De rozen die je (niet) aan de Pelgrim geeft
Episode I
Vannacht, vertelden onbekende mensen me dat jij tegen de maan praatte en daarna dode honden tot leven schreeuwde. En jij?
Je draait jouw hoofd af en vertelt dat het je niets interesseert. Morgen wil je op reis gaan. Goed, laat de zon dan maar buitelen in je haren terwijl ik me afvraag of je handen werkelijk zo blauw zijn als je ogen doen vermoeden?
“Je droomt teveel,” zeg je.
“Ja,” knik ik. “Het leven rent anders aan me voorbij.” “Ken je het gevoel niet dat de ruimte je aan wil vliegen?” “Iedereen het maar in de dertiende versnelling lijkt te doen?”
Je zwijgt verstandig en het vrouwmens blijft thuis. Zij luistert naar de noordenwind en denkt aan voorspoed.
De kaarten schudden zich uit over de tafel. De ziel is zoekende en jaagt het ego in het heelal op. Een droom is maar een halve wereld. Vandaag staat de Duivel voor me. Hij is de aarde: nu, schreeuwt het doodsverlangen pas echt. Sneeuwvlokken dalen naar beneden en als ik een ster zie vallen wil ik alleen nog maar de zee zijn. De golven mogen mij juichend voortbewegen.
Episode II
Hier is geen vast patroon te vinden. Ik zie een landkaart, maar begrijp de wegen niet. Het is geen makkelijke weg, doch ik vermaan mijzelf: “Jij maakte zelf deze keuze. “
Ja, alleen een man weet nog hoe ik me met zinsbeelden voed. Sta mij dit zout toe. En nee, verzoek me niet! Laten we het beest niet wakker maken. Houd de deuren gesloten. Je wilt jezelf tot de verbeelding blijven roepen.
Nee, ik draag de zonde hier. Toch ben je giftig schorpioen. Ik bewaar je gedachten tot de stilte echt zwijgt. Je hebt een man nodig die je ja of nee mag toezingen. Deze onzichtbare schaduw die over het papier heen valt en voor je ogen oplost. Eens zal ik mijzelf te boven groeien tot het water mij overspoelt en de zee mijn uiteindelijke aanbidder is. Uit de rivier zullen nieuwe kinderen worden geboren.
Jij reist verder met jouw ogen dicht en ik begin met zwemmen. Ver van de kust af, zie ik een gezicht. Jij bent het en ik. En wij weer in het volk. Slechts nietig in elkaars aanwezigheid. We verliezen en toch gaan we maar door en door. Nooit zal jij mijn minnaar zijn. We zijn onderdeel van - en ik draai deze wereld een andere kant op. Ons lichaam heeft het mens-zijn verlaten.
Episode III
“Lach niet vrouw,”zeg je.
“Nee, ik plaag je. “
En diep in gedachten wieg ik je in slaap. Laat je maar vallen in de wolken. Ssstt, ik ben je sprookjesverteller tot jij naar het altaar loopt dan blaas ik de kaars uit en zoek een andere ster.
Ik zal de weg van de zon volgen. Geen enkele herder zal daar nog op mij wachten. De tijd staat stil. Richtingloos, kom ik met mijn kompas uiteindelijk op de juiste plek aan. Hier zijn geen mensen. Je bestaat gewoonweg niet meer. En nu ik naar buiten kijk, het witte landschap zie, ja, bijna verwonderd ben, denk ik dat de waarheid vlakbij is. “Je zou eens duidelijker moeten spreken! “
Vannacht droomde ik van een man. We waren op de vliering. Mensen waren naar ons op zoek. Ik verstopte hem in een hoek. Daar zoenden we onbeschaamd. Het was heerlijk. Geef mij een biechtstoel en sluit de gordijnen. Door het gaas zie je toch niets. Ik zal rozenkransen voor jou tellen zonder ooit nog een religie aan te nemen en dan draai ik het boek van me af. Hoor jij ook het volk in de woestijn of is het slechts maar verbeelding?
Episode IIII
“Niets is op waarheid berust en alles wat je ziet reflecteer je op jezelf.”
Ik zet de televisie aan. Tanks rijden voorbij en in Gods naam schieten ze elkaar af. Het toestel gaat weer uit. Buiten zit een mannetje op de maan. Ik loop de tuin in maar vergeet hoe je hem moet aanspreken. Hij fietst weg nadat ik zijn banden heb lek geprikt. Ja, geef mij maar de schuld van alle stormen over de aarde heen.
Mogen de bladeren in elkaar dwarrelen?
Geduldig, zal ik ze dan op een hoop harken. Het katertje plaagt me, springt om mijn voeten heen en ik laat me demonstratief vallen in het natte gras. Het beestje nestelt zich op mijn warme lichaam. Over een paar uur heeft de kou mij overwonnen en ben ik een ijsblok. Niemand mag weten dat ik ooit een vrouw was.
Misschien moet ik mijn lange haren offeren aan de wind? Zal ik de veren van een meeuw in mijn paardenstaart steken en het geluid van een kolibrie nabootsen?
Ik ga naar binnen. Het katertje krijgt te eten. Hart en lever, lees ik. Zo eindigt een leven; met de hoeveelheid voedingswaarden erin -op een etiket neergeschreven. Jij vraagt je nu liever niet af wat zulke metingen over jouw lichaam zouden vertellen?
Episode V
De kaarten laat je links liggen, het hart klopt aldaar. Tussen twee vlammetjes verbind ik het kind en mijzelf met het goddelijke vuur. Wie ben je? Vroeg iemand.
Is het niet vreemd dat we elke dag met onszelf moeten leven?
Ik ken mijn gezicht in de spiegel. De rest van de tijd zie ik alleen maar componenten. Losse armen, benen en op het puntje van mijn neus een moedervlek.
Een mens krijgt vreemde gedachten als het in lotushouding de hemel probeert aan te roepen. De poes miauwt vanaf de vensterbank krols naar buiten. Ik sta op.
Je kunt ook heilig zijn met een sigaret in je mond en vallende sterren in je ogen, bedenk ik.
Met stoffer en blik veeg ik het stof weg. Alle ramen staan open. Ik sluit de deuren af. Indigo/incognito? Waarom lijken deze twee woorden op elkaar?
In het donker zie ik een meisje, stiekem haar daggeheimen opschrijven. De volwassen vrouw droomt van een man in een hoekje. Je denkt wit licht om hem heen. “Het is niet echt,“ zegt de Reiziger. “Het is allemaal een illusie.”
Gelukkig zijn er veel bomen waar we ons in kunnen verstoppen. “Tikkie, jij bent hem. “
Een vogel vliegt weg. Alleen aan de duiven vertel ik mijn diepste geheimen nog.
© Amanda Malinka
(voor Pelgrim)
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten