Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

27 april 2009

Mark Behr en de grenzen van de eerlijkheid

“Gide’s texts refuse to separate (...) the shape of one’s sexual subjectivity from that of one’s political subjectivity. Such a practice of writing illuminates the traversal of the personal by the sexual, it exhibits an awareness that the psychic and the social realms are contiguous and interpenetrating, that personal acts (and, in particular, the acts that delimit sexualities) are politically and socially structured.”


Twee romans en enkele essays: het lijkt niet veel. In die duizend bladzijden dissecteert Mark Behr de apartheidsjaren, hij schetst een onuitwisbare band tussen moraal, seksualiteit en politiek en toont zijn persoonlijke ontwikkeling in dat gebeuren. In één beweging neemt hij enkele eeuwen geschiedenis van het zuiden van het Afrikaanse continent mee.

Een kleine wandeling langsheen het levenspad van Mark Behr maakt duidelijk dat de thema’s uit zijn werk niet toevallig zijn komen aanwaaien.
De familie Behr woonde in het Britse Tanganyika toen Mark in 1963 werd geboren. Na de onafhankelijkheid en het ontstaan van Tanzania volgde de nationalisatie van de blanke boerderijen. Dat was voor de Behrs het signaal om naar Zuid-Afrika te emigreren. Mark bezocht de befaamde Drakensberg Boy’s Choir Music School en studeerde later aan de universiteit van Stellenbosch en aan universiteiten in Noorwegen en de Verenigde Staten. Dat hij niet alleen mastergraden heeft in Engelse literatuur en creatief schrijven, maar eveneens in Internationale Vredesstudies is niet zo verwonderlijk. Begin jaren 80 was de dienstplicht in Zuid-Afrika een realistische militaire ervaring: Mark Behr was actief in de grensoorlog met Angola. De overtuiging dat ze werkelijk tegen het oprukkende internationale terrorisme en communisme vochten, werd stevig in de hoofden gegrift. Niet verwonderlijk dat uit die groep gezagstrouwe dienstplichtigen informanten werden gerekruteerd om later als student aan de universiteit verdachte groepen in het oog te houden. Voor Mark Behr was de ontdekking van nieuwe politieke en sociale denkbeelden zo’n revelatie dat hij de dissidente leiders zijn werk voor de veiligheidsdienst bekende en op hun aandringen vervolgens dubbelspion voor het ANC werd.
Zijn publieke biecht over zijn spionagewerk en zijn aanbod om in de jaren negentig voor de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie te verschijnen vielen niet in goede aarde. Spreken is zilver, zwijgen is goud. Toch leidt juist spreken, zowel over zijn politieke verleden als over zijn homoseksualiteit, tot bevrijding. Of zoals hij zelf zei:

“Dit was maklik om op Stellenbosch die openbare stem van Nusas-aktiviste te wees. Jy praat namens ander oor politieke kwessies, beginsels, strategieë en probeer druk plaas op die gesaghebbers. Dit was stimulerend ... ek dink ek sou in ‘n ander lewe ‘n politikus wou wees. Maar dis radikaal anders om oor jouself of jou werk te praat en laat my haglik voel. Behalwe vir sporadiese fiksie, hoor ek nie meer ‘n openbare stem binne myself praat niet. Ek was ‘n dubbele agent van die staat en later van die ANC, en nie een van die twee wou hê ek moet oor die verraad praat nie. Maar deur gehoor te gee soos ek jare lank gedoen het, sou ek myself maklik wys kon maak dat ek nie vir die stilswye verantwoordelik is nie.
Die ANC het gesê ek moet stilbly oor die spioenasie, en my wêreld het gesê ek moet heteroseksueel wees. Dit was dus noodsaaklik - psigies, polities en moreel - dat ek my eie besluite moes neem en daarmee saamleef. Dit was die begin van ‘n soort self-integrasie.”

Dat spreken niet altijd op prijs gesteld wordt, maakt de inleiding van dat artikel duidelijk. Geruchten dat hij na zijn bekentenis in 1996 zou ‘verdwenen’ zijn en andere wilde verhalen laten hem in 2003 ondanks alle wantrouwen toch instemmen met dit interview.
Hij is niet verdwenen. Hij doceert aan de universiteit van Santa Fe en brengt jaarlijks enkele maanden in Zuid-Afrika door. Zijn romans De geur van appels en Embrace bevatten echter voldoende elementen om, samen met zijn bekentenis, geruchten en insinuaties in de hoofden van sommige mensen te doen opborrelen.

Zijn werken

De geur van appels
Zijn eerste roman verscheen in 1993 in het Afrikaans. In 1995 publiceerde hij een Engelse versie. Het boek trok vlak na het einde van het apartheidssysteem de nodige aandacht en werd een moderne klassieker. Vertalingen volgden wereldwijd en het boek kreeg bekroningen en nominaties in Zuid-Afrika, Europa en de V.S.
Marius, het zoontje van de zeemachtgeneraal Erasmus, is zich niet bewust van zijn privileges onder de apartheid. Hij geniet samen met zijn vriendje Frikkie van geweldige jongensjaren. Doorheen het dagelijkse leven en het schoollopen wordt voor de lezer duidelijk wat het regime inhoudt. Frikkies iets liberalere omgeving plaatst nu en dan een vraag bij die apartheidsrealiteit.
Ook al zijn het slechts de uitlopers, Marius kan niet anders dan enkele menselijke drama’s van zwarten en kleurlingen op te merken. De superieure blanke moraal valt volledig aan diggelen wanneer Marius ontdekt hoe Frikkie seksueel wordt misbruikt.
Steeds weerkerende fragmenten met beschrijvingen van de latere oorlog in Angola voorspellen hoe zich conformeren met een ziek systeem slechts fataal kan aflopen.


Embrace
In 2000 verscheen Embrace. Hiervan presenteerde Mark Behr later zijn eigen Afrikaanstalige versie aan zijn uitgever. Die werd geweigerd “want die taal was te vrot en dit het te Engels geklink” vertelde hij in het interview aan Die Burger. Of had het toch ook iets te maken met de minder vlot verteerbare inhoud?
1976 kondigt zich aan als een hoogtepunt in het bestaan van een Zuid-Afrikaans knapenkoor. De Missa Solemnis van Beethoven wordt een ongeziene uitdaging die met een tournee doorheen Europa bekroond zal worden. De rellen in Soweto en de daaropvolgende wereldwijde boycot zullen dit project kelderen.
De jongens doen echter meer dan zingen. Tijdens dat schooljaar ontdekt Karl De Man hoe de politieke situatie tot in het klasleven wonden slaat, hoe hij in zijn eigen familiegeschiedenis een reflectie vindt van een eeuw zuidelijk Afrika en hoe zijn persoonlijke verkenning van seksualiteit alleen al omwille van zijn homoseksuele relatie met een klasgenoot het autoritaire patriarchale maatschappijbeeld fataal in vraag stelt. Wanneer hij bovendien zo geraffineerd mogelijk alles in de weegschaal gooit om de koorleider tot een relatie te verleiden, knoopt hij zo ongeveer een op scherp gestelde bommengordel om zijn bestaan. Het systeem zal nog talloze slachtoffers eisen, maar Karl De Man heeft onomkeerbare (zelf)ontdekkingen gedaan.

Kaapstad, mijn liefste
In 2006 verscheen Cape Town, My Love in A city imagined, een bundel waarin negentien Zuid-Afrikaanse schrijvers een tekst over Kaapstad publiceerden.
Behrs vertrekpunt is een krantenbericht over een moordpartij in een seksclub. Associaties leiden hem langs zijn persoonlijke ontwikkeling en eindigen bij een ontnuchterend spiegelbeeld van een bloedbad in de apartheidsjaren.

Socrates, Miss Celie and Me
Eveneens in 2006 verscheen zijn bijdrage in het huldeboek voor Johan Degenaar, politiek filosoof en zijn prof aan de universiteit van Stellenbosch.
Openhartig beschrijft hij hoe hij evolueert van een naïeve student voor wie de stap van militair naar informant van de veiligheidsdienst niet meer dan een opportunistische keuze was om zijn studies te financieren.
Die naïviteit houdt niet stand: de vragen van Degenaar en Socrates en de machtsanalyse in The Color Purple van Alice Walker leiden ertoe dat zijn inzichten en waarden nooit meer dezelfde zullen zijn. Ook het schrijven zal definitief een andere diepgang krijgen:
“Good writing reaches for truth no matter how elusive. Good writers insist on trying even as they constantly fail. Good literature rends the fabric of the life-lies with which we sustain our delusion, privilege and entrapment.”


Gods wil is onze wet
Het fundament van de apartheid was de identiteit van de Afrikaners. Daarvoor werd de waarheid gemanipuleerd en een goddelijke opdracht gecreëerd. Het doel verantwoordde de middelen.
Doorheen de eeuwen was de Kaap van een nederzetting en bevoorradingsplaats een vluchthaven en toekomstdroom geworden voor o.a. Nederlandse en Engelse kolonisten, Franse Hugenoten en Duitse emigranten. De verovering van de Kaap en het hinterland liep niet altijd even eenvoudig. Oorspronkelijke bewoners maar evengoed Engelsen maakten de Afrikaners het leven zuur: oorlogen met Zoeloes (Embrace blz. 331), duizenden vrouwen en kinderen die door de Engelsen in concentratiekampen werden opgesloten en omkwamen (De geur van appels (verder: DGVA) blz. 172, Embrace blz. 146). De apartheid werd zo een realisatie van hun versie van het Bijbelse Beloofde Land voor een eeuwenlang vervolgd volk.
Goed en Kwaad zijn scherp afgelijnd en worden voortdurend verantwoord met een goddelijke duiding. In De geur van appels tonen Marnus en Frikkie de lezers door hun achteloze reacties welke normen en waarheden ze ingeprent kregen. De naam van God ijdel gebruiken, zelfbevlekking, zedeloze popmuziek: het zijn zonder uitzonderingen tickets naar het eeuwige branden in de hel. Al begrijpen Marnus en Frikkie op hun eigen kinderlijke manier dat je beter niet alles aan volwassenen vertelt.
Enerzijds is er de zekerheid dat al die drankverslaafde kleurlingen nooit in de hemel zullen komen - Petrus aan de hemelpoort valt vast om van de drankwalmen uit hun mond -, anderzijds is er Doreen, de trouwe bediende. Met de juiste apartheidshiërarchie in het achterhoofd meent Marnus dat de Here haar zal belonen door haar in de hemel samen met andere christenkleurlingen in kleine huisjes te laten wonen (DGVA blz. 44). Twijfel steekt de kop op wanneer Klein-Neville, het zoontje van de dienstmeid, door spoorwegarbeiders boven een vuur geroosterd wordt als straf voor een steenkooldiefstal. De daders zijn blanken. “De Bijbel leert ons geen kwaad met kwaad vergelden. Waarom doen blanke mensen zoiets?” vraagt Marnus zich af. Zijn moeder geeft toe dat niet alle blanken christenen zijn. Er is ook een minder soort blanken (DGVA blz. 147).
Dat blijkt eveneens in minder extreme situaties: als roken voor een vrouw al niet zondig is, dan is ze zeker verkeerd opgevoed. Niet alle moeders begrijpen dat de opvoeding van kinderen thuis belangrijker is dan een maatschappelijke carrière. Marnus’ moeder heeft haar zangcarrière opgeborgen. Met een generaal als echtgenoot kan dat. Voor Karl De Man, in Embrace, zijn er dezelfde overtuigingen maar het ligt financieel al iets moeilijker. Hij zegt nog dat “women are meant to have children, take care of the family, Dominic. That’s the way it is all over the world. And it says so in the Bible” (Embrace blz. 615).
Moeder bij de haard. Niet alleen als norm in Zuid-Afrika, maar voor de hele, uiteraard beschaafde, wereld. De Bijbel als garantie. Tussen de tienjarige Marnus en de veertienjarige Karl ligt een wereld van verschil. Niet alleen hun leeftijd speelt. Het veilige, nog relatief zekere land van Marnus in 1974 is twee jaar later in een turbulente stroomversnelling terechtgekomen. Na de rellen in Soweto zal het land nooit meer hetzelfde zijn. Zekerheden brokkelen af.
De klasgenoten van Karl hebben erg verschillende achtergronden en spuien daardoor ook erg botsende meningen. God en Bijbel blijven voor de school een handige stok om een stoute hond mee te slaan. Al is dat in realiteit vaak een leerling en een rietje.
Karl ziet binnen zijn eigen familie hoe geloof en leven erg dubbelzinnig worden geïnterpreteerd. Rijdt zijn vader geen schuine schaats wanneer hij toeristen gidst? Moeder bij de haard evolueert van berusting naar opstandigheid. Tussendoor sleept pa zijn zoon naar een psychiater en dreigt met “I’ll kill you if you ever do it again”. Zo vaak wordt die zin herhaald dat de lezer erdoor geïntrigeerd geraakt: hoe groot is het wangedrag van Karl wel niet geweest?
Draait het hele jaar rond de Missa Solemnis, geeft de dirigent bij ieder onderdeel een godsdienstige duiding, laat de directeur Karl op de Bijbel trouw beloven: de jongen heeft de leeftijd om overal de barsten van de hypocrisie waar te nemen.
Waar Marnus nog naïef geloofde in de aangepaste officiële geschiedschrijving, dan ontdekt Karl dat binnen de blanke gemeenschap heel wat dissidente stemmen de op leugens gebaseerde verhalen niet meer slikken.

“Frikkie zei dat zijn overgrootvader indertijd op zijn boerderij in de Sederberge op Bosjesmannen liet jagen. Er kwamen jagers uit de Kaap en voor twintig pond mochten ze op Bosjesmannen jagen in de bergen. Maar je mocht er niet meer dan één schieten, anders moest je weer twintig pond betalen. Toen we later in de geschiedenisles over de Bosjesmannen leerden, vertelde Frikkie dit verhaal over zijn overgrootvader. Juffrouw Rademeyer zei dat het niet waar was. De Bosjesmannen zijn door de Xhosas uitgemoord, niet door de Boeren.” (DGVA blz. 14)
It sounds like the Mau Mau,’ I said, wanting to show I knew the history of East Africa, ‘who murdered hundreds of whites in their sleep.’
Mr Olver’s chuckle rang across the water. ‘Seven whites, my boy, that’s about all they killed. And we killed thousands of blacks in return."
(Embrace blz. 331)

Gods wil is wet. God noch wet kan je ongestraft manipuleren. Marnus zal met de echo van de leugenachtige staatsradio op de achtergrond sneuvelen in een officieel niet bestaande oorlog. Karl zal bezwijken onder de druk tot conformisme. Ten koste waarvan? Definitief? Hij weet immers dat er meer is dan de officiële waarheid.


Seksualiteit is ook politiek
Hoe snel seksualiteit tot hel en verdoemenis leidt, beschrijft Mark Behr al op de eerste bladzijden van De geur van appels. Marnus en Frikkie bezoeken het Nationale Museum in Kaapstad: een museum vol trots en nationale geschiedenis. Helaas brengt een harpoen het gesprek naar de mogelijke lengte van de pik van een walvis. Dat brengt ze tot het zweren van de waarheid voor de Here God en daarover is ze ingeprent dat dan de hel op ze ligt te wachten.
In hetzelfde fragment verwijt Marnus dat Frikkie zelfs met Zelda Kemp heeft gevrijd. “Ik heb jullie gezien. Je hebt haar hand vastgehouden!” Zo eenvoudig was het leven voor tienjarige jongens in 1974. Dat padvinders in vergelijking met Voortrekkers flikkers zijn, dat de luchtmacht en de marine ten opzichte van de landmacht dezelfde beoordeling krijgen, dat iedereen die zingt een homo is: ze herhalen slechts wat de grote wereld hen voorkauwt. Zoals Marnus nooit begrepen heeft waarom Frikkie erg bang is voor generaal Erasmus, zo onvatbaar blijft ook de verkrachting van Frikkie. Hij slaagt erin om die via de wederzijdse zwijgplicht van hun bloedbroederschap van zich af te schuiven. “Ik weet, dat als hij liever niet wil vertellen wat er hier beneden is gebeurd, hij het nooit aan iemand anders zal vertellen. En dat is goed zo.” (DGVA blz. 209) Ontkent de regering later dat er soldaten in Angola zijn? Marnus’ dood zal niet minder reëel zijn. Hij zal het niet aan een ander vertellen. En politiek was dat goed zo.
Enkele jaren maken ook hier een wereld van verschil. De veertienjarige Karl staat op de eerste bladzijden van Embrace niet toevallig boven op de springplank van het zwembad de verlangende blikken van zijn schoolgenoten te monsteren. Van dat gebeuren wil hij deel uitmaken. Nieuwsgierigheid en seksuele spelletjes worden binnen de school fanatiek en ongenadig bestreden. Zijn de jongens het schooljaar daarvoor betrapt en tot bloedens toe met een rietje geslagen? Verbijt pijn en tranen en zo’n straf wordt eervol om te dragen. Het seksuele randje verdwijnt even naar de achtergrond maar weldra steken opdringerige hormonen sterker dan voorheen de kop op. In een gecamoufleerd verlengstuk wordt door een psychiater nog een persoonlijk actieplan opgesteld. Niets ondergraaft dat aangeprate schuldbesef meer dan de ontdekking van het complot van school en ouders achter dit plan. Veel wordt in stilzwijgen en taboesfeer weggedrukt, maar jongens onder elkaar bewandelen hun eigen wegen.
Mark Behr gebruikt de seksualiteit als ongenadig en ultiem beeld om het politieke en morele systeem onderuit te halen. Juist de machoviriliteit die de trots en het ideaal van het mannelijke imago uitmaakt, wordt door de behoeder van familie en leger gebruikt om in Frikkie alle onschuld te verkrachten. Nogal wat lezers beoordelen de ontknoping binnen de opbouw van het verhaal als te sterk. Hoe bitter en hard moet dit beeld dan niet zijn voor de aanhangers van het apartheidsregime? Dieper had Behr ze wellicht niet kunnen treffen.
Zowel op zijn schrijven als op zijn openbare biecht zijn de reacties hard en ongenuanceerd. Cheryl Stobie stelt dat “while his formulations are carefully chosen and subtle, his critics tend to disregard nuance, both in his writing and in their stereotyped responses”.
Toch gaat Embrace nog een stap verder. Voor Karl is de ontdekking van een verboden seksualiteit eveneens de bewustwording van een homoseksuele geaardheid. Vader De Man stelt zeer duidelijk dat “no communist kaffir-loving queer will ever set foot in my house.” (Embrace blz. 596) Karl amuseert zich nog even met de ongewilde CKQ-alliteratie maar dan dringt de wreedheid tot hem door. Afwijkende politieke ideeën leiden tot andere perversies. Of omgekeerd.
Het is geen toeval dat bij Zuid-Afrikaanse auteurs als Troy Blacklaws, J. M. Coetzee, K. Sello Duiker, Koos Prinsloo e.a. moffie zowat het ultieme scheldwoord is. Behr beschrijft in Kaapstad, mijn liefste hoe ingrijpend de apartheidscultuur terroriseerde om een homoseksuele geaardheid te ontkennen. Hij zegt daarin ook dat er “vele jaren, andere steden, leraren, landen en andere teksten voor nodig waren om mijn persoonlijkheid te herscheppen”, om met zichzelf in het reine te komen.
Opnieuw gaat Behr een stap verder. Het lijkt dat Karl uiteindelijk alles wil ontkennen en loochenen. Hij verlaat de school, weigert het mogelijke contact dat enkele vrienden hem nog voorstellen. Hij zal rugby spelen, beantwoorden aan het beeld van de stoere jongen. Definitief? Of toch slechts de jaren op weg naar zelfstandigheid? Wanneer hij zijn verhaal vertelt, voegt hij er voor zijn vriendje Dominic aan toe: “And did you do what I could not allow myself to imagine then: fall in love with another boy...” (Embrace blz. 691) Then! Die jongen heeft eerder immers niet alleen zijn seksualiteit verkend, die veertienjarige heeft doelbewust alles op het spel gezet om een volwassene als zijn seksuele partner te veroveren. Het is die jongen die alle verleidingstrucs in stelling heeft gebracht. Dat hij daarvan niet de volledige diepgang beseft, komt voor hem op de tweede plaats.
In Kaapstad, mijn liefste beschrijft Behr hoe wetten kunnen veranderen, maar evenzeer hoe geen wet een onverdraagzame mentaliteit verandert. Die blijft leiden tot moorden.
Wanneer hij in 1996 in Kaapstad het schrijverscongres met als thema “Fault Lines: Inquiries around Truth and Reconciliation” mag inleiden, openbaart hij hoe hij als dubbelagent heeft gewerkt en hoe homoseksuele ervaringen in de homofobe maatschappij kansen tot chantage creëerden. Hij wordt net niet door iedereen met pek en veren besmeurd. Misschien omdat hij ondertussen in het verre Noorwegen verblijft. Figuurlijk is het wel zijn deel. Eerlijkheid kent zijn grenzen. Is het toeval dat later Embrace heel wat koeler wordt onthaald?
Cheryl Stobie stelt zeer duidelijk dat “the confession has become a kind of appendix or coda to The Smell of Apples, and has affected its subsequent reception as well as that of Behr’s second novel Embrace (blz. 150).”
“Until admitting he once spied for the apartheid machine, Mark Behr was something of a hero. Now the award-winning novelist is being vilified as a traitor.” Zo stond het in een persbericht van de South African Press Association.

Wat was het ware probleem? Waarom was geen enkele partij gelukkig dat hij zijn rol als dubbelspion bekendmaakte? Vonden collega-auteurs werkelijk dat hij als bekroond schrijver zo nog meer publiciteit zocht? Of kent eerlijkheid zijn grenzen? Kent het recht op vrije meningsuiting zijn grenzen?
Cheryl Stobie laat June Taylor, de organisatrice van het schrijverscongres, aan het woord. Zij is van mening dat “South Africans find it more difficult to forgive him, as his confession reveals how widespread the corruption of apartheid was.” (Blz. 150)

Hoe zou het vandaag in België lopen wanneer een op onrecht gebaseerd machtsapparaat onderuit zou worden gehaald met het verhaal van een veertienjarige die een volwassen man tot een relatie verleidt? Heel wat onafhankelijke media - met duidelijke meningen - zouden daar netjes over struikelen. Meningen kennen grenzen.
Een voorbeeld van de herrie die zou kunnen losbarsten beleefden we in december 2007 toen wielrenner Tom Boonen een relatie bleek te hebben met een meisje van zestien. Het Laatste Nieuws bracht dit nieuws exclusief en sensationeel vanop de voorpagina. Op het webforum van De Telegraaf werd hij daarop regelmatig bestempeld als pedofiel. Maar ook een kwaliteitskrant als De Standaard besteedde er een volle pagina aan en promoveerde het gebeuren tot de vraag van de week: “Hoe zou u reageren als uw tienerdochter een relatie begon met een man van 27?” De krant publiceerde vervolgens een selectie van genuanceerde reacties op de overigens legale situatie. Haalde ze daar haar kop “Tommeke, Tommeke, wat doe je nu?” van twee dagen eerder mee uit de sensatiebeleving van heel wat lezers?
Niet de legaliteit noch de beargumenteerde eerlijkheid in een discussie bepaalt de redactionele keuze. Het niveau van de schreeuwerigheid is een norm van de schandpaaljournalistiek die in alle redacties lijkt doorgedrongen.

En zouden de veertienjarige Karl en zijn leeftijdsgenoten hier een paradijs vinden? In de zomer van 2007 lazen we in de kranten dat een studie in opdracht van de Vlaamse Minister van Gelijke Kansen aantoonde dat onze jeugd van zestien en zeventien eerder negatief staat tegenover holebi’s en hun rechten. De betreffende enquête uit 2006 werd in 2008 herhaald en van een verbetering was nauwelijks sprake. Het “tolerantieplafond” bleek zo ongeveer bereikt. Anderen verwoordden het helderder: het gaat weer de verkeerde kant op.

“Nadat ek myself as gay aanvaar het, was dit onmoontlik om langer stil te bly oor my politieke ontwikkeling en verlede. Daar was ‘n nuwe krag in my wat nie die regverdediging van stilswye of geheimhouding oor enige aspek van myself wou duld nie.”

In hetzelfde interview kondigde hij nog aan om te proberen zijn derde roman in “die godsmooie taal”, het Afrikaans, te schrijven. Elders is aangekondigd dat zijn roman Kings of the water enkel nog Noord-Amerikaanse personages zou kennen. Wat het ook wordt: het is onwaarschijnlijk dat zijn volgende roman een vrijblijvend verhaal zal zijn. Laat die ongenadig eerlijk zijn. Om naar uit te kijken dus.

Jef Boden

Werk van Mark Behr

De geur van Appels, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1998.
Embrace, Abacus, London, 2001.
Kaapstad, mijn liefste, in Streven, juli-augustus 2007.
Socrates, Miss Celie and Me, in Gesprek sonder Grense: Huldigingsbundel vir Johan Degenaar, H&B Uitgewers, Stellenbosch, 2006.

Geen opmerkingen: