Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

24 februari 2011

Rotterdam vertrekt
André van der Veeke
uitgever: De Contrabas, 2010
ISBN 978 90 79432 34 9

Rotterdam vertrekt, na Het sacrament van de Sneeuw (1992), Reizigers voor alle richtingen (2004) en Moerasbeest Verdriet (2006), is de vierde gedichtenbundel van André van der Veeke. Een mooie, netjes door De Contrabas uitgegeven bundel met twee afdelingen: "Rotterdam vertrekt", een reeks van vijftien gedichten, en een "Onwennig tandengeknars" met zesendertig gedichten. Het zijn vlot, misschien zelfs prettig leesbare gedichten, die nergens afstoten, nergens doen fronsen, maar die ook nergens tegen je zin in grijpen en meesleuren. Dat is geen kritiek, maar slechts de constatering dat het wat ingetogen gedichten zijn, waarin de dichter wat onwennig lijkt rond te drentelen en waarvoor je je als lezer moet willen openstellen. Als je dat eenmaal hebt gedaan zie je dat het mooie, beheerste gedichten zijn, vertrekpunt voor verwondering, peinzen. Bijvoorbeeld het vijftiende, het laatste gedicht van Rotterdam vertrekt, het gedicht waar de bundel zijn titel aan ontleend:

Onze stemmen zwerven hol door het huis
Hortend en stotend trekt de kou
door lege kamers


Buiten concentreer ik me
op mijn voetstappen in de sneeuw
En op de stijfheid van de dag

Een schelle wind blaast ons vooruit
Op weg naar het station
probeer ik nog altijd te ontsnappen

Maar als de bevroren trein
met ons afbuigt zie ik Rotterdam vertrekken
Stipjes in de verte worden wij

Was in Reizigers voor alle richtingen nog de dichter degene die al dan niet in beweging was, die eerst achterbleef en uiteindelijk toch ook vertrok, nu lijkt de dichter stil en onbeweeglijk in zichzelf te zijn en is het de wereld die beweegt, verder gaat naar einders waar de dichter niet meer kan volgen.

Dat is ook het begin van het "Onwennige Tandengeknars", de titel van de tweede afdeling die op grond van het volume ook als de titel van de bundel zou verwachten, temeer omdat het begin het tandenknarsen verbindt, gelijkstelt met de poëzie: uit het titelgedicht “de zandhoop in de verte/ is voor de dichter”, en “De poëzie grijpt in” met “deze dienstplichtige van de poëzie”, en de oude dichter Jan Eijkelboom, en “Herfstdichters” en Jan Hanlo, uitlopend in korte observaties vol weemoed.

SCHERPTE

Het gezicht in de spiegel is van jou
Het staart je aan maar je kijkt niet terug
Zo maak je jezelf onzichtbaar
Zo scherp je je blik

Als lezer kun je er voor kiezen je blik aan deze gedichten te scherpen. Maar als je daar voor kiest, kost het inspanning om je gescherpte blik weer wat minder scherp te krijgen.

Paul van Leeuwenkamp

Geen opmerkingen: