Eerste reactie op de debatbijdrage
“Wordt kunstkritiek een zorg van de overheid?”
Een recensie dient twee doelen, zegt Hans Beerekamp. De eerste is een kwestie van consumentenvoorlichting, en de tweede gaat over duiding. Maar in een ideale recensie gaan die twee volgens mij samen. Juist door het besprokene in historisch, maatschappelijk en cultureel opzicht een plaats te geven, hoe beknopt ook, maakt de recensent zich tot een consumentenvoorlichter die zijn lezers zo goed mogelijk informeert. Eigenlijk zou hij zelfs zo duidelijk moeten schrijven, dat de lezer puur op basis van een recensie tot een tegengesteld oordeel kan komen. Al besef ik dat zulke recensies helaas zeldzaam zijn.
Als recensent schrijf ik voor de lezers. Niet voor de makers, niet voor de sector waarin zij werken en niet voor subsidieverstrekkers. De lezers zijn mijn enige publiek. Of ik enig gezag heb in ‘het forum’, zoals Beerekamp dat noemt, zal mij eerlijk gezegd een zorg zijn. Of mijn recensies enige invloed hebben op de makers of op het cultuurbeleid in dit land, vind ik van geen belang. Sterker nog: als er al van zulke invloed sprake is, blijf ik daarvan liever onkundig. Als mij voortdurend voor ogen zou staan wat de gevolgen van een recensie zouden kunnen zijn, zou me dat belemmeren in het opschrijven van een vrijmoedig oordeel. Het enige gezag dat ik op prijs stel, is het gezag dat in de loop der jaren kan groeien bij een lezerskring die vertrouwd raakt met een recensent.
Nooit laten annexeren
Daaruit volgt dus, denk ik, ook dat recensenten altijd buiten het door hen beschreven kunstgenre moeten blijven staan. En zich nooit moeten laten annexeren door sectorinstituten. Ze behoren immers niet bij een sector, maar bij het publiek dat via media als kranten, tijdschriften, internet of radio- en tv-rubrieken kennis kan nemen van hun oordeel. Hoe zeer hun onafhankelijkheid binnen zo’n sectorinstituut ook zou worden gewaarborgd - ze horen daar niet, ze horen aan de zijlijn te blijven. En ook wie dit principiële bezwaar niet deelt, zal niet gauw een antwoord weten op de vraag naar de ballotage. Want welke recensenten krijgen dan zo’n bezoldigde baan en welke niet?
Ik ben het met Beerekamp eens dat er te weinig analyserend over televisie wordt geschreven. Een vergelijking van de tv-shows van Bob Rooyens uit de jaren zestig en zeventig met de wijze waarop de grote shows van nu worden gemaakt (denk alleen al aan het blauwe licht dat allesoverheersend is geworden) of een beschouwing over de verschillen tussen het vroegere studiodrama en het huidige tv-drama op filmisch niveau, zou ik graag lezen. Al lenen zulke stukken zich misschien eerder voor de vakpers dan voor publicatie in de massamedia.
Lezer heeft het laatste woord
Mij lijkt dat er voor goed beargumenteerde consumentenvoorlichting ook in de nabije toekomst nog wel een ‘markt’ zal bestaan. Zo hoog is de nood nog niet gestegen. Maar als de recensent werkelijk zou uitsterven, moet dat maar. Als de podia voor zijn recensies werkelijk zouden wegvallen, is zijn beroep blijkbaar niet langer relevant. De lezer heeft, hoe dan ook, het laatste woord. Niet de overheid.
Henk van Gelder
in DeNieuweReporter
2 juli 2009
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten