tot een aanvaardbaar geheel, waarbij de beweging het eeuwige zoeken verwoordt en waarbij steeds wisselende combinaties van ruimte en tekening suggestieve dimensies creëren. De kunst van de verschuiving. Van de overstijging, van de uittreding, van het displacement.
Intrigerend is de vaststelling dat Deneckere in alle werken, ook wanneer de menselijke “gestalte” overeind blijft, verzuimt er een herkenbaarheid aan toe te voegen, b.v. in de vorm van een achtergrond.
De menselijke figuur, maar misschien nog meer de ruimte, het licht, het onmeetbare, zijn de hoekstenen van deze introverte schilderkunst. Zonder de stoffelijkheid van de dingen te miskennen wordt de kunstenaar meer geboeid door de geestelijke geladenheid die zijn figuren bezitten. Nergens in het werk wordt de relatie met het innerlijke verbroken.
De tekeningen en schilderijen van Willem Deneckere komen niet met uitbundigheid of geweld, luidruchtigheid of kleurengeschater tot de beschouwer. Ze zijn intimistisch, eerder teder, mijmerend en verdroomd dan explosief, bruisend of opwindend.
De vormen blijven verdoezeld, opgenomen in de omgeving. Hier en daar worden ze door een resolute houtskoollijn geaccentueerd, maar ook dan is er een verwantschap met de kleuren. Wie aandachtiger observeert, wordt zich vlug bewust van het ritme en de beweging die zich met langzame glijdingen, vervloeiingen, verschuivingen ontwikkelen tot menselijke figuren. Deze figuren vertonen een sterke abstrahering; op de voorgrond treden de beweging van het doen, de formele eisen van de tekening, van de materialen, de suggestie van de binnenkant, de waarden.
Voor Deneckere is het belangrijk een innerlijk beeld op te roepen, de evocatie van het gemoedsleven, de suggestie van een persoonlijk innerlijk zien en interpreteren.
Probeert Deneckere zich van de herkenbare “aankleding” van zijn figuren te ontdoen, dan wordt zijn werk niet-figuratief, minder bewogen, minder kleurenintensief. De tere toetsen krijgen hier een dynamisch karakter; de lijnen worden hier energieke vegen; er ontstaat een ruimtelijk effect zonder dat de schilder lonkt naar een geveinsd perspectief.
Het is duidelijk dat Deneckere niets heeft ingeboet van het lyrisch-picturale elan dat zijn werk kenmerkte. Ik ben er zeker van dat hij in de drukte van het actuele kunstverkeer zijn draai zal vinden, terugvinden.
Willem Deneckere creëert een plastische bewogenheid die de gedaante van een menselijk lichaam heeft aangenomen, menselijke figuren, kortom figuren. In de ontmoeting man-vrouw, man-man, vrouw-vrouw, treden zowel de roes als de aarzeling naar voren als evenwaardige gemoedstoestanden. Zonder voor nadrukkelijke figuratie te kiezen, is de identificering van zijn eigen persoon niet te loochenen.
Deze tekeningen zijn zuiver grafische of picturale projecties van een en dezelfde grondgedachte - noem het voor mijn part geestelijke affectie: het samentreffen van twee lichamen en hoe zij die ontmoeting beleven of ondergaan.
Willem Deneckere zwijgt niet langer, straks spreekt hij boekdelen, als tekeningen zo groot.
Thierry Deleu
N.B. Willem en ik hebben in de 2de helft van de jaren negentig elkaar vaak gefrequenteerd. Of beter: hij kwam zijn roes uitslapen op mijn gelijkvloersappartement in de Voorstraat te Kortrijk. Beiden beleefden wij toen hectische dagen, veeleer gevuld met misère dan met stabiel geluk. Voor mij was er na die periode nog een nieuw leven, een beter leven, een rijkgevuld emotioneel, cultureel en kunstvol leven. Willem kende met Suzy eveneens een revival (vandaar onder ander die tentoonstelling als bewijs van zijn verrijzenis), maar een accident de parcours verbrak die entente. Spijtig. Dag, Suzy.
Door de Stedelijke Openbare Bibliotheek Harelbeke wordt een tentoonstelling van tekeningen en schilderijen van Willem Deneckere georganiseerd, van 1 juli tot 31 augustus 2007. Wie over foto’s, kunstwerken, affiches, brieven of memorabilia beschikt (vooral fotomateriaal uit de jaren 1970 – 1980 is er nog weinig), en die wil uitlenen voor de duur van de tentoonstelling, wordt gevraagd contact op te nemen met bibliothecaris Jan Van Herreweghe – 056 733 442 – e-mail: info.bibliotheek@harelbeke.be
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten