Oostduinkerke,
6 juli 2002.
Jan,
Dit is
het prille begin van de Oostduinkerkse brieven. Hier begint een nieuw
brievenboek. Ik vermoed: nummer vier. En, ja Jan, hier komt mijn vraag alweer
uit de bocht, van achter de hoek, niet uit de lucht gevallen, neen, neen,
verwacht: “Wanneer verschijnt het eerste brievenboek? Vlaanderen wordt
wanhopig, kreunt, ligt op apegapen. Het land heeft zijn medicijn nodig, het
reeds lang aangekondigde wondermiddel, de viagra van de geest, het pompje naar
de eeuwigheid, de pacemaker, de make-lover…”
Eerst
de Creuse, mijn tweede vaderland, - dit is een dwaas, beetje kinderachtig
statement: mijn vader had geen land en ik wil ook geen land, ik hoor bij een
volk. Weet je, mijn vriend, dat ik in mijn hart altijd een Volksunieman ben
geweest en om den brode (eigenlijk voor de kers op de taart, de crème fraiche
op de beker, voor het zout in de pap, een schelle van de zeuge tussen mijn
boterham) een socialist? Ginette zegt smalend dat ik een collegepiet ben: bijgelovig,
Vlaams, romantisch, zwever, zwerver, nationalist, chauvinist, … Ik weet niet of
zij gelijk heeft. ’t Maakt ook niets uit, ik voel mij goed in mijn vel. En ik
durf al eens uitschuivers produceren als daar zijn: “Indien de wereld een land
van volkeren was gebleven en niet een land van staatkundige grenzen, dan zou de
wereldvrede al lang een feit zijn geweest!” Soit, de Creuse dus.
Na
Nathalie Baye en de Belgische kasteelheer ontmoette ik onlangs een derde toffe
gast: een moderne druïde met ouderwetse gedachten! Ineens stond hij naast mij.
Waar kwam hij vandaan? Eerst dacht ik beweging te hebben gezien in het hoge
gewas, maar hij kon ook tussen de grote
granieten stenen naar boven zijn geklommen. Hij droeg een lang wit kleed en had
een grijze, lange, fijne baard die in punt uitliep tot bij de navelstreek.
“Bene qui latuit, bene vixit.”
“Ansi soit-il.”
Hij
vertelde in een middeleeuws Frans, doorspekt van Engelse klanken, over zijn
missie, zijn hoge leeftijd, over Merlijn, over de 112 profetieën van Saint-Malachie
of Armagh (Ierland, 1094-1148). Door de verwoesting van de Keltische kloosters
door de Vikings waren de Ieren beroofd van hun spirituele en culturele wortels.
“Ik ben
een ovaat.”
Aan de
diepe groeven in mijn voorhoofd kon de man merken dat ik niet wist wie of wat
een ovaat was.“Ovaten zijn zieners. In de hiërarchie van de druïdenkaste zijn
wij belast met de voorspelling.” “Ach zo,” piepte ik. “En jij bent een druïde?”
“Precies.”
Malachie,
Jan, is de auteur van de 112 profetieën over de pausen, vanaf Celestijn II
(1143-1144) tot Johannes-Paulus II. Hij bezocht Sint-Bernard in Clairvaux in
1139. Schonk Sint-Bernard aan de Tempelorde niet alleen een Regel, maar gaf hij
haar ook een aantal geheimen door, waaronder deze 112 profetieën? Het ziet er
naar uit. Daardoor hadden de Tempeliers inzicht in het lot van de pausen. Toen
Jacques de Molay, Grootmeester van deze Orde, op de brandstapel stond,
voorspelde hij de dood van Filips de Schone en van paus Clemens V in hetzelfde
jaar van zijn executie. Clemens V stierf aan een ongeneeslijke ziekte,
verkrampt door verschrikkelijke pijn (profetie 31 van Malachie of Armagh).
De
witte man nodigde mij uit om bij hem te komen zitten op een bank, die de vorm
van een altaar had, een soort dolmen. Hij zei dat hij één van de laatste
druïden was die als opdracht had de hypocriete kerkelijke leer te demystifiëren
en haar te vervangen door de van oudsher zuivere Keltische eredienst.
“De
Kerk is een aberratie van de leer van Christus. Zij die dit hardop
uitschreeuwen, worden gedoodverfd als ketters. Ben jij bereid het woord van
Merlijn te verkondigen?”
Jan, je
kent mijn antwoord.
Jan,
begin deze week ontmoette ik Francine Van Mieghem, de vrouw van George Grard.
Zij kocht in 1994 in
Gijverinkhove (de Westhoek) een hoeve aan die ze liet restaureren. Nu staat het
complex bekend als “Stichting George Grard”, een soort openluchtmuseum.
We
dronken een koffie en Ginette trakteerde Francine op een kir. Gevleid door dit
gebaar vertelde ze ons honderduit over de Stichting, over haar man en over haar
dochter Chantal.
In 1931
vestigde Grard zich in een vissershuisje te Sint-Idesbald. Hier werd de
zogenaamde “School van St.-Idesbald” geboren of de Academie van de Westhoek.
Het huis werd een ontmoetingsplaats voor kunstenaars, zoals Caille, Creuz,
Dasnoy, Delvaux. In 1947 reisde Grard naar Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië,
Griekenland en Joegoslavië. In 1954 ontmoette hij Francine Van Mieghem. Ze
huwden in 1970. Einde jaren '70 kreeg Grard te kampen met gezondheidsproblemen.
Hij overleed te Sint-Idesbald op 26 september 1984.
George
Grard wordt algemeen erkend als één van onze grote Belgische beeldhouwers. Hij
bleef zijn hele leven trouw aan één thema: de liefde voor het vrouwelijk naakt,
zittend, liggend, staand. In de woelige jaren '30, '40, en '50, wanneer de
strijd tussen figuratief en abstract heftige discussies uitlokt, blijft hij
overtuigd van zijn gelijk. In 1962 schrijft hij: “Ik bekijk dat allemaal van
ver. Het leven zelf interesseert me meer. Het is uit het leven dat ik heb
geput. Ik voel mij veeleer verwant met de sensualiteit van Renoir.”
In 1957
werkte hij een maand in Kongo. Afrika inspireerde hem tot zijn Grote Afrikaanse, een rechtopstaande
uitgelengde slanke figuur. Dit beeld is een keerpunt en betekende de overstap
naar een nieuw vrouwentype: de uitgelengde gestaltes.
Na zijn
dood blijft het vissershuisje door de familie bewoond. Te Gijverinkhove worden
echter alle originele gipsen beelden bijeengebracht.
Grard is
de uitvinder van de verloren-was-techniek. Op het oorspronkelijke gips maakte
hij een mal waarvan hij de verschillende delen met vloeibare was instreek.
Daarna zette hij de holle delen van de afgekoelde was aan elkaar. In en rond
het beeld bracht hij bakaarde aan. In een oven op hoge temperatuur werd het beeld
uitgestookt, zodat de aarde gebakken werd en de was volledig verdampte of
wegsmolt. De uitdrukking “verloren was” slaat op het feit dat het wassen beeld
letterlijk in rook opging. In de lege tussenruimte die door het uitstoken
ontstond, goot hij vloeibaar brons.
Wanneer wij meer dan gewone belangstelling tonen voor een werk van Chantal Grard, mengt een zekere Trenchant zich in het gesprek. Trenchant is de Franssprekende neef die mee de zaak behartigt.
“Le
baby? Vingt-quatre mille, monsieur. Il ne reste que deux.”
Voor
Chantal Grard vormen levende organismen het uitgangspunt van haar werk. Zij
verwijst meervoudig naar ontluiken, groeien, evolueren, het zich richten naar
licht en warmte. Op een subtiele en sensuele manier formuleert zij een
persoonlijk antwoord op het oeuvre van haar vader. Thema's als vruchtbaarheid
en groei, uitzetten en krimpen maar evenzeer de tegenpolen: rotten, afsterven,
sterven. Ook begrippen als mannelijk/vrouwelijk, agressiviteit/sensualiteit,
dominantie/tederheid spelen mee. Ze werkt in klei, gips, paraffine, was en
brons.
“Onderwijsmensen? Ik heb les gegeven, monumentale keramiek, van 1984 tot 1995 aan de Westhoekacademie van Koksijde, maar ik maak ook beelden,” vertelt Francine van Mieghem.
“Dit weet
ik, mevrouw.”
“O ja, hoe
is uw naam?”
“Deleu.”
“Van Ons Erfdeel?”
“Neen.”
“Schrijft
u?”
Ik stel mij voor.
Fancine Van Mieghem ging in de leer bij Pierre Caille voor keramiek en bij Paul Delvaux voor levend model. Beiden werden vrienden voor het leven. Vooral Grard heeft haar talent doen ontbolsteren. Eigenzinnig bouwde zij echter een sculpturale wereld op met zeer eigen klemtonen. Haar werk evolueerde tot een spel van ritme binnen uitgelengde volumes, het opbouwen van ritme via de ledematen, wat resulteerde in het uitdunnen en verlengen van de vormen.
“Ik exposeer vanaf 2 juni in Art Gallery De
Muelenaere & Lefevere in Oostduinkerke.”
“Wij
vertrekken die dag voor een paar maand naar de Creuse. Maar als wij terug zijn,
komen wij zeker kijken.”
“Ik woon
hier niet hé, ik ben blijven wonen in Koksijde.”
“Stelt u
daar ook tentoon?”
“Neen,
maar u bent altijd welkom.”
“Dank u, mevrouw.”
Jan, de verhuis gaat vlotter dan ik had gedacht. Bijna elke dag rijden wij naar zee. Iedere keer neem ik plastic boxen en kartonnen dozen mee, met vooral boeken en tijdschriften. Ook de tekeningen, schilderijen en beelden zijn reeds ter plekke. De schilder-behanger en de elektricien hebben hun ding gedaan. Ginette vond een goede werkvrouw. Bovendien komen de bestelde meubels met regelmaat en volgens afspraak binnen. Ik denk aan het salon, de bibliotheekkast, de boekenrekken, de huishoudtoestellen. Gisteren kocht ik een modelvissersboot, nu nog een modelzeemeeuw en een modellichttoren en de leefkamer ademt Oostduinkerke uit. Ik zou graag nog een reproductie van Delvaux, een beeld van Chantal Grard en een keramiek van Francine Van Mieghem kopen, indien er een budget voor deze uitgaven voorhanden is. Zoals je weet is Netteke mijn minister van financiën. Ja, Jan, maar ik blijf prime minister!
In het Florishof leerden wij Hilaire Florizoone kennen. Hij is de stichter, de motor, de gids van het museum, zijn zoon Jan houdt het restaurant open. Dit museum werd opgericht om het rijke verleden van onze grootouders, hun leefmilieu en oude ambachten te bewaren en harmonieus te integreren. Florishof is het museum van het leven, Jan, waar wij allen iets hebben terug te vinden of te ontdekken. In een uniek oud-Vlaams kader kunt U in het pretentieloos maar stijlvol restaurant genieten van typische streekgerechten. 's Namiddags is er ook koffiepauze met specialiteiten uit grootmoeders tijd. Florishof is anders dan vele andere musea. Het is geen opeenstapeling van oud en vermolmd gereedschap, het is niet doods en onpersoonlijk, het leeft! En het leeft omdat wij er niet moeten kijken naar het netjes tentoongestelde meubilair van een oude keuken, maar werkelijk in de keuken binnenstappen. Florishof wil het dorpse volksleven van voor de eeuwwisseling levendig naar voren brengen. Rond de kapel scharen zich de herberg, de winkeltjes, het schooltje, het mode-atelier, het interieur van het oudste in zijn oorspronkelijke staat bewaarde vissershuis van de vissersgemeente Oostduinkerke. Het museum vind je aan de Koksijdesteenweg 24 Oostduinkerke. Ik kreeg van Hilaire, ver boven de 80, een gedicht. Ja, Hilaire is ook een dichter. Door de verhuisfobie die ten huize Deleu heerst – voor mij niet eens een onprettig gevoel -, vind ik het gedicht niet terug. Ik reserveer het voor een tweede Oostduinkerkse brief.
Hoe staan de zaken vandaag, 6
juli, er voor? Beter dan ik had durven verhopen: alles staat bijna op zijn
(nieuwe) plaats. Ik schrijf in de slaapkamer, de boeken die ik dicht(er) bij
mij wil, staan bijna alle in het juiste rek of bibliotheekkast. Dit betekent
dat ik van de ongeveer 1.000 boeken er nu nog 500 over houd, waarvan er een
kleine 100 in
de garage een nieuw (treurig) leven beginnen. Ook in de schilderijen en de
tekeningen heb ik grote kuis gehouden: sommige heb ik Henk cadeau gedaan en
andere staan opgestapeld in de gesloten bergruimte. Welke heb ik
tentoongesteld? 6 tekeningen van Henk, de kat van Antoon, het zeetje van Mico,
een werk van Rogette Jonckhiere en een naakt van Jacobert dat ik opnieuw heb
laten inlijsten. Op het buffet prijkt een antieken stenen O.-L.-Vrouwebeeld met
druiventros, gekocht bij Exclusive
Kuurne. Het komt uit Zuid-Frankrijk, 18de eeuw.
Onze afreis naar de Creuse werd
reeds driemaal verdaagd. We hebben het zo naar onze zin hier aan zee dat ik
minder enthousiast naar La
Vallade vertrek. Zou dit de ware reden zijn of een van de
vele? Je moet weten dat boer Warlop niet alle beloften inlost die hij mij heeft
gedaan, vooral de verzorging van mijn paard laat te wensen over. Ik heb dan ook
besloten het op stal te plaatsen te Beveren-aan-den-IJzer, 20 km hier vandaan. In de
maand september haal ik het naar hier. Ik heb immers geen “van” (E) en ook geen
ervaring met paardentransport. Bovendien krijg ik het moeilijk met de
hebberigheid van mijn vriend Marcel, zijn puur materialisme, zijn berekende
vriendelijkheid. Opgelet, Jan, Marcel blijft een vriend en de Creuse een
paradijs, maar toch vraagt het project een herbronning en een herschikking,
zowel in aanpak als in duur. We zien wel.
Uitgever, Eindterm zit in de pipeline, nu zou ik graag hebben dat je Amélie Laforêt leest en aantekeningen
maakt. Ik heb vertrouwen in je literaire kritiek en je bijzonder grote
leeservaring. Inmiddels werk ik aan de derde versie van Arsène du Frêne, heer van La Vallade. Het wordt een goede historische roman: historisch
correct (op enkele details na), vlot, veel dialoog, visionair, met bekende
personages die alweer zullen worden verwezen naar het rijk van de fictie. Och
Jan, wat kan schrijven pijnlijk zijn en toch zo boeiend, alsof de wereld aan je
voeten ligt, welteverstaan de wereld die de schrijver oproept en waarin hij
zich beweegt als een aal, een paling, een reptiel, een roede. Hij grijpt de
fictie van zijn figuren aan om te strelen en te geselen, om te juichen en te
wenen, om plooien glad te strijken en voluit zijn gedacht te zeggen.
Ondertussen werk ik aan een politiek traktaat dat als titel heeft: Het
contact met de burger. Hierin wil ik mijn ei kwijt over de politiek, de
politici, de militant, de kiezer… Strelend en striemend, relativerend en humoristisch.
“Ze mogen niet denken dat ik hun cinema niet doorheb!” Het wordt een lijvig
pamflet van een 60-tal bladzijden. Om te publiceren in een tijdschrift. Welk?
Weet ik veel. In Mao?
Jan, ik heb genoten van je laatste brief. De dagboekman
was terug, even maar, lees ik, want hij komt en gaat. Een drukke gast, een wereldreiziger. In de
maand februari was hij te zien in Poperinge, Watou, Gent, Heuvelland,
Dranouter, Loker, Kemmel, Wijtschate, Ieper, Harelbeke, Mechelen, Menen,
Merendree, Aalter, Roeselare, Zonnegem, Kortrijk, Beveren-Leie, Wielsbeke,
Mere, Antwerpen, Duffel, Herzele, Melden, Sint-Amandsberg, Erpe-Mere, Waregem,
Machelen-aan-de-Leie, Tielt en Eeklo. Al deze steden en dorpen liggen op de
autosnelweg van de stress of aan wegen als bisons futés. Heeft de reiziger nog
tijd voor zijn vrouw, zijn kind, voor de familie? Het eiland van stilte, de
oase van rust ligt niet zo ver, veeleer dichtbij, thuis, en toch wil hij zich
ongedwongen terugtrekken in een ver land. Om wat te doen? Om aan te bellen bij
schrijvers, dood of levend, om musea en exposities te bezoeken, om het spoor te
volgen van beroemde mannen en vrouwen…
Om een depressie te krijgen? Maar neen, mijn vriend beleeft ook veel
moois, ogenblikken van verwondering, kinderlijke blijdschap.
Thierry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten