Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

23 juni 2012


Elsie, een ode aan de ongrijpbaarheid

De Kelk in de Langestraat had in de jaren 1970 een polyvalent zaaltje: de uitbater schreef theater en lanceerde er zijn premières; en op zaterdag waren er fuiven voor het alternatieve volkje van de ingeslapen stad.
Mottebol stond aan de rand van de dansvloer. Zij droeg een gestreept matrozentruitje dat haar borstjes accentueerde. Een slow werd ingezet en hij greep haar bij de lenden. Het klikte meteen. Zijn absurde humor werd beantwoord met even maffe en uitdagende boutades. En die eerste nacht liet ze zich gewillig uitkleden maar tot meer dan strelen kwam het niet. Ontgoocheld was hij niet, hij hield van haar ironie en spotlust: ‘moet dat ook nog uit?’
’s Morgens schrok ze van het speelgoed op de vloer van de living: ze had niet verwacht dat hij vader was.
Ze bleven elkaar ontmoeten op de stadwal waar hij zijn hond uitliet. Ze droeg haar donkere loden met elegantie: een rechte rug en weer die lichtjes van spot in haar ogen. En de volle lippen van een Julie Christie.
Ze vertelde over een vriend die aan cabaret deed en op het punt stond door te breken – waar hij zou blijven staan.
Toen Mottebol haar thuis bezocht, vroeg haar moeder, een klassieke schoonheid met voorname manieren, hoe ze dat deed: fladderen van de ene vriend naar de andere, het bed delen met iedereen. De rebelse dochter zei rustig:
‘Er zijn zoveel redenen waarom je iemand tof kunt vinden, wat is daar zo bijzonder aan?’
Mottebol bromde iets van instemming: collectioneren kent geen grenzen, er ontbreekt altijd een exemplaar aan je collectie.
Een half jaar later had hij zoals dat heet het echtelijk dak verlaten, zij schreef: ‘mussen vliegen in kladden, een adelaar vliegt alleen’. Onaangekondigd viel ze bij hem binnen op Nieuwjaarsavond en weer herhaalde zich de scène van de eerste nacht. Hij streelde haar naaktheid maar toen hij bij haar naar binnen wou, kroop ze terug op het hoofdkussen:
‘dat krijg je als je met een maagd naar bed gaat,’ grijnsde ze. ‘Ik kan het ook niet helpen, gisteren bij die cabaretier was het van hetzelfde.’ Mottebol bekeek het springerig toefje zwarte krullen en bedacht hoe meisjesachtig ze nog was. Een scherpzinnig vrouwtje en tegelijk nog een kind.
Waarom was ze dan gekomen, wou hij weten? Ze begon over bewondering: ze hield van zijn gedichten en ze vond het moedig dat hij alleen was gaan wonen.
Daarna verdween ze voor een jaar of twee. Tot ze hem opbelde met het nieuws dat ze getrouwd was: met een leraar geschiedenis uit Berkeley, Californië. Elke keer ze naar België kwamen, brachten ze hem een bezoek. De Amerikaan viel best mee en nooit zal Mottebol zijn wijsheid vergeten: ‘The problem with our country is that it is so big. Whatever occurs in the USA involves the whole world.’
Dat is inderdaad het fundamentele verschil met ons land, dacht Mottebol: wij mogen een bende onbenullen als regering hebben, niemand heeft daar last van behalve de Belgen zelf.
Een schurk als president in Washington is een ramp voor iedereen.
Tot zijn verwondering bleek de leraar wel jaloers: ‘als ik Elsie verlies, dan weet ik al aan wie,’ zei hij toen ze op een nacht door het Gentse Patershol liepen om de bruine kroegen af te schuimen.
Mottebol had haar toen al opgegeven: zijn promiscuïteit en libertinisme gingen niet zo ver dat hij een pril huwelijk om zeep wou helpen.
Elsie schreef dat ze opnieuw was beginnen te studeren en dat was in de States nog geen evidentie: ze moest ongeveer 400 000 BEF afdokken aan inschrijvingsgeld wat haar verplichtte om bij te klussen als fotomodel en schoonmaakster.
En opeens viel het doek over de historicus, de reden is Mottebol nooit te weten gekomen: hij vond het een aardige en intelligente kerel. Misschien had Elsie de passie ontdekt. Mottebol bezocht haar toen ze logeerde bij haar moeder in Brugge. Ze had een transformatie ondergaan: het kindvrouwtje was een bloeiende schoonheid geworden met een indrukwekkende boezem.
Ze vertelde over een avontuur op een Amerikaanse luchthaven. Ze werd aangesproken door een kolossale Afro-Amerikaan, een basketbalspeler en volgde hem naar een hotel.
‘Ik ben eindelijk klaar gekomen, lachte ze: ‘de orgasmen waren niet te tellen. Ik heb nooit vermoed dat ik het in mij had’
Mottebol zond haar zijn nieuwe dichtbundel waarin een gedicht over haar stond; in de opdracht deed hij zijn beklag: ‘met mooie vrouwen loopt er altijd wat mis, jij zal wel altijd een verre geliefde blijven zoals die van Beethoven.’
Zij antwoordde niet; misschien was ze verhuisd? Mottebol belde aan bij haar broer met een tweede exemplaar van zijn versmade of mislukte meesterwerkje. Nooit meer heeft hij van haar gehoord.
Echt spijt voelde hij niet: er zijn van die buitenkansjes die je beter bewaart als mogelijkheid.
En hij schrok terug voor vrouwen die je helemaal opvorderen: bij alles of niets koos de scepticus Mottebol voor niets.

Staf De Wilde
De Haan 22 juni 2012

Geen opmerkingen: