Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

16 maart 2012

20 jaar geleden en meer (vadergedichten + één moedergedicht)

WEINIG


Weinig heb ik begrepen vader
van de smaak van water en wingerdrank,
de geur van gras, de grijze vacht van schapen,
van de bliksem en de rauwe hagel.

Hoe zacht 's morgens het licht beweegt
over het beslagen groene water,
over de kantkraag van het wijde bos,
over de drenkplaats van dieren,

met lippen dik van de dorst,
over de huizen en de daken.
Zacht en onvoelbaar streelt het licht
dit landschap tussen droom en waken,

als een vader het zeer jonge kind. 


VADER (1)


Vader, nu je nog in leven bent
in de focus van vandaag herinneringen schoffelen
aan die jaren na Lichtmismaand
in eenvoudige woorden, en vader
om bestwil geen leugen,

fijn dat je nog 'ns genieten kunt
of ook 'n keer een wrange nasmaak proeft
Ik wil geen leemten opvullen, vader
enkel herstellen wat wij toen ongemaakt
achter ons lieten, met het excuus
dat we later wel 'ns tijd zouden maken

Als ik mensen hoor praten over herinneringen
dan lijkt het wel of zij zich zonder meer
weer te binnen kunnen brengen wat geweest is
Ik kan dat niet, vader, ik weet nooit
het verschil tussen wat nu echt is 
en de vele verhalen die zich
daaroverheen hebben neergevlijd

De tijd van toen, vader
toen de Engelsen kwamen als engelen
in kaki gehuld met bruine dekens en
confituur van appelsien in blikken dozen
Bill noemden zij jou


NAAR ZEE


Ik herinner mij nog levendig, vader
alsof het gisteren was
hoe je in de gutsende regen
met je gammele fiets naar Kortrijk reed
Om een saxofoon
Voor die knappe zoon van jou

Ik was toen zeven en de derde van de klas
de eerste die met pen en inkt mocht schrijven
de eerste die, zes maand later
op kosten van het ziekenfonds
naar Zon en Zee mocht
omdat ie een zwakke gezondheid had

Moeder werd er stil van
haar gemoed schoot vol,
bij de deur bestak zij de dokter van dienst
alsof ie jarig was

jij keek over mijn linkerschouder
in de richting Dover
toen wij afscheid namen
ginderver, een busreis van huis
waar het een privilege was te mogen blijven
Bij de Zusters van Liefde


DE HETAEREN                                                                                                              


't Was al herfst of eind van de zomer                                                                                    
een zondagavond, toen je uit Menen terugkeerde                                                                           
en je fiets stalde tegen de gevel van het café,                                                                          

moeder krijste dat je laat was, te laat                                                                                   
en het koor zong van de hetaeren                                                                                         
de meisjes van plezier                                                                                                    

je had een stap in de wereld gezet, vader                                                                                
en je zou die duur betalen,                                                                                               
er werden namen gelispeld                                                                                                
één naam ligt nog op mijn lippen                                                                                          
maar ook nu verraad ik jou niet                                                                                          

Toen zijn wij gaan wandelen                                                                                               
op aandringen van 't mansvolk                                                                                            
tot aan de hoek van de rijksweg,                                                                                          

ik liep erbij voor spek en bonen                                                                                         
een paar meter achterop                                                                                                   
en dacht aan de waterval van Coo                                                                                        
die met de twee gulpen,                                                                                                   

immers jullie hadden zóveel te zeggen                                                                                    
zo haastig tegen elkaar op                                                                                                
als een cascade van woorden                                                                                              

Bij het terugkeren                                                                                                        
daar waar de rooilijn een paar meter inspringt                                                                           
plaste moeder gehurkt in de aarde                                                                                         
en de ruzie was ermee bijgelegd                                                                                          


VADER (2)


Minder en minder kan ik afstand nemen
van wat voorbij is,
figuren maken zich los en treden naar voren

Als een archeoloog graaf ik naar sporen
diep in mij bewaard gebleven,
elke laag is een periode
in elke periode vind ik tekens van herkenning
schilderingen, wachtwoorden

Het verblijf op de lagere school is een periode,
maar over eerder, nog vroeger terug
wil ik jou schrijven,
over mensen en dingen van toen
over de puberteit, terugzien zonder schroom
op een tijd van onzekerheid en onzekerheden

In die periode ontmoette ik N.
het eerste meisje dat ik kuste
met wie ik heb gevrijd, al heeft dat woord niet de inhoud
die je er later aan geeft

Dit her-denken loopt mij soms uit de hand,
het wordt meer en meer een terugreis
naar mijn eigen begin, naar mijn eerste eind,
ik voel onrust, angstzweet breekt mij uit


VADER (3)

Dat je wantrouwig bent
als ik over mijn eerste liefde schrijf
dat is jou geraden, vader

ik heb niet een eerste liefde gekend
(nou ja, ontelbare ook niet),
wat ik zeggen wil is
dat je van je eerste liefde niet wist
dat zij de eerste was
of dat je ten onrechte meende
dat je het liefde kon noemen,

nu ik dat schrijf, zit ik vragend
tegen die liefdes aan te kijken:
wat was nu de eerste, de hevigste,
wat bleek de sterkste, de mooiste?

Ligt het geheim van de liefde
niet in haar samenstelling
dit en dat en dat en dat?

Het eerste vriendinnetje, de eerste
vriend, het meisje dat net begon
de mensen die ik mij herinner
zijn misschien nooit geweest
zoals ik wil dat ze waren, vader 


TOONTJE

De kerk is van het kind
weemoed ligt in hinderlaag
als ik aan moeders hand
behoedzaam binnenschrijd.

Voor Toontje mijn Toontje
steekt zij een kaarsje aan,
prevelt kleine geluiden
die mij behagen.

Haar woorden kroppen en
haar pas versnelt als zij
het zwaar ademen hoort
van de stilte. Telkens

ik er wederkeer voel ik
een zachte bries een hand
in mijn hand samen wolken
raken en engelen.


LAATSTE DUEL
Voor vader

Ik registreer de aardbeving
in zijn ontstelde blik
hoe zijn trots heel even
nieuw leven door hem jaagt.

Nog eenmaal smeekt zijn hand
om een goed woord
de zuster lacht stereotiep
haar witte dijen bloot.

Mijn hand schikt onhandig
het laken over zijn
gestuiptrekt lijf. Ik zet
de tijd op winteruur

in mijn merg de warmte
van toekomstig spijt. Zijn
laatste woord voelt ijskoud
ik leg een deken bij.

Thierry Deleu

Geen opmerkingen: