Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

4 januari 2009

Frans Budé breidt oeuvre uit met "Westenwind"








































door Bert Bevers

Een kwart eeuw geleden debuteerde Frans Budé (˚1945, Maastricht) met Vlammend marmer. Hij ontwikkelde zich sindsdien tot een bijzonder productief én origineel dichter, met een herkenbare eigen stijl. Opvallend is de wederzijdse trouw van auteur en Meulenhoff: al zijn officiële bundels verschenen bij de Amsterdamse uitgeverij, van zijn debuut via De onderwaterwind (1991) over Alles gaande (2001) tot Blauwe rijst (2006). Voor maart aanstaande staat Bestendig verblijf op de rol. Zo af en toe verschijnt er ook een bibliofiele uitgave van de man die behalve letterkundige ook fotograaf is. Zomerplaats (in 1998 verschenen bij Uitgeverij Herik in Landgraaf) en Een huis in de grond (in 2003 gepubliceerd door Rosbeek Books in Nuth) zijn daar voorbeelden van. Budé is stevig geworteld in zijn streek, want ook zijn jongste uitgave zag het licht in Limburg: het betreft Westenwind, een uitgave van de Maastrichter Galerie Post + Garcia. De bundel bevat gedichten bij recent werk van de kunstenaar Ger Lataster, dat Post + Garcia onlangs tentoonstelde. Lataster (˚ 1920, Schaesberg) studeerde aan de Maastrichtse Kunstnijverheidsschool maar woont en werkt reeds lang in Amsterdam. Hij is een invloedrijk vertegenwoordiger van het abstract expressionisme. Zijn werk was te zien op Documenta Kassel en in toonaangevende musea als het Guggenheim in New York, het Stedelijk Museum in Amsterdam en het Bonnefantenmuseum in Maastricht.

Grenzen vormen een belangrijk thema in het oeuvre van Frans Budé. Niet zo vreemd als je in Maastricht bent geboren, en niet alleen daar woont maar ook een woning hebt in de nabije Vlaamse Voerstreek. Titels die hiernaar verwijzen zijn Grenswacht (1987) en In Remersdaal (1997). Een van de constanten in het werk van de Limburgse dichter is voorts het water (vaak dat van de Maas). In Westenwind ratelt dat baldadig. Het vaakst komt in deze kleine bundel het woord licht voor. In de zeven gedichten duikt het niet minder dan zes keer op. Westenwind opent met het aan de kunstenaar opgedragen Atelier:

Een stil doorgronden, hij de maker
kijkt ons aan, ter plekke in het licht gevangen.
Zie hem naast zijn schaduw staan, schepper
van een aards verlangen, mijmerend over
de bloesemboom die straks vruchten draagt.

Hij woont in de landschappen om hem heen,
schildert om te blijven, bewaakt het
raadsel van het wemelende veld waar kleuren
razen. Tubendoos,

vuurpijl,

regenboog –

wij de kinderen die rapen.

Eindrijm vind je in het werk van Frans Budé zelden. Van binnenrijm bedient hij zich echter meermaals subtiel, zoals het in regel 4 verstopte verlangen echoot naar het laatste woord van regel 2. Mij trof in dit eerste gedicht onmiddellijk de alomtegenwoordigheid van de lange aa-klank: in maker, naast, staan, aards, draagt, bewaakt, raadsel, waar en razen. Het is een techniek die Budé wel vaker aanwendt. Het gebruik van een bepaalde klank die, mits goed gedoseerd, regelmatig opduikt geeft een gedicht een extra laag waar een lezer zich wellicht niet altijd van bewust is, maar die haar effect – een auditief welbevinden – niet mist. In Maurice Gilliams’ poëzie zitten ook veel van dergelijke klankovereenkomsten. Atelier telt twaalf regels. Net zoals de overige zes verzen die volgen. Alleen zijn die allemaal strak ingedeeld in zes strofen van twee regels. Ze zijn afgedrukt naast de doeken die de dichter inspireerden, en dragen daar ook de titel van. Ook in Boer en tuinierster (adem, balancerend, tafel, laven, aarde, bedachtzaam en aangeschoven), Westenwind (ongenadig, water, baldadig, ratelt, paraplu, beschaduwd, vlagen, klagend, ontdaan, raam, genadeloos, tegenaan), Met verfroller (schakeringen, chaos, voorjaarsnacht, gewapend, haren, verbaasd, dalen, openslaande, ramen en zichtbaar) en Lenzenslijper (Baruch, glazen, alsmaar, lichaam en waarheid) is de lange monoftong alomtegenwoordig. In Werk in de tuin lijkt de diftong ui te prevaleren: uit, tuininwaarts, schuiven, struikgewas, ruis. Maar daarónder klinkt de vertrouwde open vocaal weer in tuininwaarts, bijpraten, ’s avonds, aan, spade, najaarsdagen, vergaan en zwaluw.

Inhoudelijk verwijzen de verzen op meerdere plaatsen herkenbaar naar picturale elementen uit Latasters werk, maar nodig hebben ze die niet. Dit zijn geen praatjes bij plaatjes of omgekeerd. Zowel de schilderijen als de gedichten kunnen perfect zelfstandig door het leven maar door de plaatsing naast elkaar krijgen ze nét dat beetje extra. In eerste oogopslag lijkt Budé een eenvoudige taal te bezigen, maar bij nadere beschouwing heb je al in de gaten dat je geconfronteerd wordt met meerdere taallagen, dubbele betekenissen en beelden die op meerdere manieren bekeken kunnen worden. Schrijft Budé nu ‘open’ of ‘hermetische’ poëzie? Volgens mij kan hij zich heel goed vinden in wat Mark Boog eens antwoordde op de vraag of hij nu ‘begrijpelijke’ of ‘geheimzinnige’ poëzie schrijft: “Ik probeer heel toegankelijk te zijn, maar weiger daarvoor concessies te doen.” Dan krijg je strofen als Achter een verborgen raam schenkt iemand koffie, / striemt de regen genadeloos tegenaan. En Wie lang genoeg zoekt, vindt zichzelf / oog in oog met tijd en ruimte bij het breken / van het licht. Volkomen helder voor wie wil! De bundel besluit met Figuren met gewonde boom:

De storm keert terug vandaag, men weet niet
onder welke hoek hij aan de takken zaagt,

niet hoe ver zijn echo draagt. Het water
sijpelt dunnetjes langs de rillen in de bast

nu hij met zijn vleugels slaat. Ach mijn lief,
over welk pad in de regen jij zolang al

onderweg in het zwaar omfloerste licht.
Duister besluipt het geboomte, spreidt

zijn aardse avondgeuren onder het gebinte
van de nacht. Jij huiswaarts richt je op de verte

die aarzelend naderbij komt, langzaam
het bos omarmt, en weer verwijnt.

Net als in de rest van de bundel neuriet ook hier die aa weer alom: in vandaag, zaagt, draagt, slaat, zwaar, aardse, huiswaarts, aarzelend, naderbij en langzaam. Maas. Maastricht. Remersdaal. Taal. Zijn voorkeur voor die aangename grondtoon lijkt welhaast te verklaren uit deze begrippen. Westenwind is een juweel van een boekje, en een welkome uitbreiding van ’s mans oeuvre. Het is ook leerzaam. Ik wist dat de duif koert, dat de mus tjilpt en dat de nachtegaal kwinkeleert en dankzij onze Limburgse bard weet ik nu voortaan ook dat de roerdomp hoempt: Achter openslaande ramen hoempt de roerdomp, / de muze, in haar glinster weer zichtbaar, wenkt. Frans Budé is geen tafelspringer, en daardoor wellicht eerder onopvallend, maar hij mag gelden als een van de vaste waarden in onze poëzie waarin hij zich door de jaren heen een volstrekt eigen perceel heeft weten af te bakenen.

Frans Budé, Westenwind - Gedichten bij recent werk van Ger Lataster, een uitgave van Galerie Post + Garcia, Avenue Céramique 17, 6221 KV Maastricht, www.postgarcia.com

Geen opmerkingen: