INTERVIEW MET THIERRY DELEU OVER
EEN GELUKKIG, GEDROOMD
ARCADIA
- ESSAY OVER DE POËZIE VAN FERNAND FLORIZOONE
(Archief)
Hoe heb je Fernand Florizoone leren kennen?
Ik heb Fernand laat
leren kennen. Zijn poëzie ken ik al honderd jaar. Hij is één van de dichters
die mij heeft beïnvloed. Daar kun je niet onderuit indien je iemands poëzie met
de regelmaat van een klok leest. Van de Woestijne, Elburg, Florizoone, Snoek,
Spillebeen waren mijn (grote) voorbeelden.
Ons eerste gesprek vond plaats na de voorstelling van het
eerste jaarboek van “De 50 Meester-dichters” op 1 december 2008 op het
gemeentehuis van Koksijde. Fernand kwam mij feliciteren.
Ik zie hem nog voor mij staan: flink, maar verlegen, een
bescheiden man, maar een man van stand, niet van veel zeggen, maar met warme
woorden.
Onze vriendschap is met de tijd gegroeid, het respect
voor elkaar is groot, hoewel wij qua (geloofs)overtuiging verschillen, zijn
onze affiniteiten groot, wij zien elkaar graag en ook onze vrouwen hebben een
zelfde band. Een band van vertrouwen.
Kun je kort zijn poëzie omschrijven?
Fernand
is een beminnelijke man, gastvrij. Beminnelijk is ook een kernwoord om
zijn poëzie te schetsen: toegankelijk voor een ieder, geen hermetische wereld,
geen postmodernistische drempel. Hij verwoordt wat hij observeert scherp, maar
niet erudiet of langdradig, integendeel: hij weet zijn zintuiglijke indrukken
eenvoudig en vooral suggestief te verwoorden. Hij streeft naar harmonie in vorm
en inhoud. Zijn wereld is bepaald door geloof, melancholie en respect voor mens
en natuur.
De toon van de gedichten klinkt soms alsof er een mist
over de verzen ligt, alsof je niet rechtstreeks natuur en dingen raakt, maar
eerst moet aanvaarden en aanvoelen dat het gewone, het alledaagse, een diepere
kern in zich draagt.
Zijn beeldspraak (metafoor) drijft je mee op taal en
maat, je krijgt inkijk in woorden en realiteit, die verbeeld worden tot een
melancholische werkelijkheid, met niet altijd noembare gevoelens. Je geraakt
soms in een toestand van lichte sluimer, een heerlijk soezen onder een wijde
eik, onder een zomerhemel.
Voor veel mensen bestaat poëzie in het zich inleven in
een verdroomde atmosfeer, een romantisch half waken waarbij je je grotendeels
laat drijven op gevoelens, zonder naam, zonder consistentie. Halve gevoelens?
Een vaag geluksgevoel? Dit vind je niet bij Florizoone: niets bij hem is
gecultiveerd, alles is echt, authentiek. De dichter idealiseert niet, maar
observeert tot in het detail.
Nooit wil Florizoone stichtend overkomen: hij kiest zijn
woorden, hij schrapt, hij wil de woorden triëren tot hij alleen nog suggestie
overhoudt. Hij produceert geen woorden aan de lopende band. Hij wil niet dat
zijn woorden verloren lopen, hij plaatst weinig woorden voor veel inhoud.
De charmes van de Westhoek zingt hij uit, hij houdt van
de oogvullende wijdte van de zee, hij doet ons kijken en luisteren naar de
vogels. Bomen hebben gevoelens. Mensen houden contact. Woorden gaan bij elkaar
schuilen, vooral de substantieven schurken tegeneen. Samen voelen zij elkaar
aan: ze zijn alle verwant aan de natuur en aan de schepper.
Hoe kwam je op het idee om een essay over zijn poëzie te schrijven?
.
Het idee om een essay te schrijven over zijn poëzie kwam
van mij. Fernand was 85, toen ik aan het essay begon. Nu is hij 87. Op deze
gezegende leeftijd zou hij zich kunnen afvragen: “Is mijn gevecht met het woord
niet nutteloos geweest? Is het nog zinvol om ermee door te gaan?” Op de eerste
vraag antwoord ik: neen, op de tweede: duizendmaal ja!
Fernand Florizoone viel geregeld in de prijzen, zoals J.L. De Belderprijs voor Poëzie in 1977, de Poëzieprijs
van de stad Blankenberge in 1986, de Eerste Prijs van de gemeente De Panne in
1987 en vooral toen hij laureaat werd van de Vijfjaarlijkse Guido Gezelleprijs
1982-1986, van de Koninklijke Academie voor Nederlands Taal- en
letterkunde in 1987, werd Fernand een alom gerespecteerde
dichter in de Lage Landen bij de zee.
Eén ding ontbrak: een essay
over hem. Vandaar.
Het feit dat wij
boezemvrienden zijn, heeft natuurlijk ook meegespeeld!
Hoe is het essay gestructureerd?
Eerst heb ik beknopt een antwoord verstrekt op de vraag:
“Welke is de plaats die Fernand Florizoone inneemt in de Nederlandstalige
poëzie (van na de Tweede Wereldoorlog)?” Hierna belicht ik de dichter bundel na
bundel.
Het was niet gemakkelijk om zijn poëzie in een of twee
woorden te omschrijven. Voor wat de vorm betreft, geen probleem: verticale
dimensie, economisch verwoord, beknopt, compact. Inhoudelijk is het moeilijker,
vooral omdat de poëzie van Florizoone niet onder te brengen is onder een isme
(met andere woorden: ik kan de dichter geen bekend etiket opplakken).
Ik probeer: elegische, kosmische (beter woord dan
religieuze) poëzie, natuurpoëzie. Zoveel facetten die ik verder in het essay heb
toegelicht.
Heb je nog werk in voorbereiding?
Dit jaar verschijnt van mij nog het essay Schoon volk in de hemel?, een pseudowetenschappelijk
essay over wetenschap en spiritualiteit waar ik zes jaar aan heb gewerkt. In
2013 verschijnt mijn achtste roman, Job
boven de beenhouwerij. Het haar daarop de gedichtenbundel, Meeuwen in bloot onderlijf,
Oostduinkerkse gedichten.
Joris Dewolf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten