Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

26 augustus 2011

‘Goede’ gelegenheidspoëzie van Nelleke Tessen-van Liere


Het hart der Dichters kent men allerbest aan ’t schrijven, dichtte Jan Vos (17de eeuw). Zoals het woord al zegt, worden gelegenheidsgedichten geschreven bij een bepaalde gelegenheid. Zo’n gelegenheid kan bv. de dood van een goede vriend zijn. Rouwgedichten zijn typische familiaire gelegenheidsgedichten.
Hierin is meer of minder sprake van persoonlijke emoties en eigen aandrift om te schrijven.  Gelegenheidspoëzie is vaak opgezet volgens bepaalde conventies, waarin het uitdragen van een algemene moraal een belangrijk punt is. Een specifieke gebeurtenis krijgt een algemene betekenis, waardoor de lezer mee zou kunnen voelen met de inhoud van het gedicht. Toch komt achter deze façade soms de persoon van de dichter naar voren. Dit blijkt ook uit de bundel rouwgedichten van Nelleke Tessen-van Liere. 

Gelegenheidspoëzie, waarin bepaalde gebeurtenissen uit de persoonlijke sfeer verbonden zijn met een algemene betekenis, biedt ruimte voor persoonlijke uitingen en gevoelens of emoties, bv. gevoelens van blijdschap of verdriet, vriendschap of liefde.
Hoe kan een dichter gebruik maken van het genre om zich persoonlijk te uiten?
Wanneer is er sprake van een persoonlijke relatie? Gelegenheidspoëzie wordt gebruikt binnen een eigen sociaal netwerk. Toch heeft de dichter hier geprobeerd haar gedichten op een universeel niveau te tillen. Op het niveau van het humanistische concept van de ‘ware vriendschap’, het ‘echte verdriet’, van een relatie, gebaseerd op intimiteit. 

Soms krijgen dichters de suggestie om een gelegenheidsgedicht te schrijven. Dit genre vergt oefening in het beheerst en geciviliseerd tonen van genegenheid op papier.

Sociaal netwerk wordt beïnvloed door algemene omstandigheden, zoals ziekte en dood. Ziekte en dood zijn dan ook veelgebruikte onderwerpen, rouwgedichten zijn van alle eeuwen.
Bij Nelleke Tessen-van Liere valt op hoe weinig - behalve het suggestieve gebruik van de woorden ‘licht’ en ‘paradijs’ - zij het geloof in God extrapoleert.  

Beeldschone planten in een zalig klimaat
Volmaakt geluk in het paradijs

(uit Het gemis)

Ik hoor je zachtjes zeggen
“Ik ga nu naar het licht”

(uit De dood in jouw ogen)

Gelegenheidsgedichten zijn er in verschillende soorten en maten. Dichters zijn haast verplicht een gedicht te schrijven, wanneer iemand uit hun omgeving doodgaat. Het schrijven van een gelegenheidsgedicht is vaak een vriendendienst.
Gelegenheidsgedichten worden echter niet altijd geschreven door literaire talenten. Vele gelegenheidsdichters hebben geen plaats in de literaire canon.

Gelegenheidsgedichten worden ook vaak voorgedragen of - zoals hier het geval is - gebundeld. De (geoefende) lezer verwacht ook bespiegelingen over algemene normen en waarden van de ‘wijze’ dichter. Een dichter moet in een gelegenheidsgedicht het specifieke verbinden met het algemene, zodat de lezer mee kan voelen en denken. Het gelegenheidsgedicht moet emoties opwekken als een teken van dichterlijk vakmanschap. 
Een dichter kan hierbij aandacht schenken aan uiterlijke omstandigheden, lichamelijke kenmerken en innerlijke eigenschappen, zoals wijsheid, moed of vroomheid.

Ook al ben je niet meer hier
Ik hoor je elke dag
Je stem die zachtjes met me praat
Je schaterende lach

(uit Mijn liefde voor jou)

Je was een voorbeeld voor velen
Iemand met een hart van goud
Actief en altijd bezig
Helaas werd je niet oud

(uit Zo was jij)

Nelleke Tessen-van Liere weet in haar rouwgedichten gebruik te maken van drie onderdelen: laus, luctus en consolatio. In de laus wordt de overledene bezongen, in de luctus kan de dichter klagen, in de consolatio kan hij troosten, denk hier aan het bereiken van ‘het licht’, het eeuwige leven, de hemel. 

Daar waar het altijd vrede is
Weet ik dat jij op me wacht
Er is meer tussen hemel en aarde
Dat geeft me hoop en kracht

(Uit Er is meer…)

Binnen de gelegenheidspoëzie bestaat ook een bepaalde speelruimte om het eigen ‘ik’ ten toon te stellen. Dit is niet erg, zolang de universaliteit van het gedicht niet aangetast wordt, zolang het blijk geeft van beheersing van het gevoelerige.

In de luctus komen uitroepen van verdriet voor. Indien er sprake is van een jong persoon, gebruikt de gelegenheidsdichter vaak vergelijkingen met de lente of de groei van een bloem die plotseling afgebroken wordt. Of hij beschrijft het verdriet van de achterblijvers. Een veelgebruikte metafoor is hier de personificatie, zoals de hele stad rouwt. In rouwgedichten vallen laus en consolatio vaak samen, omdat de dichter voortdurend benadrukt dat de overledene door zijn of haar deugdzaamheid uitverkoren is voor het eeuwige leven. Soms komt het voor alsof de dichter er zelf ondersteboven van is.
     
Hoge bergen en blauwgroene bossen
En vlinders in allerlei kleuren
De mooiste vogels die ik ooit heb gezien
En bloemen die heerlijk geuren

Fruit aan bomen en struiken
Rijp, heel sappig en zoet
In de verte hoor ik zachte muziek
De omgeving in een gouden gloed

Ik zie een prachtige waterval
Het water is koud als ijs
Beeldschone planten in een zalig klimaat
Volmaakt geluk in het paradijs

(uit Eden)

De (literaire) gelegenheidsdichter moet in de opbouw van het gedicht het juiste evenwicht proberen te vinden tussen het uiten van zijn persoonlijke gevoelens en het uiten van algemeen geldende gevoelens. Wie vrienden ziet lijden, lijdt ook. Met de dood van een vriend kan de dichter zijn eigen rouw impliceren. Deze universele sententie is dus ook persoonlijk.
‘Rouw niet teveel, want daar wordt het leven niet beter van. Maak liever gebruik van al het goede dat de overledene heeft nagelaten’ is een veel gebruikte sententie.

Het rouwen van de dichter is behalve literair van aard, ook vaker vriendschappelijk. Het delen van smart duidt op dergelijke relatie. Sommige van haar rouwgedichten zijn heel conventioneel, waarin de regels van de retorica zorgvuldig worden nageleefd: de aanwezigheid van luctus, laus en consolatio en de pathetiek zijn daar voorbeelden van. Zij combineert het persoonlijke met het algemene. Het combineren van het algemene met het persoonlijke biedt haar een goed compromis tussen afscheid en verwachtingen.

En ondanks dat ik je zo mis
Voel ik de kracht van jou
Dat maakt dat ik weer verder kan
En oneindig van je hou

(Uit Mijn liefde voor jou)

Nelleke Tessen-van Liere houdt zich op de achtergrond in haar poëzie. Zij zorgt ervoor dat zij zich aan de conventies houdt en dat het gedicht zijn universele waarde behoudt. Zij probeert het algemene en het persoonlijke te combineren.

Haar gedichten getuigen niet altijd van evenveel originaliteit. Haar beeldspraak is niet altijd erg origineel. Ze maakt daarbij veel gebruik van de natuur: de zon, bloeiende bloemen en de vier seizoenen worden vaak metaforisch gebruikt.
Meestal verwijst zij naar de verlossing van de overledene uit pijn of smart. De overledene is nu gelukkig, want hij of zij heeft het eeuwige leven.

Honderd kleine engeltjes
Zullen altijd bij je zijn

(Uit Omringd door engeltjes)

Hij verruilde deze aarde
Voor een ander land

(Uit Zomaar weg)

De basisstructuur van haar gedichten is dus redelijk traditioneel. Toch vind ik dat het intieme woordgebruik persoonlijkheid laat zien.           
Het koude lichaam tegenover de warme liefde en een flinke dosis pathetiek maken dat de verzen toch van een persoonlijk medeleven getuigen.
Tessen-van Liere borduurt vaak op de troost. Ze verwijst naar de vergankelijkheid van het leven, naar de deugden van de overledene en het eeuwige leven.
Zij benadrukt ook dikwijls de intensiteit van de relatie en de diepte van het verdriet dat de overlevende overvalt. Zij maakt weinig of geen plaats voor haar eventuele eigen verdriet, maar leeft duidelijk mee. Zij slaagt erin haar persoonlijke betrokkenheid binnen de perken te houden. Ze wijkt slechts sporadisch af van wat wij gewend zijn.

Hoewel ik niet weet of er in de gedichten sprake is van ‘ware bezieling’, vind ik toch dat er een aantal dingen opvallen die misschien het gevolg zijn van de familieband of van hechte vriendschap. Enkele gedichten hebben een persoonlijke invalshoek. Het gebeurt niet vaak, maar een aantal keer wordt verwezen naar de relatie tussen haar en de overledene, terwijl deze in de meeste andere rouwgedichten onbesproken blijft.
Hoewel laus, luctus en consolatio alle drie een rol spelen, is het moeilijk het gedicht strikt in drieën te delen.
Soms laat de dichter her voorkomen alsof de dood een gebeurtenis is die moeilijk is voor de achterblijvers, maar een verlichting voor de overledene. Smart en verlossing.
  
Ze dicht niet altijd, omdat ze zich daartoe verplicht voelt, maar omdat ze oprechte gevoelens koestert voor de overlevende en de overledene. Over het algemeen laat ze daarbij weinig zien van haar persoonlijke emoties. Hoewel - en ik besef dit goed - hierover niets met zekerheid te zeggen is. De meeste gedichten vertolken immers universele waarden.
Doordat ze weinig speelt met de structuur van de gedichten, maakt zij weinig ruimte voor persoonlijke thema’s.
Opgelet, een conventioneel gelegenheidsgedicht hoeft niet per se een onpersoonlijk gedicht te zijn.  

De rouwgedichten van Tessen-van Liere zijn minder persoonlijk dan die van sommige andere gelegenheidsdichters. Zij is in weinig gedichten persoonlijk aanwezig en in de meeste gevallen betekent dit dat het gedicht geen persoonlijke invalshoek heeft. Hiermee wil ik niet zeggen dat er geen persoonlijke emoties zijn, maar deze persoonlijke aanwezigheid is over het algemeen geen expressieve aanwezigheid. Zij is slechts zijdelings aanwezig. 

De manier waarop de dichters het genre van de gelegenheidsgedichten gebruiken om zich persoonlijk te uiten, kent overeenkomsten, maar ook verschillen. Allen proberen het algemene te combineren met het persoonlijke. Tessen-van Liere wijkt inhoudelijk noch in de structuur en het perspectief af van het conventionele gelegenheidsgedicht. Ik vind bij haar geen gedichten in opdracht. Toch laat zij zich zien in haar poëzie. Bij Tessen-van Liere komt het ‘humanistische vriendschapsconcept’ een rol spelen. Soms komt het mij over alsof zij een soort van heidense poëzie schrijft. Of is dit een eenentwintigste-eeuwse blik?
De conventies van het genre hoeven niet in de weg te staan bij het uiten van persoonlijke betrokkenheid en blijken zelfs van pas te kunnen komen. Het afwijken van deze conventies is een middel om zich persoonlijke te kunnen uiten. Omdat de gedichten uiteindelijk toch voor een groter publiek bedoeld zijn en niet al te zeer mogen afwijken van de algemene norm, zijn de persoonlijke uitingen die ik gevonden heb in Herinnering aan jou wel uitzonderingen die de regels bevestigen. Dit is geen kritiek, integendeel: zonder universele waarde heeft het gedicht immers geen bestaansrecht.

Nelleke Tessen-van Liere heeft haar persoonlijke gevoelens benut zonder dat daar aanstoot aan genomen kan worden.   

Een bundeltje zinvolle rouwgedichten voor rouwenden die soelaas en inspiratie zoeken. Spijtig dat de pagina’s niet genummerd zijn.


Thierry Deleu 

Nelleke Tessen-van Liere, Herinnering aan jou, 2011, nelleke@words4you.nl, www.words4you.nl

Geen opmerkingen: