Manifest voor een cultuurbeleid
Een gemeentelijk cultuurbeleidsplan is een evenwichtig en goed doordacht werkstuk. Het is een voorbeeld van een gul en open beleid dat geen enkele doelgroep uitsluit van deelneming. De artistieke en culturele wereld heeft behoefte aan een niet-elitaire opvatting van de begrippen cultuur en kunst.
In de loop van een nieuwe legislatuur wordt nogal vaak verkondigd dat de taak van de overheid op het gebied van de cultuur een zekere afronding heeft bereikt. Een pedante uitspraak, maar het voorval typeert ons cultuurbeleid: het wordt te vaak gezien als een verzameling van activiteiten die op zeker ogenblik kunnen worden afgerond.
Onze cultuur is soms haar motivatie kwijt. Het ontbreekt haar soms aan datgene wat de mens verheft boven zijn ikkerig bestaan. Het besef dat de overheid hier een belangrijke rol kan spelen, is de regiegroep en de deskundigen soms ontgaan. Cultuurbesef, menselijke verhoudingen, cultuuropvoeding en cultuuroverdracht (lees: participatie van het publiek) moeten in een cultuurbeleidsplan centraal staan.
Het culturele beleid mag zich niet beperken tot het creëren van ruimte voor allerhande vormen van cultuur en de presentatie ervan, het moet zich ook bezighouden met het scheppen van nieuwe kanalen van communicatie tussen kunstenaar en publiek. Het beleid moet de hele bevolking bij de opbouw van dit beleid betrekken.
De schepen van Cultuur en de culturele diensten van de gemeente moeten in de praxis ook een sociale politiek toepassen (de toegankelijke infrastructuur, de adviesorganen).
Een cultuurbeleid is echter nooit af. Ook het gemeentelijk cultuurbeleid bereikt nooit een afronding. We hebben steeds meer vrije tijd. Veel mensen, en vooral veel kinderen, brengen - en dit is spijtig - het leeuwendeel van die vrije tijd door voor de televisie. De gemeente moet inzien dat de overheid de cultuur weer dichter bij de mensen moet brengen.
Het gemeentebestuur heeft ook een belangrijke rol als bemiddelaar. Het zal zich inspannen om een brug te slaan tussen kunstenaars en het publiek. Niet alleen door het organiseren van culturele activiteiten, maar ook, en vooral door het rechtstreeks in contact brengen van die kunstenaars met de bevolking.
De culturele actoren in een gemeente moeten zich zonder pleinvrees in het midden van het open plein bewegen. En daar dingen doen. Als je gewoon even doordenkt, dan weet je dat meer vrije tijd inhoudt dat de mens zich kan ontpoppen als de “spelende mens”. De creatieve, spelende mens.
Ook het bestuur moet die tijd mee helpen invullen. Het beleid moet de mensen - ook de ouderen die nog vitaal en creatief zijn - de mogelijkheid geven om hun leven zinvol te maken.
Een gemeente is slechts de moeite waard in de mate dat de bestuurders erin slagen een fijnmazig netwerk van contacten en betrekkingen op te bouwen tussen de culturele en de intellectuele wereld. Hierdoor wordt de cultuur geen schouwtoneel van middelmatigheid.
Draagt het culturele beleid toe tot de vorming van kritische mensen die zelfstandig en vrij hun eigen weg kiezen en gaan? Een gemeente heeft een viervoudige functie: een maatschappelijke, een creatieve, een bevrijdende en een kritische functie. Zo blijft het engagement onveranderlijk gericht op de ontvoogding van de burgers inzake mondigheid, vrijheid, gelijkwaardigheid en een kritische instelling. Die functiebeschrijving strookt niet altijd met het culturele beleid in een gemeente.
Thierry Deleu
Geen opmerkingen:
Een reactie posten