Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

7 april 2011

Rebry verovert Roubaix


Er zijn natuurlijk mensen die zowat alles weten over de wielersport. Maar wie kan zeggen welke drie Vlaamse renners in de Tour van 1929 eindigden in de top tien, mag zijn hand opsteken. Het waren Jef Demuysere uit Wervik (derde), Julien Vervaecke uit Menen (zevende) en Gaston Rebry uit Wevelgem (tiende). Ze wonnen bovendien elk ook een rit.

In die tijd bestond nog geen globalisering in de sport en werden de overwinningen verdeeld onder Fransen, Nederlanders, Spanjaarden, Italianen en Belgen, met af en toe een uitzondering uit Zwitserland of Luxemburg. Er was sponsoring door rijwielfabrikanten, plaatselijke firma's en sportcafés. Niet de internationale, wereldwijde commercialisering van nu. Toch poseerde Gaston Rebry (1905-1953) in zijn glorietijd met een pet van de firma Derby Sport, met koershandschoenen, of voor het fietsenmerk Alcyon. Zelfs met een sigaret in de mond, want sponsoring door fabrikanten van rookwaren stond toen nog niet in een kwalijke geur.

Mocht de naam Rebry u niet veel zeggen, dan raad ik u aan het boek te kopen en te lezen dat deze flandrien alle eer aandoet. Het heet: Gaston Rebry. De eerste Vlaamse Monsieur Paris-Roubaix, geschreven door Patrik en Tonny Rebry samen met Rudy Neve. Laatstgenoemde publiceerde in 2003 al een boek over Gent-Wevelgem.

De auteurs spreken over de heroïsche tijden van de wielersport tijdens het interbellum. Terecht: nu is alles uitgebalanceerd, wetenschappelijk in kaart gebracht. Renners krijgen begeleiding door een team van gespecialiseerde verzorgers, mecaniciens, een sportarts, tot een psycholoog toe. Alles wordt afgestemd op een goed geoliede machine die bestaat uit een getrainde renner en een steeds lichtere, technisch steeds meer perfecte fiets, om tot bijna bovenmenselijke prestaties te komen. Tenslotte zit zo'n renner vier tot zeven uur in het zadel, door wind, regen, sneeuw of in de brandende zon. Er dienen bergen te worden overwonnen en er dient tegen de klok te worden gereden. Hij moet rekening houden met tactische manoeuvres en combines, met pech en slechte wegen. Vergelijk dat eens met een voetbalmatch van tweemaal vijfenveertig minuten!

Woorden zijn bijna overbodig wanneer je naar de oude foto's kijkt, waaraan dit boek zo rijk is. Het zware labeur, slijk en stof, modder, regen en lange afstanden. Afstanden van meer dan driehonderd kilometer, met vertrek midden in de nacht, waren niet ongewoon. Veel wielrenners waren avonturiers die blij waren niet in de fabriek te moeten gaan werken, al was Rebry vlashandelaar toen hij nog koerste en cafébaas toen hij ermee stopte. Hij hield van het succes, de toejuichingen en de volkstoeloop. De renners wisten waarvoor ze het deden, bijna als een roeping, terwijl er nu miljonairs in het peloton meerijden.
In het voorwoord merkt Patrik Rebry op: 'Bovendien waren de wedstrijdreglementen veeleisender. De fietsen werden bijvoorbeeld vóór de wedstrijd door officials gelood: een renner moest arriveren op de fiets waarmee hij was gestart. Bij bandenpech mocht hij geen ander wiel steken, een lekke band moest hij zelf wisselen en ook andere mankementen moest hij zelf repareren. Daarom had hij zijn eigen gereedschap bij zich, en startte hij met één of twee reservetubes rondom de torso.'

Gaston Rebry fietste als prof van 1926 tot 1939. Niet alleen hing hij zijn fiets in de wilgen net voor de Tweede Wereldoorlog, hij overleed ook veel te jong, waardoor hij voor een tijd uit het geheugen verdween. De titel van dit prachtig uitgegeven, overzichtelijk ingedeelde en van een reeks sprekende foto's uit de oude doos voorziene boek verwijst terecht naar zijn favoriete wedstrijd: Paris-Roubaix. Hij kwam er veertien keer aan de start, reed er elf uit en stond vijfmaal op het podium, waarvan driemaal als winnaar in 1931, 1934, 1935, tweemaal derde, in 1926 en 1936 (!). Daarbovenop werd hij nog eens vierde in 1928 en vijfde in 1929. Op de kasseien de ziel uit zijn lijf persen, dàt was helemaal iets voor hem. Hij kreeg bijnamen als de Buldog, vanwege zijn bonkige lichaam en vechtersnatuur, de Locomotief, of het Wevelgems Trekpaard. Hij was geen verschijning als bijvoorbeeld Anquetil. Hij moest het van de kracht hebben, niet van de sprint en er zat voor hem dus niks anders op dan te demarreren om alleen aan te komen.

Hij startte zeven keer in de Tour en won in 1932 de rit naar Malo-les-Bains met een voorsprong van zomaar eventjes een kwartier. Het hoogtepunt van zijn fietsloopbaan was zonder twijfel het jaar 1934, toen hij winnaar werd van Parijs-Nice, de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Er zijn er niet veel geweest die het hem konden nadoen. Uiteindelijk werden de vernieuwingen die in het wielrennen werden doorgevoerd hem fataal. Het versnellingsapparaat, dat een kwarteeuw verboden was geweest, mocht plots wel. Het vaste kettingwiel mocht vervangen worden door een vrijwiel. De technologie had zijn intrede gedaan en zou veel van de glorie van de oude vechtersbazen wegnemen. Het moderne wielrennen was niks voor Rebry, maar hij had zijn prestaties geleverd, zijn triomfen gevierd en duizenden supporters gelukkig gemaakt.

De streek waar hij vandaan kwam en die mee aan hem de wedstrijd Gent-Wevelgem te danken heeft, is hem niet vergeten. Ze heeft althans een mooie hulde aan hem gebracht door middel van dit boek. Zo kan iedereen hem beter leren kennen, én een wielertijd die niet met die van nu te vergelijken valt.

Gaston Rebry. De eerste Vlaamse Monsieur Paris-Roubaix. 2011. Door Patrik Rebry, Tonny Rebry en Rudy Neve. ISBN 978-90-9025835-5. Met tientallen foto's, documenten en uitslagen.


Guy van Hoof

http://www.guyvanhoof.be/
hoof.guy.van@skynet.be

Geen opmerkingen: