Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

15 juli 2012

EROTICA
Gepubliceerde gedichten - onuitgegeven bundel



En het water neemt je naam

De wind ligt languit op de dijk.
In de wolken ruik ik de adem
van het zout en de duinen.
Ik grijp de zon in het water

en giet haar uit over hoofd en hals.
Het zieke dier huivert in mijn
bloeiende heup - als regen op riet.
In het zand dat mijn voetstap draagt,

schrijf ik jou ten voeten uit.
En het water neemt je naam.
In het bange handgeklap
van een vogel hoor ik onweer.



Avontuur

In ‘t welig kruid van je huid ik
strijk neer en fluit van zotte vreugd
het lied van onze zondeval.
Een specht speelt solo op je dij.

En als water kirren duiven
onder de bloesems van je gezicht.
De knoppen van je borsten gloeien,
als je openbloeit een explosie

zo snel in de palm van mijn hand.
Een avontuur in jou te klimmen,
vol van zang en dol van zinnen,

maar als in hout letters kerven,
die je ook later ziet, kan ik niet.
Morgen fluit ik licht een ander lied.

Aan het water

De kleur van gras ben ik vergeten.
Zij kent de geur van hooi, de smaak
van water, het waaien van het riet.
Zij rekt zich uit als een konijn,

belust op 't zwoele minnespelen.
Ik vlij mij neer op 't slanke dier,
dat wuft en warm mij drijft naar
't wassend wier waarin mijn vinger sluit.

Aan de dode arm van de rivier
spreidt zij onbeschroomd gedwee
de twee verhalen van haar benen.
En de zon leest zich de ogen uit.


In het duin

Met de veroveraarblik van
een kind op zijn hobbelpaard
maak ik jacht op de vlinder
tussen haar lippen gespeet

zijn vleugels beven als riet
als ik haar traag bevinger
stil en van goeden huize
verzwijg ik wat niet eerbaar is.

In het duin proeven wij na
van knappend brood kaas en wijn
als verfijnde dieren hebben
wij ons uit het zicht gelegd.


Een zomer in de Moeren

Een zomer in de Moeren
aan de bocht van Cabourg
tussen broek en schote
land van koolzaad en rapen

zij vlijt zich neer prooi
lenig dier dat half opgericht
mij zoent in tegenlicht
onder navel en lenden.

Ik verstijf tot pagode
op deze binnenduin
stokebrand geuzenstorm
Seinemolen zonder wieken.

Als zij openwaait delta
van genot moeras onderkomen
voel ik het koolwitje
beven in haar heup.



Zonsopgang

Haar oor tegen mijn wang aan
op een grasspriet van het water
in verwondering kijken hoe
een waaier van pasteltinten

verkleurt van verwaterd groen
naar dieproze - zonsopgang
als een koperen bol spat
de nieuwe dag open overgiet

de natuur met verblindend licht
een kraai verbazend dicht
schaterlacht de stilte open.
Behoedzaam knoop ik de bloemen

van haar katoenen jurkje los
waar zij is uitgegroeid.
De geur van verse koemest
prikkelt onze zinnen.


Sint-Flora

Wij snuffelen de berm op
in de wei liggen schapen
uit de hemel gevallen
meteorieten een reiger

komt aan de einder neer.
Zij ruikt naar pas gemaaid gras
haar lippen beginnende dauw
dauwdraden waaraan vlinders

zinderen. Ik voel hun vleugels
trillen als zij kreunend
openbarst haar schoot mijn
bloeiende dood. De aarde

duizelt als wij huistoe
schrijden een paard met kar
schudt als een natte poedel
de geluiden van zich af.


Als ik aan land ga

In gespreide slagorde
voert zij haar oorlog
eeuwig zwanger zijn
van haar grote koning

zij lacht als op een party
haar buik de zee die ik
bevaar onder piratenvlag.
Als ik aan land ga

in haar hoogrankende delta
staat mijn schip op het spel
de meeuwen slaan
aan 't muiten.


Brief aan Hélène

Hélène hitsige maagd op kousenvoetjes
de lange puntstaart van je kornet
krult zich over je rug kwispelt over
de grond gekrulde fallus in erectie

zachte stokebrand zet de tobbe uit
hits het water op prikkel mijn zinnen
schrob mijn knoken hard mijn eikel
kom wijdbeens over dat ik oprollen kan

je kleed tot aan je lenden schouwspel
cinema in geuren en kleuren en
als ik oprijs tsunami zoen ik jou
als een ontdekkingsreiziger

roep america en vaar landinwaarts
voorbij de klippen je baai binnen
de zon steekt het water schuimkopt
jij koert en kirt ik gier van pret.


In het woud van je ogen

Als ik verwijl in het woud van
je ogen kauwen vliegen op
uit de bomen tinten bruin
nuances van groen op je

netvlies wij fluisteren lieve
woordjes in de oortjes van al
wie loopt vliegt kruipt ik waar
in je tepelhof je lichaam

ritselt als vallende blaren
in een buil van licht liggen wij
uitgekleed in een wijde kring
om ons heen beuken eiken

halsreikende reeën wanneer
jij de ogen sluit het woud
in nevel de magie verdwijnt
richt ik mij op voor heel even.

Thierry Deleu

Geen opmerkingen: