Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

16 januari 2009

Briefwisselende gehaastheid (uit het begin van deze eeuw)


Beste Jan,
vriend uit duizend,

Ik denk nog vaak terug aan de periode van onze briefwisselende gehaastheid. We hadden er beiden zin in: jij, omdat boeken jouw wereld domineren, ik, omdat schrijven mijn leven beheerst. We deelden echter niet hetzelfde waarom: jij vond onze brieven te vertrouwelijk (ook nog nadat ik beloofde te censureren), ik was trots op de literaire kwaliteiten die wij beiden tentoon spreidden. Een Nederlandse uitgeefster zag brood in mijn brieven, zowel om haar beurs te spijzen als om de publicatie aan te prijzen bij literair Nederland en Vlaanderen.

Ik schreef volgend voorwoord in het boek:
(Ik citeer)

“Scribitur ad narrandum, non ad probandum.” Men schrijft om te vertellen, niet om te bewijzen.

Aan de vooravond van zijn 40ste verjaardag vatte Jan Van Herreweghe het idee op om een dagboek te beginnen. Bedoeling was om een jaar uit zijn leven vast te leggen, enerzijds als uitdaging voor hemzelf, anderzijds uit ijdelheid en als bestaansbewijs voor het nageslacht. De vrucht van zijn arbeid is nu verzameld in vier ringmappen van de breedste soort: vijftienhonderd bladzijden beschreven vellen papier. Alstublieft.
In zijn (eerste) brief van 29 april 2000 schrijft hij: “Het is precies twee jaar en twee dagen geleden dat ik het idee opvatte om een dagboek te beginnen. Ik heb me dat jaar een verrekking in mijn rechter onderarm geschreven. De frustraties gulpten er uit.”
Het feit dat wij samen een nieuwe uitdaging hadden bedacht, met name onze briefwisseling, heeft hem toen een (voorlopig) punt doen zetten achter zijn persoonlijke kroniek.

Deze briefwisseling (2000-2002) met de uitgever van onder andere De Creuse Trilogie* is voor mij (en misschien ook voor hem) het ideale middel geweest om mijn ongemakken, bitterheid en wrevel te kanaliseren enerzijds, om mijn verwondering en enthousiasme te uiten voor ideeën, suggesties, projecten en gebeurtenissen anderzijds. Bovendien heeft deze correspondentie mij de kans geboden om mij te tonen zoals ik echt ben en niet (meer) zoals de maatschappij wenst dat ik zou zijn. Iemand die opkomt voor zichzelf, die eigengereid handelt, die minder tolerant en sociaal is dan hij zich voordoet. Met “maatschappij” bedoel ik hier de omgeving, de verenigingen waar ik lid van ben geweest (of nog ben), het werk om den brode. In deze brieven geen show meer, geen opportuniteiten, geen sociale prostitutie!

In een “maildraad” van 19 juli 2002 aan Jan schrijf ik nog: “Ik begrijp dat je niet graag jouw brieven publiceert. Een ambtenaar moet zijn woorden wikken. Als onderwijsmens op non-actief kan ik op zere teentjes trappen. Ik heb dan ook besloten om mijn brieven (aangepast) te publiceren onder de titel à titre Personnel – De andere helft van een druk over- en weergeschrijf met mijn uitgever. Waarom? Ze zijn een aanvulling op mijn trilogie*, ze zeggen veel over mijn “zijn”, mijn denken, mijn (af)reageren, mijn opvattingen. Ik, een naaktloper zou ook een goede titel zijn, maar één van mijn betere bundels draagt reeds die naam.”

Ik hoop van harte dat Jan de andere helft van onze briefwisseling ooit zal prijsgeven. Hij schrijft als zijn beste auteur. In grote mate getuigt hij van zijn belezenheid en zijn streng literair oordeel. Uit niets blijkt dat hij voor boekhouder heeft gestudeerd.

Deze briefwisseling heeft ons goed gedaan, ons aangemoedigd en getroost, opgepept, voortgedreven. Onze vriendschap werd erdoor hechter, echter. Bovendien bevatten de brieven ook literaire informatie, recensiewerk, de genesis van gedichten, boeken en artikels, lifestyle, geschiedenis, toeristische info… Hoewel de lezer hier slechts de andere helft te lezen krijgt, zal hij toch veel “wijzer” uit de lectuur komen of … onvoldaan, misnoegd, geërgerd, sprakeloos, klaar om op de pianist te schieten of hem de rug toe te keren… Ik zal er niet van wakker liggen.

De auteur

* De Creuse Trilogie bestaat uit de romans, Eindterm (2002), Amélie Laforêt (2003) en Arsène du Frêne, heer van la Vallade (2004), Harelbeke, De Gebeten Hond.
Nawoord
(Ik citeer)

Ik ben er mij terdege van bewust dat u, lezer, popelt, of toch nieuwsgierig bent naar de brieven van Jan. Zonder dat u het zwart op wit kon lezen, heeft hij u geschreven. U heeft hem gehoord, gevoeld, begrepen, met hem meegevoeld, gesteigerd, samen met hem ontkend en bevestigd. Ik weet het, u is nieuwsgierig, er zijn toespelingen en details die om nadere uitleg vragen. Het moge u een troost zijn: zijn brieven komen er, ooit, en ik zal het u laten weten. Ik zal mijn correspondent aansporen om het te doen, want onze briefwisseling heeft de plaats ingenomen van een “doorlopend gesprek”.
Onze correspondentie is opnieuw gestart, traag, aarzelend, onregelmatig. Want elkaar schrijven, met elkaar spreken op papier, is voor ons even elementair als ademhalen. We hebben ons echter bij de evaluatie van de eerste reeks brieven vragen gesteld over de dingen die we beter niet hadden geschreven, gepubliceerd, ja, zeker dit laatste, over het nut van citaten, fragmenten, verhalen, statements en ludieke oprispingen. Deze evaluatie heeft mee tot gevolg gehad dat Jan (voorlopig) heeft afgehaakt, bang van de reactie van wie ook, maar vooral van hen die - onterecht - zich geviseerd zouden voelen. Of in het beste geval: zich aangesproken zouden voelen.
Met brieven heb je altijd informatie, duiding, fantasieën, de geur van voorbijgaande momenten. Moeten we tegenwoordig niet alles zeggen als we de waarheid willen spreken?

De auteur

Geen opmerkingen: