Albert Hagenaars over Beelddicht van
Winarko Bazoeni Boesrie
Een van de spannendste confrontaties in de poëzie is die tussen twee waardesystemen met grote onderlinge verschillen. Denk aan het onderscheid tussen bijvoorbeeld liefdeslyriek en sociaal realistische heilzangen, of tussen religieuze gedichten en onderzoeken die de taal zelf centraal stellen.
Poëzie uit een ander werelddeel dan dat van de lezer kan een nog grotere kloof laten zien en daarmee een groter beroep doen op het interpretatievermogen.
Voor me ligt Beelddicht van de Indonesische dichter Winarko Bazoeni Boesrie (familienaam Boesrie), een bundel met 21 gedichten die bovenstaande overwegingen opriep. Boesrie is een Javaanse auteur die in 1951 in Surabaya geboren werd. In 1992 verscheen van zijn hand de bundel Sajak sajak. Hij schrijft niet in het Javaans maar in de in 1928 gekozen en in 1945 geëffectueerde eenheidstaal Bahasa Indonesia (bahasa betekent taal) die, afkomstig uit het gebied dat nu Maleisië heet, al vanaf de 7de eeuw de lingua franca was langs de kusten van de eilanden en schiereilanden van Zuidoost-Azië.
Elk gedicht wordt ter rechter zijde geflankeerd door een vertaling in het Nederlands, waar Suci Wahyuningsih, Ferdinand Tung en Paul Thung jr. verantwoordelijk voor zijn, maar niet altijd alle drie tegelijk.
Het openingsgedicht luidt:
VOOR R.
Gisteren vandaag en morgen
Verkondigd de betekenisvolle liederen
Die boven de witte doek
Boven de stenen weer klinken
Verzamelt alle mystiek en mysterie
Niemand kan het raden
Het doek en de stenen houden elkaar stevig vast
Komen samen en mengen tot één
Lachen en huilen, niemand die het weet
Slechts een raadsel blijft over
Een raadsel van oost en west
Eén gemaakt
Pas dan komt betekenis
Deze eeuwige betekenis
Voor gisteren
Voor vandaag en morgen
Met witte heldere touwen
Symboliseert een verbintenis
Sterk en vast
Mystiek
Een ziel
Weerklinkt
En draagt bij tot een verhaal
Meteen al dit openingsgedicht, ‘Untuk R.’, zorgt voor een beproeving van het duidvermogen. De drie tijden in de eerste regel geven een algemene situatie aan maar het voltooid deelwoord waarmee regel 2 begint, maakt duidelijk dat er een activiteit is geweest die nog nawerkt, namelijk het verkondigen van liederen vol betekenis. Het vermelde ‘morgen’ zou er dan op kunnen wijzen dat het effect ook na vandaag nog zal voortduren. Je mag het ook lezen op een wijze die inhoudt dat de liederen elke keer opnieuw verkondigd worden. En dat is merkwaardig want bij liederen verwacht je dat ze gezongen worden, niet aangekondigd. Met andere woorden, ze zullen gezien de doorlopende tijd nooit te horen zijn wat toch weer in strijd is met de bewering in regel 4!
Dan die ‘witte doek’ in regel 3. Doek, met lidwoord de, doet denken aan een poetsdoek, een handdoek, een theedoek. Die varianten in betekenis lijken niet veel zin te hebben, al kun je met de kleur wit symbolisch verschillende kanten op. In regel 7 keert ‘doek’ echter terug, ditmaal voorafgegaan door het lidwoord het. Interessant, denk je dan, want het Nederlands voorziet wel degelijk in die mogelijkheid. De associatie is in het tweede geval al gauw ‘filmdoek’, en dat is een dankbaar motief voor projecties. Maar in het BI staat tweemaal ‘kanvas’, van het Engelse canvas, en dat betekent vooral zeildoek. Bovendien is ‘de doek’ in het algemeen in het BI ‘kain’ of ‘lap’ (uit het Nederlands) en ‘het doek’ layar’. Waarom zou Boesrie dan, mocht hij al aan zuiveren én afbeelden gedacht hebben, ‘kanvas’ gebruiken? De vertaling is op dit punt ofwel bedenkelijk vrij ofwel gewoon fout.
De volgende vraag die opdoemt betreft het subject van ‘verzamelt’. Wie of wat ‘verzamelt alle mystiek en mysterie’? De volgende regel kan ook daar op slaan: ‘Niemand kan het raden’.
Inmiddels is al wel duidelijk dat Boesrie poëzie maakt, die zich niet één twee drie geeft. Je krijgt er moeilijk vat op, in elk geval met onze gebruikelijke, rationeel gerichte manier van benadering. ‘Mystiek’ en ‘mysterie’ zijn al duidelijke signalen om niet alleen dusdanig te werk te gaan maar achterin het boekje staat onder een korte biografie een nog duidelijker boodschap: “In tegenstelling tot de Nederlandse dichtkunst, die veel taliger is en waar grote gevoelens op veel indirecter wijze naar buiten komen, past het werk van Winarko B. Boesrie meer in de traditie van de Indonesische poëzie. Dit aldus Indonesië-kenner Kees Snoek. De Indonesische poëzie is over het algemeen veel retorischer en tendentieuzer dan men in Nederland gewend is. Poëzie wordt in Indonesië bij voorkeur gelezen in grote zalen: hoe groter, hoe beter.”
Snoeks beweringen kloppen. Ik heb nog nooit Indonesische poëzie gelezen die gekenmerkt wordt door het overwegend verstandelijke karakter van zoveel Nederlandse gedichten, al zijn er zeker genoeg onderlinge verschillen tussen de Indonesische dichters. Ook heb ik in het land een aantal poëziebijeenkomsten bijgewoond, o.a. in Jakarta en Yogya en op Bali en inderdaad, die werden druk bezocht. Er werd goed geluisterd maar het publiek liet door soms uitbundige reacties merken meer te willen zijn dan passieve consumenten, namelijk deelgenoot in een sociaal spel.
De gedichten van Beelddicht kun je misschien beter verkennen als surrealistische teksten, die zich juist bewust, en dat is een tegenstrijdigheid, onttrekken aan formele criteria. De nadruk komt dan te liggen op het beleven en, eventueel, aangeven van onverwachte verbanden in plaats van ze te onderzoeken. Dat heeft echter negatieve consequenties voor de eisen van de kritiek, die zo tot een reactie teruggebracht wordt.
Boesries verbanden zijn zeker raadselachtig maar toch niet genoeg om zijn gedichten als puur surrealistisch te betitelen. Hij heeft namelijk wel degelijk een boodschap die hij wil laten ontvangen. Zo heeft hij het bijvoorbeeld, nog steeds in dit eerste gedicht, over doek en stenen die bijeenkomen en samenvallen, een koppel dat verbonden wordt met twee andere: lachen en huilen, oost en west, die eveneens één worden. Drie maal onderstreept Boesrie dat het opheffen van tegenstellingen tot betekenis leidt, een betekenis die niet alleen boven de tijd staat maar ook een verbintenis symboliseert die, in de slotregels, ineens toch weer diffuus overkomt maar uiteindelijk bijdraagt tot een verhaal. De verbintenis kan verlegd worden naar ‘sterk en vast’ maar al heel wat minder vanzelfsprekend naar de woorden in de volgende drie regels. ‘Mystiek’ valt ook zelfstandig te benoemen evenals de daaropvolgende ‘ziel’ maar het past in de lijn van het gedicht, waarin immers zoveel samenvalt, om ook deze beide begrippen te vereenzelvigen. ‘Weerklinkt’ (één woord) springt dan zowel in klank als betekenis terug naar de eerste regels met ‘weer klinken’ (twee woorden). Wat een mooi effect, de betekenis ook qua vorm zo toepasselijk tot een eenheid te verbinden! Dit moet volledig op het conto van de vertalers geschreven worden want in de oorspronkelijke tekst hanteert Boesrie ‘bernada’ (regel 4) wat klinken betekent en ‘bergema’ (voorlaatste regel), dat eerder echoën, weergalmen is. Dat is weliswaar ook een uitstekend passende oplossing maar de Nederlandse vertaling is nog net iets principiëler, zuiverder. Met een grote zwaai terug vinden de beginregels, aanvankelijk zo duister, hoe dan ook een zinvolle vervulling.
Niet alle teksten zitten op een dergelijke vernuftige en toch schijnbaar los overkomende manier in elkaar maar ze getuigen allemaal wel van bijzonder ongewone beelden. Om een paar voorbeelden aan te halen:
Gedachten vliegen naar het einde van de hemel (uit ‘Gedachten’);
Stoppen ligt nog op zijn vingerpunt (uit ‘Een stap’);
Aan het einde van de nacht / converseert hij de droom met een andere droom (uit ‘Droom I’);
Mijn reis is een stap boven de droom (uit Droom III);
Duizenden stiltes schudden elkaar de hand (uit ‘Stilte’);
Ik bevind mij op de hoek van de mening / die vastzit (uit ‘Bericht’) en
De moeheid van gisteren / is als een verhaal dat nog niet eindigt (uit ‘Moe’).
Nog een ander aspect; hoeveel Nederlandse dichters zullen schrijven: ‘mijn verlangen verlangt’, of ‘nat zweet’, of ‘tijd wordt opgeslokt door tijd’, om slechts een kleine greep uit de vele zinsneden met pleonasmen, tautologieën en personificaties te doen?. Boesrie doet zoiets ongegeneerd, met respectievelijk ‘rinduku rindu’, ‘basah keringat’ en ‘Jaman dimakan jaman’, en dat heeft veel, zo niet alles te maken met zijn Indonesische achtergrond.
Overlapping en herhaling worden in Bahasa Indonesia veel meer gebruikt dan in het over het algemeen (we laten onze vele bloemrijke uitdrukkingen even buiten beschouwing) zo efficiënte en scherp omlijnde want functioneel gerichte Nederlands. Meervoudsvorming krijgt er bijvoorbeeld geen suffix als -s en -en of -eren maar vindt z’n beslag door een woord te verdubbelen: ‘boeken’ wordt dan bijvoorbeeld ‘buku buku’, ‘drie boeken’ is simpelweg ‘tiga buku’ ofwel ‘drie boek’. De taal heeft er zelfs een speciaal tekentje voor; in plaats van ‘buku buku’ kun je ook schrijven als buku², wat een populair gebruik is. Verdubbeling drukt behalve veelvoud ook gradatie uit: ‘hijau’ is ‘groen’ dus ‘hijau hijau’ groen groen maar eveneens ‘groenachtig groen’ en ‘veel groen’. Zweet is per definitie nat dus waarom zeggen dat zweet nat is, denkt een Nederlandse lezer. ‘Basah keringat’ kun je derhalve beter lezen als overvloedig veel zweten, overal zweten, zweten als een otter en dergelijke.
De vertalers hebben op dit punt dichtbij het Indonesische origineel willen blijven. Beelddicht onderscheidt zich daarmee duidelijk van welke direct in het Nederlands geschreven verzen ook. De Indonesische sfeer en vervreemdingseffecten blijven dwars door de vertaling heen voelbaar. Het maakt dat veel Nederlandse lezers zich dus regelmatig in de ogen wrijven maar een bijkomend voordeel is ontegenzeglijk elke keer een extra loopbrug tot in de oorspronkelijke opzet.
Hoewel er steeds meer Indonesische poëzie in het Nederlands verschijnt, is het aantal titels nog zo klein dat elke uitgave op zich al een gebeurtenis genoemd mag worden. Hopelijk volgen dus ook meer vertalingen van Boesries werk. Die kans is redelijk groot want hij woont in Nederland, in Delft om precies te zijn. In 1987 al, tijdens de dictatuur van Suharto, emigreerde hij naar ons land. Hij is getrouwd met beeldend kunstenaar Edith Bons, geboren in Merauke in het toenmalige Nieuw-Guinea, die de vormgeving van dit boek voor haar rekening nam en een van haar schilderijen, eveneens Beelddicht getiteld, als passende omslagillustratie gebruikte. Het doek toont hoe zij het hierboven overgenomen gedicht verwerkte in een voor haar zo typerende compositie.
Een derde bundel zou aanleiding kunnen zijn om in te gaan op verschillende andere aspecten van Boesries poëzie, waarvoor in deze bespreking geen plaats is, zoals zijn fascinatie voor de natuur en zijn maatschappelijke betrokkenheid.
Ik houd de geïnteresseerde lezer in elk geval graag op de hoogte.
BEELDDICHT - Winarko Bazoeni Boesrie; uitgave i.s.m. Pictoright, 2008 - ISBN n.v.t., 48 pagina’s, € 15,00.
SAJAK SAJAK - Winarko Bazoeni Boesrie, uitgave in e.b., 1992 - ISBN n.v.t., 24 pagina’s, € 10,00.
De uitgaven zijn te bestellen via: win_boesrie@hotmail.com en edith.bons@hotmail.com
De Verborgen Hoek, no. 8, maart 2010
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten