Jenny Dejager (1951) is leerkracht van opleiding. Zij studeert cultuurwetenschappen aan de Open
Universiteit.
Zij publiceerde vier gedichtenbundels in eigen beheer: De smaak van stilte, In vlindervlucht naar de
regenboog, Twee voetstappen later, Naast de liefde.
Zij publiceerde in 2010 haar debuutroman Een pauze voor passie bij uitgeverij Aspekt.
Gedichten van haar werden in het Engels gepubliceerd in de groepsbundel Poppies and Chamber Music (2010), ten poets, bij Demer Uitgeverij.
In 2011 publiceerde ze De aanhalingstekens van liefde en troost.
Duingras
De vlek, is de spin
in het gordijn, ze vult
zonder spierkracht
het lege strand.
Uit het labyrint
van ontelbare keren
doodgaan – nergens
staan – niet bestaan
draaft haar blauwe
schimmel door het rulle zand.
Hij breekt
eierschalen op het strand
en luchtbellen die
aan land komen
knijpt hij blauwe
plekken.
Met zijn poot krabt
hij een plaats voor een dak.
De vlek in duingras
tekent een plek
die niet meer
met haar voeten in het water staat
Het
zwervend klaverblad
Toen een knooppunt
nog een ongelijkvloerse kruising was,
zich nog geen
klaverblad noemde
en snelwegen nog
niet bestonden voor een zwervend leven
liep ik weg van
thuis naar de meersen
en ik gooide
steentjes in de poel en ringen toonden mij
wat een rimpeling
kon doen omdat ze er eerder nog niet lag
in haar begon ik toen te wonen
Spraakverwarring
Als de lucht ijl en
donker wordt
zit ik in een
oogwenk achter de wolken.
zo wendbaar als een
renner op zijn fiets,
effen als een
biljartlaken, zo trouw als mijn hond.
Wie een snuifje
smaak toevoegt door te zeggen
dat het in mijn
leven nooit meer zal sneeuwen noch glooien
zou weten dat het
gelogen is.
Maar als de zon
opstaat, zou ik het wagen
om langs die
achterdeur naar buiten te gaan
met het verlangen haar binnen te
vragen
’t
Kleimannetje
Voor het eerst
sneeuwnieuwsgierig
en toen kleedde de
dooi hem uit en hij werd bruin
hij werd mijn
eersteling uit een homp klei
woorden werden
gekneed tot löss, zijn voetafdruk
zette zich neer op
de lege plek in mijn bord
de kleur van zijn
huid glundert terwijl hij zwijgt
want al was hij
thuis onder mijn jas, hij was klei
leem –veen – zand
en daarom iets van mij
en nu mijn kleine schepping
The
memorial Cairn
(voor de onbekende
soldaat)
Als een losse steen
lig ik in het monument.
Ik die vast zat aan
de losse veters van mijn wandelende schoenen.
‘k Heb honger
geleden zonder het echt te weten
want de palm van
mijn hand was gevuld.
Gesneuveld in het
voorjaar van 1918 kan ik niet navertellen
wie mij mijn
schoenen heeft afgenomen. Ze lagen ongemoeid
op the battle
field. Er woei een andere wereld door mijn hoofd:
de Highlands, het
Gaelic, zelfs mijn zwerversleven bedroog mij niet
toen ik sneuvelde
in Flanders Fields
Voetnoot:
Bij een foto gevonden op de site:
www.wereldoorlog1418.nl het beeld van de Schotse
onbekende soldaat wiens schoeisel hem
door een onbekende strijder werd afgenomen.
Twijfels
behoren toe aan
tweestrijd
die zichzelf
gaandeweg willen ontwonen,
verzaken aan het
waakzaam lijf
als zij zich
uitstrekken terwijl ‘ze’ het verwijt krijgen
dat de haas niet
solitair meer is.
Enkel tekens die
zich laten vangen
in lang gras en
tussen onkruid
blijven niet zwijgen
Zonder
titel
‘t Zijn de wolken
met hun kleuren die overal
naartoe gaan of
strepen trekken door mijn libretto
en plankgas geven
als ze mij versieren
of de dingen die
niet mogen
decoreren
in een andere reden
van bestaan
Daarom zijn we
nooit alleen geweest
al zijn we uren in
de wind.
Ze troeven het
denkbeeld van mijn scheve muts niet af
want ik ben maar
het gedicht, dat zijn molen
met twijfelkoorts
vleugels gaf
alsof ik je toebehoor heb ik bemind
De
kei
Zijn gekleurde
ligt ingelezen
’t is de spiegel
van zijn hart,
uitgelezen
door de ogen van de kijker
De
steen
Het platgetrapte
gras – omheind door een laagje zand
in ‘t hoekje waar
hij op de keien woont.
Zijn geaderde
mantel getekend door gepantserde vlammen,
glad en toch niet
schilderbaar als vliesbehang
kijkt naar kinderen
die spelen – glijden - over de rug
van ‘zijn gekleurde
hard’
dat zwijgend op het
speelplein rust.
Elk speels
getrappel in zijn buurt geeft hem
het label hart
Stilte
is
wonen onder een dak
zonder lekken
in een huis met
warme gebreken,
onregelmatige
voegen tussen tegels
onder de treurwilg
met lage takken
thuiskomen en de wagen
op de oprit onder
de ranken
van de alleenheid
van de dingen parkeren
waar het verlorene
op scherven staat
veel vermoedt en
weinig zeker weet
behaaglijk herademt
Jenny Dejager
Geen opmerkingen:
Een reactie posten