Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

15 juli 2010

"Heibel" verschraalt... of worden wij (samen) oud?

Het recente nummer van Heibel (15de jaargang, nummer 2, juni 2010) heeft mij minder geboeid. Sommige bijdragen leken mij als verhalen van oude mensen die nog maar eens hetzelfde verhaal vertellen: onafgewerkte trauma’s en frustraties of hoogtepunten in hun carrière. Opgelet, ik schrijf “minder geboeid”: Heibel is altijd boeiend om er je neus in te steken, boeiend genoeg om zich te (be)moeien.

Congo is het actuele item van politici, kranten en magazines, dus ook van Heibel. Maar Heibel doet het op zijn wijze, - on his way -. Principieel, koppig, zelfzeker, met veel poeha en aversie. Dat Jef Geeraerts het uitverkoren mikpunt is geworden, kan niet verbazen: de Jef is een schietschijf als mens en als schrijver. Ook ik vond hem zo dwergjes bij “Phara”. Hij leek wel een kaboutertje naast Benno Barnard. Maar dan een klein mensje met een groot mondain geladderd brilletje op.

De Grote Jager, de Bronstige Beer, de Stoere Wipper hadden hun pels afgelegd, maar niet hun grote woorden.

Jef was in Congo een “fimbo”: hij die er de zweep oplegt. Correctie van Jef: “Ik hanteerde de zweep niet zelf.” Toch had hij respect voor de zwarten, “omdat hij met hun vrouwen mocht slapen”. “Het waren wilde beestjes!”

En… Jef heeft aap gegeten!

Als je de reactie van Ilse Geeraerts, historica en Afrikareizigster en verstoten dochter van Jef, wil lezen, kijk op blz. 23. Ik vat samen: Jef is mee schuldig aan de puinhoop die Congo vandaag is.

Ik wil objectief zijn: “De mens Geeraerts is mijn vriendje niet, de schrijver Geeraerts heeft een goede pen.”

Robin Hannelore herinnert zich zoveel spookachtige dingen. Ik noem ze op: de achturenhond, de tienurenmoeier, de tenensnijder, de korenpater, Zien (de meid van de pastoor), Lien Deckers (een authentieke heks), de paters die de missies kwamen preken, Hubert Lampo. Robin houdt nog altijd van rariteiten, toevallen en onverklaarbare gebeurtenissen. Deze mensen en dingen vind je bovendien terug in zijn romans. Ook Ward Ruyslinck die in de jaren ’60 aan de Heidelaan in Putte kwam wonen, kreeg de stuipen op het lijf van spoken, klopgeesten en bandieten.

Frans Depeuter wil niet achterop blijven en stort zich te pletter op de tumulus van zijn lang geheugen. Hij herinnert zich Olen, zijn dorpje in de Kempen.
De meest beruchte inwoner is Walter van den Broeck, “beroemde schrijver”, “socialist”, zonder veel affiniteit voor zijn geboortedorp. Vooral dit laatste zit Depeuter hoog: “Ik voel mij ferm in mijn Kempens kruis gepakt.”
Met ongewone force verdedigt Frans zijn ouders: zijn vader was een vrij man, die spaarzaam leefde en zich geen frivoliteiten veroorloofde, hij was wel wantrouwig, nooit hief hij een hand op naar zijn kinderen, nooit heeft hij hun verlangen naar zelfstandigheid tegengewerkt, nooit zijn toevlucht genomen tot corruptie of onderdanig uit berekening geweest, nooit is hij een antisemiet geweest.
In Olen woonden ook pastoor Bert Iven, schrijver Gust De Ceuster, de cultfiguur Marc Mijlemans, de ongeëvenaarde Joël De Ceulaer (nog in leven), anti-katholiek. Over De Ceulaer zet Depeuter een ferme boom op. Hij heeft het niet voor “het orakel van Olen”, die niet altijd (weinig) bij de les is, die verliefd is op Joëlleke Milquet, hij noemt hem “een roodgekamde haan”, “het blond Joëlleke-met-de-lange-lokken-uit-de-jaren-stillekens”.
Is er dan niets positief te zeggen over van De Ceulaer? Ja toch: hij kan boeiende dingen doen of maken en zijn boek Grote vragen is het lezen waard.

Ook - zoals in elk nummer - krijgt Walter van den Broeck er weer duchtig van langs! Zijn revolterend optreden van toen wordt de ex-Heibelcompagnon niet vergeven. Wie zijn eigen (warm) nest verlaat, … Walter is geen nestblijver, hij heeft geen (grote) hang naar nesteldrift, maar dat is nog het ergste niet: vooral zijn links, progressief en rood imago wordt ten huize Heibel niet in dank aangenomen.

Staf Versweyveld (wat een mooie Dietsche naam!) heeft het in Kort Geknipt over “zeurpieten, bromberen, knorpotten en scheldknapen”, eveneens over “criticasters, zuurpruimen, muggenzifters, kommaneukers en slechte karakters”. Ik wil niet stout zijn, maar is Heibel al sinds zijn bestaan niet vergeefs bezig om zich daar van los te wrikken?
In dit recente nummer vervallen onze Kempense vrienden in hun “oude kwaal”. Een literair prosacje en je zit zo weer op de rails, vrienden.
Heeft Vlaanderen een Mental Coach nodig? We hebben er toch één: Bart De Wever!
“Knorretje Brouwers werd 70”. “Knorretje Deleu” ook! “Bwana Jef werd 80”. Drie Watermannen?
Op vrijdag 2 juli (2010) lees ik bij Waterman: “Op liefdesgebied gaat het uitstekend!” Op onze leeftijd kan dit tellen!
Gekke Saskia (niet kwaad bedoeld, ik hou van gekke meiden, op voorwaarde dat ze goed (kunnen) schrijven) heeft een algemeen pardon gekregen van de rechtbank in de zaak Vervisch vs. De Coster. Oef, Staf, dit is nieuws met grote nieuwswaarde! Ik schrijf geregeld lezersbrieven onder een andere naam. Mijn favoriete schuilnaam is Dirk van Leeuwen. Zo viel ik eens in de prijzen (herkenbaar voor de jury: Dirk = Thierry en Van Leeuwen = Deleu). De vraag is natuurlijk: bestaat er een Dirk van Leeuwen? En indien ja: is deze mens nu boos? Ik bied hem mijn excuses aan.
(Mijn vrouw fluistert in mijn linkeroor dat een zekere Dirk van Leeuwen lid is van de online ridderorde “The Knights of the Razorblades”. Oei.)

Ook ik ben een fan van Johan Anthierens. Hij is als een feniks uit zijn as verrezen, zijn schrijfsels jagen Vlaanderen opnieuw bijtend en ranselend voor zich uit. Maar vriendinnetje Brigitte Raskin heeft gelijk: Johan was veel meer dan een “kankeraar, affrontenlapper, schoffeerspecialist en verzuurde maatschappijcriticus”.
Het zal haar lief uit de Westhoek doen opschrikken: Kristien (Hemmerechts) spreekt heer verlangen naar de dood uit, de vreugde is weg uit haar leven. Dit staat te lezen in haar essayistische dagagenda De dood heeft mij een aanzoek gedaan.

“En toen werd het 5 vóór 12…” schrijft Depeuter.
Wat kunnen opbieden tegen “72 maagden met sprekende grote ogen” (Koran 44:54)?
Enkele linkse rakkers schoten wakker (moet ik nog zeggen dat Frans stierlijk reageert op rood?): Benno Barnard, Etienne Vermeersch, Wim van Rooy, Luckas Vander Taelen wreven zich de ogen uit. Zij keken half versuft naar hun voortdommelende strijdmakkers, onder wie Tom Naegels, Yves Desmet, Tom Lanoye. Zijn zij dan niet bang voor de islam? Vooral allochtoon Barnard voelt zich “onbeschrijfelijk” bedreigd.
Wij hoeven ons zo druk niet te maken, rechts niet, links niet.
Ik erger mij meer, lees: véél méér, aan de kerkelijke mandaathouders die hun poten (van bepotelen) niet kunnen afhouden van onze kinderen, ook aan hen die de “potelaars” indekken. De andersdenkenden (anti-clericalen) schreeuwen moord en brand. Maar opgelet, gestructureerde vrijzinnigen, ook onder jullie zijn er pedofielen. Jullie hebben echter één groot verschilpunt: jullie spellen ons de les niet! Vooral het feit dat de Kerk ons de les spelt, stoort mij mateloos.
Een (vrijzinnige) vriend zei mij recent: “De Kerk sloopt zichzelf en haar (onvrije)metselaars gebruiken onvoorstelbaar krachtige sloophamers.”

Dat de Islam veel fundamentalisten telt? Juist! Maar zijn dit nieuwe zondaars, plegen zij nieuwe zonden? Zijn wij dan de heksenverbrandingen vergeten, de inquisitie, de uitmoording van de Katharen, de heftige reactie tegen ketters en afvalligen? Zijn wij vergeten dat wij, als kindjes, in de kerk moesten knielen, jongens en meisjes uit elkaar.
Zijn wij vergeten hoe wij ons moesten kleden om verplicht naar de kerk te gaan? De vrouwen droegen een sjaal rond hun hoofd, liefst een rok of blouse met een jasje of enkel de rok en het jasje. Mannen mochten hun haar niet lang dragen en vrouwen mochten geen kort haar dragen als mannen (1 Korintiërs 11:1-16) Vrouwen moeten rokken of jurken dragen, die tot de knieën komen wanneer zij zitten.
Enfin, wat ik wil zeggen is dit: wees tolerant, maar verwerp alle vormen van dominantie en (zelf)bedrog.
Ook Nederland “staat pal voor zijn cultuur” (Frans Depeuter). Dit is een Europees verschijnsel, in elk land tref je Wilders’, Dewinters, Le Penns, in elk land tref je ook moslima’s met chador, soms in burka en burkini of je vindt er joden met keppel, hoofddoekje, talliet (grote sjaal).

Ook Julien Vangansbeke (vriend van jaren) biedt ons “hersentjes met appelmoes” op. Hij stelt volksverlakkerij vast (pas nu?) bij de media: zij manipuleren ons, zij fotoshoppen hun personeel en hun gasten, kort: zij brengen een vertekende werkelijkheid en dus een eigen waarheid. Ik schrijf al vijf jaar aan een essay over “De leugen regeert de wereld”, maar andere publicaties krijgen alsnog voorrang.
“Hoe ontstaat literatuur?” vraagt Julien zich af. En hij kent nu het antwoord: uit een kattebelletje!
Julien en ik zijn het meestal met elkaar eens: aan hoogmoed hebben wij lak, wij delen het geluk dat komt uit levenswijsheid, wij zijn niet rijk, maar leven graag rijk, wij leggen graag onze ziel bloot, wij hebben heimwee naar de vrienden van eenvoud, wij zijn eeuwige twijfelaars. Wat is er overgebleven van de nobele kreet “Nooit meer oorlog” van na 14-18? Samen kijken wij met lede ogen naar de teloorgang van een goed en lang leven op aarde. Wij houden van Zorro, van De barrevoetse gravin, van Ava Gardner (+1990), van Maria Schell en O.W. Fischer, van onze eerste radio, een Barco 638 van 1938.
Roemzucht, Julien? Neen, dit is niet gelijk aan ambitie, het is veeleer een ziekte waaraan onze BV’s in het bijzonder lijden, maar ook Siegfried Bracke en Yves Leterme. Die laatste is nog altijd niet genezen, hij volgt het advies van dokters niet op.

In Wreed geluk van Jansen heb ik Hugo Claus beter leren kennen. Zijn Vlaamse kompanen probeerden de Meester zo goed mogelijk na te bootsen: kortademig, korte breaks, dezelfde klemtoontjes, uitgerekte lettergrepen. Ik luisterde naar Guido Lauwaert, ridder Roger Raveel, Fred Bervoets, Jan Decleir, Pjeroo Roobjee en Hugo’s jongste broer Odo.
Ik heb zijn De Verwondering nog maar eens gelezen op vakantie (op reis, want ik ben tot aan mijn dood met vakantie). Dit is zijn meesterwerk, zeker! Ik had het al vier keer gelezen, maar ik vond het “een nogal vormloos geval met wat ijzerdraad bijeengehouden”. Onleesbaar.
Aan het Gardameer las ik de roman voor de vijfde keer. Gelezen en tot op de draad uiteengerafeld. Het boek is als een spiraal, het is het relaas van echte en mogelijke gebeurtenissen. Vijf delen: Ontmoeting, Verkenning, Aanval, Bezetting en Vlucht.
Eén hoofdrolspeler: de leraar Victor Denijs der Rijckel, twee grote rollen: de (school)jongen (Versele) en wijlen Crabbe (de paladijn van De Keukeleire of Joris Van Severen), enkele nevenrollen: het meisje van het kasteel (Alessandra) en Sprange (de beeldhouwer). Vijf (montage)plateaus (lagen): de school, het bal (du Rat Mort), het café, het kasteel, de psychiatrische inrichting (waar hij de opdracht krijgt het verhaal te schrijven van zijn geestelijke inzinking of De Verwondering). Deze vijf podia draaien niet alleen rond, maar zij hebben ook een onregelmatig vertoon. Het belangrijkste thema dat aan bod komt, is de collaboratie, de repressie en de gevolgen; enkele neventhema’s zijn onderwijs, pedofilie. De locaties blijken een mix te zijn van Oostende (de zee, Bal du Rat Mort), Kortrijk (Park Saint-George, het Atheneum, houthandel Decoene) en Wakken (het kasteel).
Geen eenvoudig boek dus, onder andere omdat Claus gebruik maakt van perspectiefwisselingen.

Ik moet toegeven dat bij de eerste lezingen van De Verwondering de roman mij niet boeide, maar toch al intrigeerde (misschien juist daardoor). Ik vond veel overdaad. Ondanks de moeilijke structuur vond ik het verhaal het puzzelen waard. Na het Gardameer (juni 2010) brak ik door de ingewikkelde structuur heen om tot de kern van de roman te komen. Nu pas kom ik los van mijn (voor)oordeel dat de roman te veel leed aan een teveel aan opzet en maakwerk.
De compositie is bijzonder, opgebouwd uit meerdere verhaallijnen, meestal ingewikkeld, zelfs af en toe ondoorzichtig, het heeft mij de indruk alsof Claus opzettelijk kop en staart, rechts en links, onder en boven verwisseld heeft en van verbazing over het resultaat zijn boek De Verwondering heeft genoemd.
Welke zijn de inhoudelijke waarden? De structuur van het boek, de montage ervan, is knap, zó knap echter dat ik de draad soms met geen mogelijkheid meer kan volgen.
De nogal griezelige geschiedenis van de oud-nazileiders in het kasteel, met hun vergoddelijking van de legendarische S.S.-officier, heeft mij eindelijk kunnen boeien.

De Verwondering vraagt extra aandacht voor de vorm en de stijl. Bovendien is deze roman bij zijn verschijnen in 1962 een vernieuwend soort literatuur, moderner, en vraagt om een nieuw soort lezen. De taal, in haar evocatief en plastisch vermogen, in haar ontginnen van een donkere poëzie is in bepaalde hoofdstukken ongeëvenaard.

Ik geef toe: de roman heeft een tweede, derde of zelfs vierde lezing nodig, wil je de kracht van Claus’ structuur herkennen. Ik kan mijn bewondering voor De Verwondering niet bedwingen.

Robin Hannelore roddelt voort over exorcisme, pedofilie, de “Nacht van de Televisiesterren”, ja waarom geen Heibelsterren de nacht insturen: Robin zelf, Frans, Napke, Manten, Tousaint Boa, Staf.
Deze laatste heeft mij aangenaam verrast met zijn stuk Ooit was taal het gansche volk.

Staf, ik liep letterlijk college in Kortrijk tussen 1952 en 1956. Zoals je schrijft, onze leraar Nederlands probeerde onze Vlaamsgezindheid (nog) aan te scherpen en onze verbondenheid met het (lagere) volk te onderbouwen. We spraken “niet zo, maar zo”, ABN maakte deel uit van onze roeping.
Ja, niet alleen de taal is veranderd, maar ook de volksaard: de Vlaming twittert, e-mailt, sms’t, faxt, socializet, shopt en cocoont. Hij spelt slecht, hij spreekt een verarmde taal, hij is schaapachtig volgzaam en heeft een kritiekloze verbruikersmentaliteit. Juist.

Ook het koningshuis wordt door Heibel actueel niet gespaard. Frans sprokkelde enkele tafereeltjes uit het dagelijkse leven van “onze tweede Albert”.
“Dat Koning Albert een feestmuts is, dat merk je zo: die kan lachen als een lillende paptaart.”
En hij weet zich goed te omringen (beter: beschermen, schatplichtig maken): hij verheft Jan en Pier in de adelstand, met een paar rare uitschieters, zoals Stijn Coninx, Jan Hoet, Will Tura, Annie Cordy. Uit betrouwbare bron (Laurent) weet ik dat ik de volgende keer aan de beurt ben. Waar heb ik het aan verdiend? “Voor uw inzet voor de minstbedeelden in de wereld van de scribenten,” zegt de vertrouwensman. Allé, ik kijk er al naar uit en zoek intussen naar een spreuk en een wapenschild. Hoewel, ik heb dat laatste al: de Westhoek, de IJzer in de achtergrond en drie reigers op de voorgrond.
Albert kende drie grote liefdes: Paola Ruffo di Calabria, Annie Cordy, de mama van Delphine Boël. Paola zou een kind hebben van een Ander.
Onze dappere troonopvolger zit op dezelfde hete kolen als Charles van Engeland en Willem Alexander van Nederland: wanneer zetten die ouwe taaie kraaien een poot opzij? Intussen toert hij met zijn speelgoedhelikoptertje rondjes boven de Heizel of durft het al eens naar Koksijde te vliegen.

Willy Copmans (een vriend van toen uit Creare) heeft wijze woorden over de literaire thriller. Hij stelt een hitparade samen: op kop Stieg Larsson, Dan Brown, Pieter Aspe, Stan Laureyssens, Bob Mendes. En hij krijgt terecht meelij met de jonge (niet misdaad)schrijvers zoals Dimitri Verhulst, Erwin Mortier, Stefan Brijs, Tom Naegels, Christophe Vekeman, Yves Petry. Zij verkopen niet (genoeg). Ligt de schuld dan toch bij het beruchte Vlaams Fonds voor de Letteren? Ik zal nog gelijk krijgen!
Over de boekenbeurs kan ik kort zijn, Willy: “Ik heb er niets te zoeken. Mijn boeken zijn er in de loop van de voorbije drie decennia ook zelden te koop aangeboden. Ik behoor tot de auteurs die ofwel geen commerciële uitgeverij vonden of er geen zochten. Het Pablo Nerudafonds Brugge en Paradox Pers Antwerpen waren uitzonderingen op de regel.
Bekende Vlamingen verbinden met het oog op deze jaarlijkse manifestatie hun naam aan drukwerk. Ik vind deze buitenproportionele bijval van al deze loze boeken niet koosjer. Het loopt er storm voor BV’s die zogenaamd een boek hebben geschreven. Het publiek gedraagt zich alsof het staat te drommen voor “Tien om te Zien”, met veel rood aangelopen hoofden, en kiekjes schieten met multifunctionele mobieltjes. Tussendoor zitten echte schrijvers sip voor zich uit te kijken, onbeklant en bedrukt.
De “schrijvende” BV’s weten dat er geen boek in hen schuilt, hoogstens een lintworm. Maar ze treffen geen schuld, het zijn alweer de “commerciële” uitgevers die de populaire BV’s op het idee brengen een boek te (laten) schrijven. Die uitgevers weten al lang niet meer wat kwaliteitsbewaking betekent, wel dat het een oneconomisch gegeven is. Ten slotte, het boek is banale handelswaar.”

Frans Depeuter houdt van Holland. Ik heb geen overschot, hoewel ik er enkele heel goede vrienden en vriendinnen tel. Waarom houdt Frans van de inwoners van het noordelijk deel van de Lage Landen?
- Om hun zatte luidruchtigheid.
- Om hun voorliefde voor campings;
- Om hun gedoogbeleid voor cannabis.
- Om hun coffeeshops.
- Omdat jullie het Wilhelmus niet verwarren met de Marseillaise.
- Omdat jullie de mensen laten uitspreken.
- Om jullie educatieve neukprogramma’s.
- Om jullie likeur-ige namen.
- Om jullie stamppot, draadjesvlees, appelflappen, oliebollen en pannenkoeken.
- Om jullie klompen.
- Om allerlei redenen.
Wij zijn bovendien aan elkaar gelijk! Is dit een overjarige Dietsche wensdroom? We spreken niet eens dezelfde taal! Ik ben het wel met Frans eens: indien er geen Nederlanders zouden bestaan, zouden wij ze moeten uitvinden!

Ik blijf nog even wakker om de Open Brief aan Lukas De Vos van Depeuter te lezen.
Wat de kwaliteitswaarde van wijlen Willy De Bleser is, kan ik niet zeggen: ik heb hem niet gelezen. Maar wat schrijft De Vos over hem?
- “een schrijver uit de tweede lijn”
- “heikneuter”
- “in fout gezelschap, foute keuzes, foute uitgevers”
Voor de Vos is alleen Walter Van den Broeck uit de kring van Heibel “naar hogere regionen verhuisd”. Bovendien schrijft hij dat “de rest (Depeuter en Hannelore) wild om zich heen blijft schoppen, terwijl iedereen al weg is”.
Lukas heeft zijn wijze van doen (zeggen en schrijven), ik kan het hem niet beletten, maar het komt mij toch voor dat hij te gemakkelijk de man speelt en niet de bal!
Dit is nu eenmaal ook wat ik mijn vrienden van Heibel soms/vaak verwijt: houd het bij het schrijfsel, niet bij de schrijver, zijn afkomst, zijn overtuiging, zijn vrienden, zijn verleden. Een recensent (een criticus, een criticaster) moet altijd respect tonen voor de mens achter de publicatie. Deel de mensen niet in categorieën in: zwart, wit, links, rechts, katholiek, maçon.

Na Leeslint van Julien Vangansbeke (Aan Borms - Willem Elsschot, een politiek schrijver van Matthijs de Ridder, Een aangename postumiteit, een verzameling brieven van Herman De Coninck, de nieuwe roman van Oscar van den Boogaard, Meer dan een minnaar, 49 manieren om de dag door te komen van Christophe Vekeman en Lucas Somath van Thomas Claus), kom ik tot volgende evaluatie:
1. Elsschot droeg veel maskers: hij was een rechtse liberaal, een communistische democraat, een kruising van een jezuïet en een deïst of agnost, m.a.w. een halfslachtig wezen.
2. Ik heb bedenkingen bij het boek brieven van Herman De Coninck.
3. Op zuiver artistiek vlak is Van den Boogaard geen hoogvlieger.
4. Vekeman schreef “alledaagse onzin”.
5. Thomas Claus schrijft zoals papa Hugo kladderde met verf.

Ik ben het met Robin Hannelore eens over Charles Ducal: “Het VFL steunt met onze centen dus af en toe ook echte dichters!”

Ik eindig deze bespreking (recensie is een misplaatst woord) met Willy Copmans’ recensie over Willy Spillebeens Rubroeks Reizen.
Ik beaam dat “Rubroeks Reizen het verhaal is van een waarnemer van zijn tijd en het kan niet worden ontkend dat het een relaas is waaruit ‘moeheid’ en zelfs wanhoop, moedeloosheid en twijgfel, overduidelijk blijken.” Willy (mijn zachte vriend) schrijft niet flitsend, maar aantrekkelijk proza, uitstekend opgebouwd.

P.S.
Het antwoord van Frans Depeuter op de oproep van het tijdschrift Weirdos “Is er nog plaats voor vrijwilligers in onze literatuur?” heb ik graag gelezen.

Ach, waar zijn de gouden jaren ’60-’70 gebleven? Waar is de undergroundliteratuur heen? Nu lijkt schrijven een gatlikkend gedoe. Een makke, gedweeë en voorbeeldig ‘correcte’ vertoning. Zo komen de “schrijvers” terecht bij de Grote Gevierde Gesubsidieerden die publiceren in de grote Gesubsidieerde Tijdschriften met hun Grote Gelauwerde Producten.
Ik moet niet uitweiden zeker? Lees mijn verzet tegen de bezetter!


Thierry Deleu
Heibel, 15de jaargang, nummer 2, juni 2010, Frans De peuter, De Heikens 29 te 2250 Olen, abonnement 25 € op 979-3986331-24.

Geen opmerkingen: