Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

25 augustus 2012

Gastdichter Jenny Dejager





Jenny Dejager (1951) is leerkracht van opleiding. Zij studeert cultuurwetenschappen aan de Open
Universiteit.
Zij publiceerde vier gedichtenbundels in eigen beheer: De smaak van stilte, In vlindervlucht naar de
regenboog, Twee voetstappen later, Naast de liefde.
Zij publiceerde in 2010 haar debuutroman Een pauze voor passie bij uitgeverij Aspekt.
Gedichten van haar werden in het Engels gepubliceerd in de groepsbundel Poppies and Chamber Music (2010), ten poets, bij Demer Uitgeverij.
In 2011 publiceerde ze De aanhalingstekens van liefde en troost.


Duingras

De vlek, is de spin in het gordijn, ze vult
zonder spierkracht het lege strand.
Uit het labyrint van ontelbare keren
doodgaan – nergens staan – niet bestaan
draaft haar blauwe schimmel door het rulle zand.
Hij breekt eierschalen op het strand
en luchtbellen die aan land komen
knijpt hij blauwe plekken.
Met zijn poot krabt hij een plaats voor een dak.
De vlek in duingras tekent een plek
die niet meer
met haar voeten in het water staat


Het zwervend klaverblad

Toen een knooppunt nog een ongelijkvloerse kruising was,
zich nog geen klaverblad noemde
en snelwegen nog niet bestonden voor een zwervend leven
liep ik weg van thuis naar de meersen
en ik gooide steentjes in de poel en ringen toonden mij
wat een rimpeling kon doen omdat ze er eerder nog niet lag
in haar begon ik toen te wonen


Spraakverwarring

Als de lucht ijl en donker wordt
zit ik in een oogwenk achter de wolken.
zo wendbaar als een renner op zijn fiets,
effen als een biljartlaken, zo trouw als mijn hond.
Wie een snuifje smaak toevoegt door te zeggen
dat het in mijn leven nooit meer zal sneeuwen noch glooien
zou weten dat het gelogen is.
Maar als de zon opstaat, zou ik het wagen
om langs die achterdeur naar buiten te gaan
met het verlangen haar binnen te vragen


’t Kleimannetje

Voor het eerst sneeuwnieuwsgierig
en toen kleedde de dooi hem uit en hij werd bruin
hij werd mijn eersteling uit een homp klei
woorden werden gekneed tot löss, zijn voetafdruk
zette zich neer op de lege plek in mijn bord
de kleur van zijn huid glundert terwijl hij zwijgt
want al was hij thuis onder mijn jas, hij was klei
leem –veen – zand en daarom iets van mij
en nu mijn kleine schepping


The memorial Cairn
(voor de onbekende soldaat)

Als een losse steen lig ik in het monument.
Ik die vast zat aan de losse veters van mijn wandelende schoenen.
‘k Heb honger geleden zonder het echt te weten
want de palm van mijn hand was gevuld.
Gesneuveld in het voorjaar van 1918 kan ik niet navertellen
wie mij mijn schoenen heeft afgenomen. Ze lagen ongemoeid
op the battle field. Er woei een andere wereld door mijn hoofd:
de Highlands, het Gaelic, zelfs mijn zwerversleven bedroog mij niet
toen ik sneuvelde in Flanders Fields
Voetnoot:

Bij een foto gevonden op de site: www.wereldoorlog1418.nl het beeld van de Schotse
onbekende soldaat wiens schoeisel hem door een onbekende strijder werd afgenomen.


Twijfels

behoren toe aan tweestrijd
die zichzelf gaandeweg willen ontwonen,
verzaken aan het waakzaam lijf
als zij zich uitstrekken terwijl ‘ze’ het verwijt krijgen
dat de haas niet solitair meer is.
Enkel tekens die zich laten vangen
in lang gras en tussen onkruid
blijven niet zwijgen


Zonder titel

‘t Zijn de wolken met hun kleuren die overal
naartoe gaan of strepen trekken door mijn libretto
en plankgas geven als ze mij versieren
of de dingen die niet mogen
decoreren
in een andere reden van bestaan
Daarom zijn we nooit alleen geweest
al zijn we uren in de wind.
Ze troeven het denkbeeld van mijn scheve muts niet af
want ik ben maar het gedicht, dat zijn molen
met twijfelkoorts vleugels gaf
alsof ik je toebehoor heb ik bemind


De kei

Zijn gekleurde
ligt ingelezen
’t is de spiegel van zijn hart,
uitgelezen
door de ogen van de kijker


De steen

Het platgetrapte gras – omheind door een laagje zand
in ‘t hoekje waar hij op de keien woont.
Zijn geaderde mantel getekend door gepantserde vlammen,
glad en toch niet schilderbaar als vliesbehang
kijkt naar kinderen die spelen – glijden - over de rug
van ‘zijn gekleurde hard’
dat zwijgend op het speelplein rust.
Elk speels getrappel in zijn buurt geeft hem
het label hart


Stilte is

wonen onder een dak zonder lekken
in een huis met warme gebreken,
onregelmatige voegen tussen tegels
onder de treurwilg
met lage takken thuiskomen en de wagen
op de oprit onder de ranken
van de alleenheid van de dingen parkeren
waar het verlorene op scherven staat
veel vermoedt en weinig zeker weet
behaaglijk herademt

Jenny Dejager

Geen opmerkingen: