VOOR DICHTER/SCHRIJVER DIRK VAN BABYLON
IS HET SONNET DE IDEALE VORM
OM WINST EN VERLIES,
VOOR- EN TEGENSPOED,
LIEFDE EN WOEDE,
BEWONDERING EN VERWONDERING,
IRONIE EN HUMOR
UIT TE DRUKKEN.
HIJ DOET HET MEESTERLIJK!
Thierry DELEU
Ik acht het nuttig (wat een schoolmeesterachtige instap!) de lezer uit te leggen wat een sonnet is. Niet zozeer omdat ik een onderwijsmens ben geweest, maar uit bezorgdheid mensen en dingen een naam te geven. De juiste informatie is altijd een eerste vereiste om elkaar te begrijpen en van gedachten te wisselen. Als je mensen vraagt wat een sonnet is, zeggen zij meestal: een gedicht met een bepaald rijmschema. Met wat geluk weten zij ook nog dat het veertien regels heeft. Het is opgebouwd uit vier coupletten, van 4, 4, 3 en 3 regels. De eerste zijn kwatrijnen, samen vormen zij een octaaf, de tweede terzinen, samen vormen zij een sextet. En dat is het dan.
Het sonnet is één van de meest voorkomende versvormen. Het heeft een bepaald metrum. De regels zijn verdeeld in versvoeten. Versvoeten zijn voor een gedicht wat maten zijn in muziek. De versvoet van het sonnet is de jambe. Meestal zet de dichter een bepaalde situatie uiteen in de eerste acht regels. Daarna neemt het gedicht een andere wending. Dit heet de volta of chute. In de inhoud, de boodschap van het gedicht is er een omslag. Tussen 2 x 4 en 2 x 3 is er een scheiding: de vorm van het gedicht wijzigt maar ook de inhoud.
Het octaaf beschrijft bijvoorbeeld een landschap en het sextet geeft een overpeinzing bij dit landschap, of in het octaaf wordt een droom beschreven en in het sextet de confrontatie met de werkelijkheid.
Bij een sonnet zijn muzikaliteit, toon en ritme wezenlijke elementen. Ook rijm en metrum zijn belangrijk. Een veel voorkomend rijmschema is abba, abba, cdc, dcd (of cde cde). Op dit rijmschema zijn vele variaties mogelijk, zoals het Petrarca-sonnet: abba abba cdc dcd of cde cde, het Ronsard-type: abba abba ccd ede of ccd eed en het Shakespeare-sonnet: drie kwatrijnen (abab cdcd efef) en één distichon (gg).
De sonnetvorm is ongeveer 750 jaar geleden ontstaan in het 13de-eeuwse Italië. Het sonnet dankt zijn populariteit vooral aan de vele sonnetten die Francesco Petrarca (1304-1374) schreef voor zijn onbereikbare Laura.
Aan het einde van de 19de eeuw begonnen de sonnetten ook in Nederland en Vlaanderen aan een triomftocht die de hele 20ste eeuw zou duren (de Tachtigers). Met de komst van het vrije vers kwam het sonnet bij een aantal moderne dichters over als ouderwets en verouderd. Nochtans bleven een aantal 20ste-eeuwse dichters het sonnet beoefenen.
Dirk van Babylon schrijft moderne sonnetten. Het taalgebruik is heel helder. Je begrijpt meestal al precies waarover het gaat als je het gedicht nog maar één keer hebt gelezen. Hij is bij mijn weten de eerste moderne dichter in ons taalgebied die een volledige sonnettenkrans heeft voltooid. Door dit (sonnet) genre in zijn extreme variant te beoefenen lijkt de dichter erop te wijzen dat het enerzijds onmogelijk is om aan de traditie en de norm van de vorm te ontsnappen, maar dat het anderzijds ook absurd is te denken dat je door die vorm, of op welke andere manier ook, dan ook maar iets echt vast kunt leggen.
Dirk van Babylon is het pseudoniem van Peter Benedictus Rufinus van Breusegem (°Asse 15.5.1956). Hij groeide op in Liedekerke en deed zijn middelbare studies aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Bepalend voor zijn keuze om geneeskunde te studeren, was het ogenblik waarop zijn moeder multiple sclerose kreeg.
Hij schreef zich in aan de faculteit geneeskunde van de Katholieke Universiteit Leuven. Tijdens zijn opleiding tot arts (1974-1981) liep hij stage in Zaïre (nu Congo).
In 1981 werd hij dokter in de genees-, heel-, en verloskunde met grote onderscheiding.
Hij debuteerde in 1986 met de roman De zwarte bruidegom onder pseudoniem om zijn schrijverschap gescheiden te houden van zijn beroepspraktijk. Voor deze eerste roman ontving hij de Leo J. Krijnprijs. Zijn vaak duidelijk autobiografische proza, dat geen taboes uit de weg wil gaan, en uitdrukkelijk seksualiteit en seksueel overdraagbare aandoeningen tot onderwerp neemt, zou hem in zijn onkreukbaarheid als arts kunnen aantasten.
Nadat Jeroen Brouwers zijn werkelijke naam onthuld had, gaf hij zijn beroep als huisarts op, ook omdat de thematiek van zijn werk bepaald wordt door seksualiteit, eenzaamheid, angst en de ziekte aids.
Sinds 1993 is Van Breusegem/Van Babylon opnieuw huisarts in Brussel. In 1995 schrijft hij het luisterspel Molinos. Na een periode van stilte op litterair gebied, laat hij opnieuw gedichten, satirische sonnetten, verschijnen als Dirk van Babylon, in het litteraire e-zine Meander. Hij is actief lid van Pro Medicis vzw, die zich inzet voor de tweetalige zorg te Brussel, en lid van Myriade, een kleine vereniging van dichters.
Dirk van Babylon/Peter Van Breusegem heeft een website met de naam "Pasquino". Wie is Pasquino?
Een zoektocht op het Internet brengt mij bij de Piazza Pasquino in Rome. In die stad werd begin vijftiende eeuw een levensgrote mannentorso in marmer uit de Tiber gevist. De vondst kreeg een eigen sokkel en werd als standbeeld opgericht. In de jaren die volgden, toen Rome door diepe dalen ging, ontpopte het standbeeld zich tot satirisch dichter, aangezien in de nabijheid steeds weer, eeuwen lang, spotschriften en puntdichten werden aangetroffen, van wie geen auteur bekend is.
Eén van de eerste pausen die als machthebber met deze kritische stem kregen af te rekenen was onze eigen Adrianus, de enige Lagelander die het ooit tot paus heeft geschopt. Op zeker ogenblik dreigde deze strenge paus ermee het beeld opnieuw in de Tiber te gooien. De Italiaanse kardinalen wisten hem hiervan af te brengen, want zij meenden dat Pasquino ook nog uit de diepten onderwater tot de kikkers zou weten te spreken.
Vijfhonderd jaar lang is de stem van Pasquino met horten en stoten blijven spreken, vaak genoeg de mond gesnoerd, maar altijd opnieuw in staat tot een nieuwe tijd te spreken. Vandaag brengt Pasquino opnieuw spotgedichtjes in sonnetvorm over de politiek in ons dierbaar vaderland. Is Dirk van Babylon Pasquino? Ongetwijfeld!
Hij vat de wereld op als chaos. Dit heeft zijn gevolgen: enerzijds ontbreekt de wereld een gestructureerd systeem en anderzijds opent dit mogelijkheden voor individuele vrijheid. Deze vrijheid (iedere vrijheid heeft haar beperkingen) is het thema van schrijver en dichter.
Ook in zijn poëzie.
Passie, verliefdheid, angst, eenzaamheid zijn themata.
Het is duidelijk dat schrijven met leven (zijn leven) samenvalt. Alles wat hij schrijft, moet een ethisch relevant zijn: zijn geschriften willen levensverheffend zijn. Dit merk je niet alleen in zijn thematiek, maar ook aan zijn verheven stijl. In zijn keuze voor het sonnet. Vormvast. Met eigentijds taalgebruik. Geen pathos noch overgevoeligheid.
De dichter schetst niet alleen een bepaalde sfeer, hij verricht ook diepgaand en ingrijpend onderzoek naar de bestaansmogelijkheid van het sonnet. Hij doet dat op een creatieve, originele, uitdagende manier: de vorm hindert de inhoud niet, integendeel: de dichter geeft antwoord op de vraag hoe je sonnetten dient te schrijven of zou kunnen schrijven. Virtuoos dwingt hij zijn boodschap in een (onzichtbaar) keurslijf.
Meteen is mijn vraag of dichtbundels nog moeten uitgeven beantwoord. Het gedicht moet worden gecomponeerd uit taal, niet op grond van hermetisch gewauwel.
De boodschap moet herkenbaar zijn, de taal loepzuiver, de vorm niet achteraf aangebracht.
Sommige van de sonnetten geven een satirische visie op het eeuwige vorm-en-inhoud-debat dat de literatuur tot op de dag van vandaag teistert.
Ik kan op deze gedichtenbundel een spervuur van complimenten afvuren, met typeringen zoals: opvallend, virtuoos, goed geschreven. En dat is het ook allemaal. Het gevoel overheerst dat de dichter veel kan en niets meer te bewijzen heeft. Zoveel technisch kunnen en toch verwacht ik nog meer.
Ik zou hem kunnen vergelijken met Federer die tegen een muurtje staat te tennissen. Hij hanteert vlot de wel aparte vorm van het sonnet. De dichter heeft zijn doel bereikt: vorm en boodschap zijn één geworden.
Hij heeft niet alleen poëzie geschreven en dat op rijm verteld, hij heeft van de rijmvorm een deel van de inhoud gemaakt. Dat vereist vakmanschap. Nergens komen de gedichten over als keurslijven, omdat de metrische en rijmende sonnetten heel vaardig en inventief zijn.
De gedachte aan een mystificatie dringt zich op.
Vooraan in de bundel, en opvallend genoeg niet in de vorm van een sonnet, maar als prozatekst, staat het motto als Woord vooraf van de auteur. Een soort commentaar.
Het is een gedicht naar Roemi.
Dit sluit hij af met versregels van Hafiz – (Divan) (ca. 1325-1394).
De snavel van de veer
kamt de haren van de taal.
Mohamed (D)Jalal ad-Din (of al-Din) Balkhi Rûmi of Roemi (1207 - 1273) was filosoof en dichter van Perzische afkomst. Hij is één van de belangrijkste Perzische dichters van religieuze poëzie. Ook Hafiz was een Perzische dichter en mysticus.
Hafiz is een Arabische term voor iemand die de Koran uit zijn hoofd kent en werd door hem gebruikt als pseudoniem. Zijn lyrische gedichten behandelen liefde en wanhoop, het noodlot, mystiek.
Het gedicht "Mystiek" van Dirk van Babylon is geïnspireerd door Roemi en Hafiz.
De oppervlakte van de gedachtestroom
voert stokjes en strootjes mee.
Sommige zijn leuk om te zien, andere onooglijk.
De zaaddozen die in het water drijven
zijn uit het fruit gevallen van de onzichtbare tuin.
Zoek naar de pitten in de tuin,
want het water is uit de tuin
in de rivier gestroomd.
Als je de stroom van het Levenswater niet ziet,
kijk dan uit naar de bewegingen van waterplanten
in de gedachtestroom.
Wanneer het water met volle kracht stroomt,
gaan de zaaddozen, onze ideeën, sneller voorbij.
Wanneer die rivier
een onstuimige stroom is geworden,
is de geest van de kenner onbekommerd.
Als het water in al zijn snelheid en volheid
door je heen stroomt,
is er alleen nog maar plaats voor water.
Of om met een andere oude dichter te spreken:
De snavel van de veer
kamt de haren van de taal.
Een bijzonder mooi gedicht, alleen een meesterhand kan met zijn veer de taal zo bevallig kammen, ordelijk, ontwarrend. Hoe schrijf je een gedicht?
Dit lijkt mij de vraag die van Babylon zich stelt vooraleer hij zich waagt aan het sonnet. Gedichten zijn gedachten, zij drijven als zaaddozen in het water, waarin fruit uit onzichtbare tuinen is bewaard.
Als je ze niet ziet, let dan op de sprongen die je gedachten maken, in de gedachtestroom zul je ze vinden.
Zaaddozen zijn onze ideeën, als de stroom onstuimig versnelt, worden de ideeën prikkels, inspiratie, muze. Gedachten - Gedichten en daartussen enerzijds de Muze en anderzijds de vakman. Dit is voorwaarde voor goede poëzie en voor de delicate sonnetvorm.
Het is een mooi voorbeeld van de wisselende verhouding tussen gebruikstekst en siertekst, inhoud en vorm, nut en onzin - een verhouding waar het in poëzie altijd om gaat.
Daarna verpakt hij zijn boodschap in keurige sonnetten.
Mystiek
“Het zoeken is het zingen van ons zijn.
De melodie die rijpt als zachte wijn.
Dit ambrozijn, dat vind je niet in boeken,
Waarvan het galmen zinnen blijft verzoeken.”
Alsof je schilderijen moet herdoeken,
Zo klinkt het raadselachtige kwatrijn,
Waarin verborgen een onuitgesproken pijn,
Die vlijmt vanuit soms onverwachte hoeken.
Kwatrijn, een stapelplaats van regels vier.
Tien lettergrepen en een voet of vijf:
Een kader voor vier schijfjes dichterleesplezier.
Het heeft niet veel meer om het blote lijf,
Dan wandelende tak en sporen op papier,
De droogvrucht van het vrijgebleven schrijfbedrijf.
(p. 36)
Deze bundel omvat verscheidene gedichten. Er zijn moeilijke maar het merendeel zijn heel goed begrijpelijk.
Ik bespeur geen maakwerk, geen onhandigheid en gewrongenheid, geen duistere regels, geen worsteling met de vorm. De dichter heeft oor en gevoel voor poëzie, en een bijzonder sterk taalvermogen. De deels zakelijke, deels rijkelijk impressionistische verzen kun je zeker niet als louter spel bestempelen. Niet dat zij gedramatiseerd overkomen, dat niet, maar zij zijn meer dan afstandelijke beschrijvingen.
Ik heb het sonnet in de dichtkunst leren appreciëren. Wat is het nut van het rijm? Velen denken dat rijm het wezen ervan is, (ofschoon het vooral het ritme is). Maar minstens zo wezenlijk is het ontbreken van rijm. Een goed knallend rijm kan alleen maar goed knallen als het door veel onrijm omringd is. Het wezen van poëzie en rijm zit, net als bij metrum, maat en muziek, niet in de overeenkomst, maar in afwisseling en variatie.
Het aardige van een geslaagd rijm is dat het bevrediging schenkt, plezier oplevert, een zekere voldoening geeft en een gevoel van afgerondheid, net als een harmonisch slotakkoord in muziek. Een van de gevaarlijke kanten van het rijm is de rijmdwang: dit is de naam voor deze gevallen van rijm, waarin je duidelijk kunt zien of horen dat de dichter geen coulant rijm, doch alleen maar een stroef lopend rijm heeft kunnen vinden.
Bij Dirk van Babylon staat hier de rijmvondst tegenover: omdat de dichter nu eenmaal op zoek moest naar rijmende woorden. Zo vond hij iets, of verzon hij iets, dat hij nooit gevonden zou hebben als hij niet door het rijm gedwongen was. Zo komt het mij althans over. Het is altijd mooi om te zien dat rijm, behalve een bevredigend, vrolijk stemmend of muzikaal effect, vooral een inhoudelijke functie heeft.
De dichtkunst bevindt zich in de buurt van de beeldende kunst - gelet op het afbeeldende, beschrijvende karakter van veel gedichten, of gelet op de dichterlijke neiging tot portrettering of de dichterlijke liefde voor het ‘schilderen met woorden’. Ware poëzie heeft te maken met oerreligie en filosofie; met het metafysische: de zin van het leven.
Omdat de zin van het leven niet bestaat, probeert Dirk van Babylon in zijn verzen - paradoxaal genoeg - een soort zin aan het leven te geven. Hij kiest bovendien voor een van de meest regelgevende vormen, met name het sonnet, omdat hij beseft dat de echte werkelijkheid een soort chaos is die helemaal geen zin of samenhang heeft. In literaire zin probeert hij deze samenhang te bereiken.
Onze dichter weet hoe hij een sonnet moet schrijven. Er zit ritme in het rijm, soms struikelt het metrum naarmate het sonnet vordert.
De thema’s verschillen weinig van zijn proza. Een belangrijk deel gaat over persoonlijke ervaringen en belevenissen. Dit autobiografische element is overduidelijk aanwezig. Ik zou zijn poëzie een “symbolistische autobiografie” willen noemen: elk sonnet een fase van zijn geestelijke ontwikkeling.
Voor hem is het sonnet niet zomaar een impressie van het leven, het is het leven zelf. De basis ervan lijkt een octopus van angst, van onrecht, die als een droom iedere keer voor zijn ogen verschijnt. De helderheid van zijn gedichten laat hij niet vertroebelen door zich strikt te houden aan de sonnetvorm. Hij durft al eens de regels in de wind slaan.
Zijn sonnetten zijn subtiel, onomwonden, niet vertekend, herkenbaar, soms ietsje verhuld. De dichter creëert een transparante herinneringsruimte. Via een bewerkte omweg schrijft hij over zichzelf, hij dicht zich een identiteit, reflecteert over wat hij in deze (zijn) wereld is. Hij ontwerpt een zelfbeeld: dat van een eigen gespletenheid, van het verbrokkelde en verdeelde in hem.
Hoewel hij zichzelf heeft ingesnoerd in een sonnetvorm, beweegt hij zich in een register dat persoonlijk taalgebruik mogelijk maakt. Ik stel mij de vraag (een vraag is geen direct oordeel) of zijn schrijven/dichten moet worden gezocht in het verzet tegen sprakeloosheid en de wil om voorbij de woorden het ongrijpbare te bereiken?
Wimbledon
Dat zie je niet in Wimbledon:
Verhalen van de moedergans;
Gestampte aarde op zijn Frans;
Sonnettentennis op gazon.
Ik zou het zeggen als het kon:
Mislukte schrijver van romans?
De dichter van de laatste kans?
Ja, wie is Dirk van Babylon?
Een huisarts met een taaltalent,
Op zoek naar literair agent!
Mijn ware naam zeg ik met hese stem:
Op zoek naar ziel die mij herkent,
Na zalving van het sacrament,
Gedoopt ben ik Peter Van Breusegem.
(p. 14)
Hij speelt (binnen de spelregels) met de taal om de afwezigheid van geliefde personen en gevoelige situaties te bezweren. Hij spreekt van de tijd van toen, van te snel voorbij gevlogen tijden, van het hoekige verleden als hij aan zijn vader denkt (p. 3), over zijn gesprek met God: terwijl wij over vroeger spraken,/herinneringen zaten op te rakelen (p. 24).
De dichter herinnert zich de tijd van toen, in goede en kwade dagen, hij rekent omzichtig af, zonder driftbuien of omhaal, hij leeft op bij de gedachte aan zijn vader, moeder, dochter (Ik heb nog wat geheugen over).
Hij uit zijn (herwonnen) vreugde in gedichten als “Het innerlijk kasteel” (p. 9) en “Vers licht” (p. 10).
In sombere tijd die af en toe opkomt als kort geheugen, grijpt hij naar een glas jenever en een sigaret om de goede sfeer door geen gerinkel te laten onderbreken. Of hij schikt zich op voor de dood, die hij niet vreest maar ook het onverwachte niet negeert.
De tijd kun je niet stoppen, noch het leed verkroppen.
(p. 27)
Het leven is verschroeid, verdord en uitgestorven.
Gedaan met lijden, rouw, verdriet, gemis en pijn!
(p. 29)
God wil U goedgenadig over mij ontfermen,
Mijn nageslacht en mij met forse arm beschermen.
(p. 30)
In afwachting van de ultieme overnachting,
Is ouder worden al het voorschot op de prijs.
Het haar verdunt en het wordt aan de slapen grijs.
Volgroeid geheugen en inkrimpende verwachting,
Maar elke ochtend staan we op met doodsverachting.
(p. 38)
De dichter is verhuisd op staande voet. Hij laat los, wat tegenzat, de zwarte doos is leeg met in de bodem slechts een gat/ Waardoor mijn zorgen er weer uit waren geslopen, hij vindt zijn bronnen van inspiratie terug, vol van louter en energie, vruchtbare bedding, groene vallei.
Het nieuwe huis blijft hem verrassen en verbazen, hij heeft de kluisters van het steentijdperk gebroken.
Geluk van deze wereld
Het huis is ruim en schoon, een aangenaam gebouw.
De tuin omzoomd met weelderige geur van hagen.
Wat fruit en goede wijn; vertoon noch kinderwagen,
In ongestoord genot van toegewijde vrouw.
Geen schuld, verliefdheid noch geding, geen jijgejouw,
Geen rekenschap verschuldigd aan je naaste magen.
Tevreden gauw en aan de groten niets te vragen.
Je plannen opgezet op passend weefgetouw.
Een leven vrijgevochten maar niet ambitieus,
En zonder overdrijven diepgaand religieus.
Je driften overwinnen, aan de rede onderwerpen.
Je geest zij vrij. Je oordeel zij van roes ontbloot.
Een rozenhoedje als je enten staat te scherpen:
Zo is het thuis welzalig wachten op de dood.
God lacht wanneer hij Het verhaal van Dageraad en Regenboog aanhoort. De dichter herwon niet alleen zijn zelfvertrouwen, maar ook zijn zin voor uitdaging, zijn speelsheid, zijn humor. Hij badineert en relativeert, hij koestert platonische liefde, hij adoreert en verheerlijkt zijn pupil, O Iris van de regenbogen/ O mijn godin, Gij waterbloem met paardenkracht. Ingewijden zullen hier dichteres en uitgeefster Iris Van de Casteele in herkennen.
Fontein van brandglas en van binnen berenzacht
Geschilderd door Van Gogh met ruwe borsteltogen
Vol violet tot blauw, helpaars en knaloranje,
Of door fluwelen Breughel met een fijn penseel;
Het licht breekt door de deemstering en blarenfranje.
Een purperglans omgeeft het felle botergeel,
Bekend van Nederland tot in het diepe Spanje,
Een bloem vol verve op een eeuwig groene steel.
(p. 13)
Het belangrijkste in een sonnet is de tegenstelling. Ook hier heeft Dirk van Babylon een goed oog voor.
Ik citeer de zwarte bruidegom in het gedicht “Bilan”, bevroren in de tijd in “Het innerlijk kasteel”,
Weerklinkt daar niet een stem met donderende galm in “Inval is uitval”, Ik denk als ik u kussen zou, verloor ik het beheer in “Naar Tennyson”, Is het hallucinatie, neen daar graast een rund in “Echtverklaring”.
Ik heb zijn sonnetten met steeds verbazende belangstelling herlezen, opnieuw geïnterpreteerd en onderzocht. Ik aarzel niet om te zeggen dat hij een bijzonder aanbeveelbare gedichtenbundel tot leven heeft gewekt.
Breekbaar licht - een titel die alles omvat wat de dichter is, hoe hij zich voelt - heeft prachtig resultaat opgeleverd.
Als gevierd romanschrijver hoeft Dirk van Babylon niets meer te bewijzen. Met deze bundel sonnetten brengt hij het bewijs even kundig en even knap te zijn als dichter.
Thierry Deleu
Dirk van Babylon, Breekbaar licht, gedichten, De Distel, Brussel, 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten