Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

31 augustus 2009

MICHAEL ONDAATJE


Michael Ondaatje verwierf vooral bekendheid met de verfilming van zijn roman The English Patient, maar hij is naast een vermaard prozaschrijver ook een begenadigd dichter.

Michael Ondaatje is geboren op 12 september 1943 in Colombo, hoofdstad van het toenmalige Ceylon, het huidige Sri Lanka. Hij stamt uit een vooraanstaande familie van de vroegere koloniale samenleving. Zijn vader Mervyn Ondaatje was toezichthouder op thee- en rubberplantages en leed aan een ernstige vorm van alcoholisme. Zijn moeder Doris Gratiaen was een overtuigde danseres, geïnspireerd door Isadora Duncan. Tengevolge van Mervyns alcoholisme kwam het tot een echtscheiding tussen de ouders in 1954 en verhuisde Michael Ondaatje samen met zijn moeder naar Groot-Brittannië.

Michael Ondaatje genoot lager onderwijs aan het Saint Thomas College in Colombo (Sri Lanka). Na de verhuizing met zijn moeder naar Engeland zette hij zijn studie voort aan het Dulwich College in Londen. Van 1962 tot 1964 studeerde hij aan de Bishop’s University in Lennoxville, Quebec (Canada). Hij behaalde zijn bachelor diploma aan de universiteit van Toronto in 1965 en zijn masters aan Queen’s University in Kingston, Ontario in 1967. Hij begon zijn professionele carrière aan de universiteit van Western Ontario (1967-1971) en is sinds 1971, tot op heden, verbonden aan het departement Engelse taal- en letterkunde van de York University in Toronto, Ontario.

Michael Ondaatje leeft met zijn vrouw Linda Spalding, romanschrijfster en uitgeefster, in Toronto. Ze geven er samen het literaire tijdschrift Brick uit.

Michael Ondaatje ontving verscheidene literaire onderscheidingen: de Ralph Gustafson Award in 1965, de Epstein Award in 1966 en de President’s Medal van de universiteit van Ontario in 1967. Hij ontving de Canadian Governor-General’s Award for literature in 1971 en in 1980. In 1992 werd hem de Booker Prize toegekend voor zijn roman The English Patient.

Michael Ondaatje publiceerde de dichtbundels The Dainty Monsters (De bevallige gedrochten) (1967), The man with seven toes (De man met de zeven tenen) (1969), The Collected Works of Billy the Kid (De verzamelde werken van Billy the Kid) (1970), The Broken Ark: A Book of Beasts (De gebarsten ark: een boek van beesten) (1971), Rat Jelly (Makkie, de rat) (1973), Elimination Dance (De verwijderingdans) (1976), Claude Glass (Claude Spiegel) (1979), There’s a Trick with a Knife I’m Learning to Do: Poems 1963-1978 (Een kunstje met een mes dat ik aan het leren ben: gedichten 1963-1978) (1979), Rat Jelly and Other Poems: 1963-1978 (Makkie, de rat en andere gedichten: 1963-1978) (1980), Tin Roof (Het blikken dak) (1982), Secular Love (Seculiere liefde) (1984), Two Poems (Twee gedichten) (1986), The Cinnamon Peeler: Selected Poems (De kaneelschiller: een keuze) (1992) en Handwriting (Handschrift) (1998).

Daarnaast publiceerde hij de romans Coming Through Slaughter (Door de slachting) (1976), Running in the Family (In de familie) (1987), In the Skin of a Lion (In de huid van een leeuw) (1992), The English Patient (De Engelse patiënt) (1992), Anil’s Ghost (De geest van Anil) (2000) en Divisadero (2007).


AFSPRAKEN

Het wordt duidelijk dat ik grote gebeurtenissen misloop.
Mijn geboorte werd aangekondigd door niets anders
dan de herdenkingsdag van Winston Churchills huwelijk.
Geen gedenktekens bloedden, geen instrumenten
waren het eens over een bijzonder weertje.
Het was een seizoensmatige onbeduidendheid.

Ik troost me met mijn moeders achtste maand.
Terwijl zij haar zwangerschap uitzweette in Ceylon
een huisknecht over het gazon kuierde
met een dienblad vol ijsgekoelde drankjes,
enkele vriendinnen haar bezochten
om haar te verzoenen met haar staat, en ik
van de levenslijnen dronk,
zat Wallace Stevens in Connecticut
met een glas sinaasappelsap op tafel
zo warm dat hij alleen een korte broek droeg
en op de achterkant van een brief
begon te schrijven “De goed geklede man met een baard”.

Die nacht terwijl mijn moeder sliep
haar gewichtige buik gekoeld
door de ventilator in de slaapkamer
bracht Stevens woorden samen
die tot zinnen uitgroeiden
en hij schaafde ze zuiver en
gaf ze de juiste vorm, de bladzij werd plots
gedachte waar voorheen niets was,
zijn hoofd liet zijn hand
bewegen waar hij wou
en hij zag dat zijn hand zei
de gedachten houden nooit op, neen, nooit
en ik groeide in mijn moeders buik
zoals de bloemen buiten aan de ramen in Connecticut.


BRIEVEN & ANDERE WERELDEN

“want er bestond geen duisternis meer voor hem en hij kon zien in het duister, zonder twijfel zoals Adam voor de val”


Mijn vaders lichaam was een bol van angst
Zijn lichaam was een stad die we nooit kenden
Hij verborg dat hij geweest was waar wij naar toe gingen
Zijn brieven waren een kamer waar hij nauwelijks in leefde
In hen kon de logica van zijn liefde groeien

Mijn vaders lichaam was een stad van angst
Hij was de enige getuige van haar angstig dansen
Hij verborg waar hij geweest was zodat wij hem konden kwijtraken
Zijn brieven waren een kamer die zijn lichaam beangstigde

Hij trad de dood tegemoet met zijn verzopen verstand.
De laatste dag sloot hij zichzelf op
in een kamer met twee flessen gin, vervolgens
viel hij languit tegen de grond
zodat hersenbloed zich verplaatste
naar nieuwe compartimenten
die nooit de deining van het vloeibare hadden gekend
en hij stierf in de eerste minuten van een nieuw evenwicht.

Zijn jonge leven was een angstaanjagend blijspel
en mijn moeder scheidde telkens opnieuw van hem.
Hij zou tunnels in stormen, aangetrokken
door het witte oog van treinen
en één keer verwierf hij onmiddellijke bekendheid
door erin te slagen een Perahara te doen stoppen in Ceylon
- de hele stoet van olifanten dansers
plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders – door stomdronken
neer te vallen op straat.

Omdat hij een semi-officieel was, en bovendien een semi-blanke,
werd dit optreden gezien als een cruciaal
keerpunt in de Onafhankelijkheidsbeweging
en leidde het beslist tot de onafhankelijkheid van Ceylon in 1948.

(Mijn moeder had ook haar bijdrage geleverd –
haar rijgedrag was zo slecht
dat dorpelingen met stenen gooiden
telkens wanneer haar auto werd herkend)

Gedurende 14 huwelijksjaren
eiste elk van hen beurtelings op dat hij of zij
de benadeelde partij was.
In de havendokken van Colombo,
waar ze een net gehuwd stel uitwuifden,
dook mijn vader eens, jaloers
op de uitgesproken emotie van mijn moeder,
in het water van de haven
en zwom het schip achterna, terwijl hij ze vaarwel wuifde.
Mijn moeder wendde geen verwantschap voor
en mengde zich in de menigte terug naar het hotel.

Weer haalde hij de kranten
hoewel mijn moeder dit keer
het verslag corrigeerde
met een briefje aan de uitgever – waarin ze zei dat hij eerder dronken was
dan last had van een gebroken hart bij het vertrek van de vrienden.
Het gehuwde stel ontving beide edities
van The Ceylon Times toen hun schip aankwam in Aden.

En dan in zijn laatste jaren
werd hij de stille drinker,
de man die één keer in de week
verdween in zijn kamer met flessen
en daar bleef tot hij dronken was
en tot hij weer nuchter werd.

Daar werden de toespraken, de dromen, de verweerschriften,
de tedere brieven geschreven.
Met de helderheid van een architect
zou hij schrijven over de rij blauwe bloemen
die zijn nieuwe vrouw had geplant,
over de plannen voor elektriciteit in het huis,
over hoe mijn halfzus was gevallen vlakbij een slang
en ze wakker was geworden en haar niet had aangeraakt.
Brieven in een helder schrift met een allesomvattende empathie
waarbij zijn hart ruimer en ruimer en ruimer werd
voor elke vorm van verandering bij zijn kinderen en vrienden
terwijl hij zichzelf terugdrong
in de verschrikkelijk intense wrok
van zijn eigen afzondering
tot hij zich in evenwicht probeerde te houden en viel
languit tegen de grond
het bloed
de lege vergaarbak van zijn skelet inliep
het bloed zoekend in zijn hoofd zonder metafoor.


CLAUDE SPIEGEL

Een beetje bollende donkere of gekleurde handspiegel, waarin
men het landschap in getemperde tonen kan opvangen.
‘Grey liep zowat overal met dat mooie speelgoed in zijn hand, de claude spiegel, waarin de prachtige vormen van het landschap in zijn heerlijk clair obscur samenkwamen.’ Gosse (1882)

Hij heeft te horen gekregen over
zijn gedrag van de vorige avond.

Het begon met een schaal punch
op het volleybalveld.
Terwijl hij danste en over de koffietafels viel,
vroeg hij zijn zoon Ben jij die ellendeling
die me maar blijft zeggen dat ik dronken ben?
kuste hij armen en benen van vrouwen
wantrouwig tegenover zijn vrienden die een serenade brachten
vijf varkens bij de stal
keilde een wijnglas richting tuin
en bleef maar door de hekken gaan
de donkere velden in
en stortte dan in elkaar.
Zijn vrouw die hem zowat naar huis droeg
en hem redde van wegrijdende auto’s,
klaagt vanochtend
over een zere schouder.
En later dan
de worsteling van zijn dertienjarige dochter
om hem de achterkeuken in te tillen
toen hij van zijn stokje was gegaan, met zijn hoofd op de stenen lag,
en zij zich afvroeg wat hij in die donkere velden zocht.

Want hij heeft altijd van dat oude donker gehouden
waar de platte stenen schuiven als Japanse tafels
waar hij zijn kleren kan uitdoen
en in het maanlicht kan liggen in de hitte van de dag
in steen gehard, verdrinkend
in deze sterrendeken, deze lucht
als een reuzenforel
zich ervan bewust hoe de hemel
over hem heen raast
terwijl hij door afgelegen velden trekt
de takken van bomen kust
of zijn oor op een steen legt die hem wiegt,
en dan stilstaat om te kijken naar het huis
in zijn oase van licht.
En hij weet dat hem daar iets overkomt
heel alleen terwijl hij zijn armen spreidt
en alles wat aan het wegglijden is bij elkaar houdt.

Hij staat plots midden in het feestgewoel
hangt rond vrouwen, cirkelt
rond één ongelukkige schaduw.
Die vriend die zei dat hij de donkerste plek
zou vinden, en dan zou wuiven.
Hij is geen hopeloze dronkenlap
zoals zijn vader of zijn vriend, kan,
zegt hij, er zó mee stoppen, en hij kan het
zou het kunnen want zelfs nu, nu in
dit schitterende donker waarin
het gras zijn kleur heeft verloren en het allemaal
klote Yeats en maanlicht is, weet hij
dat het kleurloze gras zijn blote voeten groen maakt
want dit is het magische uur
dat hem ongeacht de treurigheid
toch doet grijnzen.
Op bepaalde uren van de nacht
zijn eenden niets dan landschap
alleen stemmen die breken terwijl ze nachtmerries.
De wezel draagt hun bloed
naar huis als een sjaal,
koeien lossen op aan de horizon
en de donkere
groenten neuriën verder onder de grond

maar de mond
wil pruim.

Gaat van kamer naar kamer
waar een bruin bierglas
in stukken rondlummelt bij zijn voeten
opent het lange roestige hek
en stapt naar de onzichtbare velden
die hij nog kent van jaren daglicht geleden.
Hij snuift de wind op
die een geur van vee
meedraagt op zijn rug.

Wat deze plek niet heeft
is de witte verf van badhokjes
de lekkage van de eucalyptus.
Bij volle maan
stralen de uitstekende rotspunten
sproeien de stinkdieren abstract in de lucht
boeren de koeien alsof ze de naam
van Francis Ponge oefenen.
Zijn dronkenschap wil een harmonie tussen plekken.
Ludwig van Beierens daktuinen –
glazen planten, ijzeren papegaaien
grotten van Venus, teerkleden van de Himalaya.
Bij het aanrecht zegt hij tegen iemand
vanaf nu drink ik alleen nog landschappen
- hier, schenk me een beker Spanje in.

Opent het hek en struikelt
bloed als een filmband door het lichaam
weg van de lichten, losmakend
dit verlangen een rivierman te zijn.

Aarzelend
herinnert hij zich
zijn dronken uitnodiging aan de rivier.
Hij heeft de fantastische auto
langs de plantage tot aan het blauwe nachtwater gemanoeuvreerd

en stapt uit
spreekt met de takken
en de slok van kwallen.
Subtiel applaus van de dieren.
Een slang laat een spoor na
als tijdelijk fossiel.
Hij valt
terug op de verwikkelingen
met versnellingspook en stuur
springlevend wanneer zijn linkerarm
nu het raam uit zwaait
en probeert om de passerende looiersboom
pijnboom struikgewas lariks
de auto in te trekken en mee te nemen
naar het feest.
Dronkenschap opent haar armen als een poort
en boven de auto stijgen onzichtbare insecten op
uit de stralenbundels als meteoriet
verpulverd stof van de maan
. . . hij wacht op de magische ster genaamd Lorca.

Op het gazon vóór het huis een laken
vastgespijkerd op een horizontale tak.
Een diaprojector begint een vertoning
van reizen, landschappen, verwanten,
vrienden die eruit springen te midden van kiezels van water
opgevangen door het apparaat alsof het de regen maakt.

Later wanneer de wind het laken bevrijdt
en het als poeder in elkaar zakt in het gras
vliegen beelden weg zonder doel
en schreeuwen hun kleuren uit over zuidelijk Ontario
kleden klissen aan
rabarber een drijvende eend.
Landschappen en verhalen
in de takken gegooid
en de hond loopt onder de hangende schommel door
de lichtstraal van de projectie ontploft in zijn linkeroog.

Het vallende laken de ster van Lorca duikt
iemand staat op en gooit zijn glas
in het lapje moestuin
naar de trage stomme loopbaan van bonen.

Dit is het uur
waarop de dode mannen gaan zitten
om elkaar te schrijven.
‘Met betrekking tot de woorden die we nooit hebben gezegd
tijdens de kleine uurtjes op het feest
lag er glas onder mijn blote voeten
werden de wetten van de keuken overtreden
en ieder woord bewoog
als een spier in mijn mond . . .’

Dit is het uur om snel door te reizen.
Cervantes aanvaardt
een 17de-eeuwse uitnodiging
van de Chinese keizer.
Scholen Chinese en Spaanse Taalkunde!
De wereldrivieren komen samen!
En hier tollen
de eenden gekleed in Azië
op vreemde wateren.

Om vier uur ’s ochtends ontwaakt hij in het laken
dat eerder de tropen in zijn witheid sloot.
De genode rivier stroomt door het huis
de keuken in de trap
op, hij ontwaakt en beweegt erin rond.
In het schemerlicht
ziet hij het Turks tapijt onder water,
lage krukken, de glinstering
van pianopedalen, zelfs een slapende hond
wiens dromen over regen kunnen gaan.

Het is een rivier waar hij elders heeft langs gelopen
die nu op bezoek is bij hem tot aan zijn heupen reikt
naar de keuken stroomt waar een vriend op een stoel slaapt
hoofd op de tafel zijn greep
nog rond een glas, benen onder water.

Hij wil zich ontspannen
en zich overgeven aan de nacht
voorover vallen en zwemmen
naar de achterkeuken waar zijn dochter slaapt.
Hij wil naar ieder
van zijn familie zwemmen en staren
naar hun onderwater dromen
die magische keten van luchtbellen.
Vrouw, zoon, vrienden van het huis, allemaal
behaaglijk in zuivere rivierwater.

Hij beseft wel dat er al uren
geen gesprek wordt gevoerd,
tongen zijn de dwaasheid van de alcohol ingegleden
slapende monden zijn foto’s van kreten.

Hij staat te wachten, de wachtpost,
heen en weer schuifelend, zijn woede
en verlangen tegen het donker
dat, wanneer hij zijn ogen sluit,
hen allemaal zal kwijtraken.

De ovenlamp
licht door het water naar hem op
een bathysfeer een spookschip
en in de halfverdronken kamer

beginnen de krekels als kleine spelden
het zwarte canvas van deze nacht
vast te nieten,
beginnen ze hun aarzelende
knoestige epigrammen met elkaar te bespreken
door de kamer.
Geknars en echo.
Geknars en echo. Met absolute helderheid
weet hij waar hij is.


Vertaling: Joris Iven

Geen opmerkingen: