oevergras
- voor Jana –
verder niets, niet verder:
jouw vingers in de eerste
haartjes van haar nek
water tegen oevergras
verder niet, zegt ze,
en haar stem ruist
ze ritselt als oevergras
dat buigt en meegeeft
en terugveert teer en speels
zo, zolang mag het:
wees vingers van water
en verder niets
verder een stem die wijze woorden
uitspreekt die van een ander komen
van een groter water –
zij staat nog op een oever
en bevraagt wat aan haar
voorbij komt voorbij stroomt
zij droomt nog:
er moeten anderen zijn
zacht als water en zeker
van kracht om haar
hoger te vervoeren
want ze voelt al waar ze heen wil:
naar het onderkomen van een woning
waar kinderen spelen
en gebeden door de schemer gaan
met de rook van kaarsen
met het schaarse licht van hen die wachten
en vol verwachting zijn
want er moet een ander aanwezig zijn
die is als een groter water
dat alle oevers streelt
en de mensen die gras zijn op die oevers
verder niet,
zo, zegt ze, zo is het fijn:
jouw vingers door mijn nekhaar
en mijn huid die glinstert als water
Staf De Wilde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten