Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

5 maart 2012


Gelegenheidsdichter

Op één punt benader ik al de grote Guido Gezelle: als gelegenheidsdichter.
Recent schreef ik gedichten bij een zelfdoding, bij een tentoonstelling en bij een zestigste verjaardag. De bestemmelingen waren telkens ontroerd en zeer dankbaar.
Dat doet deugd: je krijgt als dichter het gevoel dat je een maatschappelijke functie hebt.

Waarom spreek ik nu van Gezelle? Wel, hij blijft onovertroffen vanwege zijn muzikaliteit en zijn beste gedichten zijn transparant zonder oppervlakkig te worden.
Onlangs ontving ik een mailtje van iemand met een universitair diploma en zij kloeg erover dat zij maar de helft van mijn gedichten begrijpt. Als dat waar is, dan klopt er volgens mij iets niet: ofwel schrijf ik nog altijd te duister, ofwel heeft zij te weinig moeite gedaan.
Want dit laatste zal blijven: een dichter doet moeite om een gedicht te schrijven en neemt daar de nodige tijd voor, hij mag dan ook verwachten dat zijn lezers enige moeite doen en het gedicht meer dan één keer lezen. Een gedicht is geen krantenbericht: het onmiddellijke begrijpen van alle aspecten van het gedicht kan onmogelijk een doelstelling zijn. Er moet ruimte overblijven voor het raadsel, voor de suggestie en de symboliek.

Ik geloof dat het poëzieonderwijs in onze middelbare scholen te wensen overlaat en daar zie ik maar één verklaring voor: een gebrek aan enthousiasme en deskundigheid bij de leerkrachten. Wie van de poëzie houdt, die zal zijn/haar leerlingen de nodige ‘tools’ kunnen bijbrengen om door te dringen in het mysterie van de dichtkunst. En dat kan best plezant zijn als men maar de juiste keuzes maakt en zijn/haar verbeelding laat werken.

Concreet voorbeeld is Paul van Ostaijen die heel wat heeft geschreven waar plezier aan te beleven valt. Bijvoorbeeld: van zijn Opdracht aan mijnheer Zoënzo kan je een theaterstukje maken met komische stemmen. En bij het moeilijke Heul van Gerrit Achterberg kan je de leerlingen laten luisteren naar Shelter from the storm van Bob Dylan: de thematiek is identiek dezelfde en van de woorden ‘shelter’ en ‘storm’ vind je verscheidene synoniemen in het gedicht.

Kortom, als poëzie niet wordt begrepen dan kan het aan de dichter liggen die zich al te hermetisch heeft uitgedrukt, maar in de meeste gevallen ligt het probleem elders: in het bijzonder in ons onderwijs. En, het spijt me dat ik het moet zeggen, ook bij de lezer die een beetje te gemakzuchtig is.

De Haan 5 maart 2012
Staf De Wilde

Geen opmerkingen: