Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

15 december 2011


DE VOORSTELLING VAN HET

TWEEDE JAARBOEK VAN HET VLAAMS-NEDERLANDS DICHTERSGENOOTSCHAP
“De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee”

was een groot succes:
een zestigtal aanwezigen zowel op de voorstelling in de kok-pit van het gemeentehuis van Koksijde als in Hotelschool Ter Duinen Koksijde.

In de raadzaal van het gemeentehuis van Koksijde, vond op woensdag 7 december, om 16.30 u, de voorstelling plaats van het tweede jaarboek van het Vlaams-Nederlands dichtersgenootschap “De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee”

Na de verwelkoming door Schepen Herwig Vollon, werden gedichten uit het jaarboek voorgedragen door Ilse Chamon, woordkunstenares.
Daarna hield Thierry Deleu een kort referaat dat een pleidooi werd tegen de discriminatie van de auteur.
Het eerste exemplaar werd door de voorzitter overhandigd aan de Schepen, in het bijzijn van cultureel ambassadeur van de gemeente Koksijde, Fernand Florizoone, waarna een druk bijgewoonde receptie plaatsvond.
De meeste dichters gingen ook tafelen in Hotelschool Ter Duinen.

Waren onder andere aanwezig: de dichters/schrijvers Nicole Van Overstraeten, Gwen Deprez, Frans Vlinderman, Gerda Galicia, Jozef Vandromme, Monique Verplancke, Peter le Nobel (N), Patricia De Landtsheer, Lieve Devijver, Luc C. Martens, Staf De Wilde, Edith Oeyen, Patricia Lasoen, Fernand Florizoone, Hervé J. Casier, Egied Steylaerts, Ruud Poppelaars (N), Katelijn Vijncke, Viviane Burssens, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Jan Huyghe, Tine Hertmans, Martin Carrette en Marc Bungeneers.

Ook de pers was aanwezig, journalisten en persfotografen van “Het Nieuwsblad”, “Het Laatste Nieuws”, “Het Wekelijks Nieuws”, “Info Houtland”, “Tij-dingen”.

Een fragment uit de toespraak van voorzitter Thierry Deleu:

Is er een malaise in de literaire wereld? Een moeilijk te beantwoorden vraag. Het antwoord hangt af van wie je bent, wat je wilt en wat jouw plaats is in het geheel.
Ik bedoel: schrijf je kookboeken of reisverhalen? Dan is er geen malaise. Juist!
Indien er een malaise is, - en ik vermoed het sterk, - durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is.
Niet het distributiesysteem in se stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in deze rotatie van debutanten en auteurs die geen “gevestigde” uitgeverij vinden of die niet bij een “commerciële” uitgever wensen te publiceren. Dit vast te stellen is discriminerend.
Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.
Ik bied een oplossing aan, met name: het “Plan Boek”. Het “Plan Boek” vertrekt vanuit drie prioriteiten.
Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van “Onafhankelijke Auteurs” (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, in welke vorm ook, uitgeven).
Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen.
Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting)) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken.
Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs.
Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.
Het resultaat van “Plan Boek” moet leiden tot een aangenaam retrogevoel:
de jaren ’70, toen boeken werden aangekocht van de meeste auteurs en verdeeld over scholen en bibliotheken.

Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. Logisch toch! De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid.
Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven ter vervanging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren.
In dit nieuw decreet moet de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, worden beschreven waarbij de auteur op de eerste plaats komt.
Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen. Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.
Een officiële recensiedienst zou in het leven moeten worden geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken.
Die werkwijze werd tot voor enkele jaren toegepast in Nederland.
Deze dienst zou ook kunnen zorgen voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label “Onafhankelijke Auteurs” dragen.

Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over het onthaal van een boek bij de lezer. Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.
De dominantie van de “gevestigde” uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het “Plan Boek” in de kiem gesmoord.
De overheid moet niet de uitgever financieel helpen, maar de individuele auteur.

Bovendien is de prijs van de boeken geen zaak van de overheid. Dat is de taak van de commerciële uitgever. Hij bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meer vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, distributiekosten, het aantal titels. Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. Indien hij minder winst maakt, moet hij dit verlies niet verhalen op de subsidiërende overheid. De uitgever drijft handel in ideeën en het brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.
De uitgever biedt zijn boeken aan via publiciteit, de overheid stuurt via haar recensiedienst info naar de openbare bibliotheken.

Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.
Ik behoor tot de generatie die als jonge auteur 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam.
Na ’68 vond de gevestigde macht echter het prefix neo uit. Dat betekende dat in de boekenwereld de uitgever zijn macht behield, maar nu met groeiende overheidssteun. En bizarre interpretatie van “sociale markt”.

“De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” is een Nederlands-Vlaams dichtersgenootschap dat onder andere om die reden en vanuit deze bezorgdheid in het leven werd geroepen. Een “Meester-dichter” is iemand die uit bescheidenheid het woord nooit zelf in de mond neemt. Hij of zij beschouwt zichzelf veeleer als de “allerbeste tweederangsdichter”. Het initiatief is een pleidooi voor tweederangsdichters, niet omdat zij geen mooie poëzie schrijven, wel omdat ze te weinig aandacht krijgen.

Het tweede jaarboek wordt op de markt gebracht door Razor’s Edge Edition Gent.
Een derde aanpassing van “De 50 Meesterdichters” komt er aan voor de periode 2011-2013. Alleen bij overlijden, ontslag of klacht wordt een naam geschrapt en door een andere “Meesterdichter” vervangen.
Alle “Meesterdichters” moeten een goede reputatie hebben als mens en als dichter. Zij zijn de toekomst van het poëtisch patrimonium van de Lage Landen bij de zee.

Voorzitter Thierry Deleu is te bereiken op 058/514120 of 0475/811763





Geen opmerkingen: