Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

18 juli 2008

Thierry Deleu, veelschrijver ... met kwaliteit!



Dat Deleu kan schrijven, daar is iedereen het erover eens. Dat hij veel schrijft, ook. Als dichter heeft hij zijn literaire sporen verdiend, hij is zonder meer een van de betere liefdespoëten van de Lage Landen bij de zee. Ook als essayist en biograaf is hij niet meer aan zijn proefstuk. Ik wil het echter hebben over Deleu als romanschrijver.

Deleu - die lesbevoegdheid voor Nederlands en geschiedenis heeft - werkte van 1962 tot 1999 in het onderwijs. Eerst als leerkracht, daarna als directeur secundair onderwijs en vier jaar vóór zijn oppensioenstelling als kabinetsattaché bij de Vlaams minister van Onderwijs.
Zijn omvangrijke oeuvre bevat drie hoofdbestanddelen: poëzie, romans en essays. Hij debuteerde met de gedichtenbundel Met de Teerling (1965), een uitgave in eigen beheer. Daarna volgden nog twaalf bundels, waarvan de recentste Magisch alfabet (2007). In 2002 verscheen zijn eerste roman, Eindterm, het eerste deel van een trilogie.
Deleu schreef een omvangrijk oeuvre bij elkaar, dat niet altijd in de picture kwam, enerzijds door de eigengereide koers die de schrijver volgde en anderzijds door het feit dat hij zijn gedichtenbundels, essays, biografieën, ofwel in eigen beheer, ofwel bij Het Schaap (van 1982 tot 1987 zijn eigen uitgeverij), of bij bevriende uitgevers zoals Paradox Pers, De Gebeten Hond en Razor’s Edge Editions uitgaf.
In 1966 richtte hij met Lionel Deflo het tijdschrift "Kreatief" op. Hij verliet twee jaar later de redactie en schreef, in opdracht van uitgeverij De Sikkel, enkele leerboeken Nederlands voor het beroepsonderwijs. Met Marcel Coolsaet richtte hij het tijdschrift "Boulevard" op (1970-1980). Van 1981 tot 1987 was hij, samen met Guy van Hoof, hoofd van uitgeverij Het Schaap, die vooral poëzie van nieuwkomers uitgaf.

In 2002 verscheen zijn debuutroman Eindterm. Op 22 september 1992 maakt een pistoolschot, afgevuurd door Joris Dekunst, secretaris-generaal van het departement onderwijs, abrupt een einde aan het leven van Sabine du Tertre, waarnemend directeur-generaal van het secundair onderwijs. De dag voordien heeft ze haar minnaar Peter Deforge beloofd om haar amoureuze relatie met haar baas, Joris Dekunst, af te breken. Het tragische einde van een opmerkelijke vrouw.

Na dit eerste deel van de Creuse Trilogie verscheen in 2003 Amélie Laforêt en in 2004 de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade. Deze boeken werden uitgegeven door De Gebeten Hond Harelbeke.

In Amélie Laforêt speelt Peter Deforge, na zijn onderwijscarrière (lees Eindterm), de hoofdrol. Het decorum is de Creuse, spec. de streek rond Confolent en La Vallade. Peter wordt vennoot van paardenfokker Marc van Beselaere en huwt met de jonge Amélie. Zij krijgen een dochtertje, Belle. Hun geluk kan niet stuk tot het noodlot toeslaat.

Met Eindterm en Amélie Laforêt heeft Deleu zich expliciet geplaatst bij de Vlaamse auteurs die in het literaire werk een menselijke “getuigenis” zien en minder een zuivere taalcreatie. Zowel in zijn poëzie als in zijn proza duiken autobiografische elementen op en het etiket “therapeutisch schrijven” ligt binnen handbereik.
Ook de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade is een vluchtpoging in een vorm van literaire neoromantiek.
Het verhaal speelt zich af in het middeleeuwse La Vallade, in de jaren na de opheffing van de Orde van de Tempeliers. De hoofdfiguur, Arsène du Frêne, beweegt zich als fictief personage in een reëel historisch decor waarin vooral de nefaste rol van de Kerk en de hoge adel wordt geschetst.
Deze roman heeft een dubbel spoor, enerzijds de middeleeuwen, anderzijds de huidige tijd, enerzijds fictie en anderzijds werkelijkheid. Vandaar dat Peter Deforge en Belle in de 14de eeuw opduiken als Arsène du Frêne en Isabel.
Opnieuw slaagt de auteur erin om fictie en werkelijkheid, verhaal en waarheid, magie en feitelijkheid, blijdschap en drama overtuigd en overtuigend met elkaar te verzoenen.

Tijdens zijn herhaald verblijf in de Franse Creuse, meer bepaald ten zuidwesten van Guéret, in het gehucht La Vallade, ontdekte Thierry Deleu de (een) schat van de Tempeliers. Zijn zoektocht naar de waarheid over het lot van de Tempeliers beschreef hij in een geromanceerde versie in zijn historische roman, Arsène du Frêne, heer van La Vallade.
Hierin beschrijft hij de route die het hoofdpersonage, Arsène du Frêne, volgt na zijn ontsnapping uit de kerkers van het Louvre. Opgesloten bij zeven Tempeliers wordt hij - bij uitzondering - door hen ingewijd. Hij reist naar Sion waat hij wordt geïnstrueerd in de ware leer van de Tempelorde.
Na zijn instructie reist hij door naar het landgoed “L’Ecurie” op La Vallade, dat hem door de gevangen Tempeliers was geschonken. Opgejaagd door spionnen van Filips de Schone graaft hij met zijn vijf metgezellen een onderaardse gang om te schuilen en de schat van de Tempeliers in veiligheid te brengen.
Tijdens een geheim overleg tussen Jacques de Molay en de Prior van de Abdij van Sion - kort vóór de opheffing van de Orde - werd overeengekomen dat Sion de esoterische kennis van de Tempelorde en het geheim over de descendanten van Jezus zal bewaren.
Arsène du Frêne wordt Grootmeester van de Broederschap van de Tempel van Salomo. In die tijd één van de legitieme erfgenamen van de Orde van Tempeliers, naast de filières in Schotland en Portugal.

Thierry Deleu onthult in Arsène du Frêne, heer van La Vallade ook inwijdingsrituelen, waarbij opvalt dat zij verwant zijn met die van of overgenomen door de Loge.
Het zal de lezer van de historische roman, Arsène du Frêne, heer van La Vallade, opvallen dat het boek aanwijsbare linken vertoont met de vorige romans van de auteur, met name Eindterm en Amélie Laforêt. Peter Deforge, Pierre Tersmidse, Arsène du Frêne zijn bovendien personages die veel gelijkenissen vertonen met de auteur. Het is hierdoor niet altijd gemakkelijk fictie en werkelijkheid te onderscheiden.

Klamme handen (2006) is zijn eerste publicatie bij de nieuwe uitgeverij “Razor’s Edge Editions”.
Dr. Dirk Wolf van Leeuwen is een innemende persoonlijkheid. Hij voelt zich nooit superieur. Hij is niet hoogmoedig. Hij is een veelbelovende jonge psychiaterneuroloog die vooral het gedrag van chronisch schizofrene vrouwen bestudeert. Zowel in Oost-Twente als in Kortrijk probeert hij zijn experiment uit: hij wil af van de elektroshocks en zoekt via relationele concepten zijn patiënten te genezen
Klamme handen is het verhaal van een zachtmoedige, enigszins eigenzinnige persoonlijkheid.

Klamme handen hoort bij het episch genre waarbij de auteur meer nadruk legt op de psychische toestand van zijn personages, in het bijzonder de hoofdpersoon, - hier dr. Dirk Wolf van Leeuwen, - dan op de gebeurtenissen. Men spreekt de laatste tijd veel over de “psychologische” roman.
Is Klamme handen een psychologische roman? Ja en waarom? Een psychologische roman is een roman waarin de schrijver hetgeen hij te zeggen heeft, belichaamt in de persoonlijkheid van zijn “hoofdpersonage”. De persoonlijkheid van het hoofdpersonage is het materiaal waarmee de auteur zijn geestelijk gedachtegoed vorm wil geven. De psychologische roman is daarom voor mij de roman van de uitgesproken groeiende persoonlijkheid van het hoofdpersonage, die door de conflicten en de gebeurtenissen in de roman verduidelijkt wordt. De compositie van de roman is omheen het hoofdpersonage gecentraliseerd. De wereld, waarin de roman zich beweegt, is als 't ware de werkelijkheid waarin de hoofdpersoon leeft, de materie waarmee hij ons het geheim van zijn hart openbaart. En daar was het mij om te doen: de persoonlijkheid van mijn hoofdpersonage concrete vorm geven.

Doorheen de elkaar snel opvolgende hoofdstukken krijgt de lezer een duidelijk inzicht in de wereld van de schizofrenie. De auteur heeft zich vlot kunnen inleven. Hij heeft zich sterk gedocumenteerd, maar nergens wordt die informatiestroom hinderlijk voor het vlotte verloop van het verhaal. Hij heeft een sterk verhaal geconcipieerd en zich ondergedompeld in de waanwereld van zijn schizofrene patiënten.
Alle ingrediënten voor een boeiende roman zijn aanwezig: passionele liefde, radeloosheid, intellectuele passie, vertwijfeling, inzicht in en uitzicht op de waanwereld van de patiënten. Deleu weet eenheid te brengen in de compositie van zijn roman
Het gehele boek door heerst er een evenwicht tussen de analyse van lichamelijkheden en de analyse van de geestelijke gewaarwordingen. Hij slaagt er ook in om aan een verstandelijke theorie een warme levenskern te geven.

Klamme handen is een psychologische roman. Dit komt sterk tot uiting in de vele dialogen die het boek rijk is, waarin veel belang wordt gehecht aan de gevoelens van de personages. Wat er in hun hoofd omgaat, is minstens zo belangrijk als wat ze zeggen. Men kan in het verhaal zien, wat de personages denken. Dit is veel belangrijker dan wat ze zeggen, omdat je de gevoelens die omgaan in de personages kan begrijpen.

Het verhaal is heel direct geschreven in de hijvorm en er worden afwisselend korte en lange zinnen gebruikt. Af en toe voeg je er fragmenten van psychiatrische opvattingen tussen. Dit lijkt mij een psychologische roman met autobiografische elementen.
De vraag echter naar de verhouding tussen feit en fictie is een vraag die door de lezer en de recensent altijd gesteld wordt en die ook nooit naar algehele voldoening beantwoord kan worden.

De auteur heeft gekozen voor de traditionele personages en de “waarschijnlijke” intriges enerzijds en voor de psychologische analyse of de schildering van de sociale omgeving anderzijds.
Zoals in zijn vorige romans experimenteert hij met de vertelvorm, o.a. door het bewust loslaten van de chronologie of door verschillende perspectieven naast of door elkaar te gebruiken.

Sommigen zullen Klamme handen misschien deprimerend vinden, maar ik heb echt genoten van het goed uitgewerkte verhaal. Een roman zegt veel over de schrijver.

Na zijn “Creuse Trilogie” (drie romans met als decorum de Creuse) en een psychologische roman Klamme handen, waagt de auteur zich nu aan een politieroman, De doden zwijgen niet (2008).
De doden zwijgen niet leest als een trein; de spanning jaagt de lezer bladzijde na bladzijde naar de ontknoping; de personages zijn mensen van vlees en bloed. Een verhaal dat gebakken koek is voor een filmscenario.
De moord op informant Maarten Decock is het startsein voor een onderzoek dat gekleurd en fout getekend wordt door leden van de Antwerpse GDA zelf. Sporen die zouden kunnen leiden tot hun betrokkenheid bij drugstrafieken worden genadeloos uitgewist.
Moord en wedermoord is de rode draad in het verhaal.
Met De doden zwijgen niet geeft Thierry Deleu duidelijk blijk van métier en een groot inlevingsvermogen.

Het is een literaire politieroman, waarbij Deleu probeert het onderzoek te beschrijven zoals dat het in de werkelijkheid zou plaatsvinden. Het wordt echter ingebed in een homofiele relatie en in de spielerei van Maïté, de vrouwelijke rechercheur.

Schrijven is aangenaam - zegt hij zelf in het gesprek -, maar het valt mij op dat hij zich druk maakt om de discriminatie van de kleine auteur. Zo (be)noemt hij de schrijvers die niet worden gesubsidieerd. Hij waagt zich zelfs aan het herschrijven van het Decreet dat overheidssteun aan de literatuur in Vlaanderen regelt.
Ook “Wie schrijft, die blijft” wordt dikwijls te berde gebracht. De auteur beseft dat ook zijn eigen leven voorbijgaat. Met zijn werk wil de auteur sporen laten in de tijd en zo een vorm van “onsterfelijkheid” bereiken.
Daarnaast probeert hij ook greep te houden op de werkelijkheid die hem omringt. Naar zijn overtuiging zijn mens en werkelijkheid heel complex. De mens is een mysterie en steeds is hij op zoek naar het eigen “ik”. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe?
Hij zet zich ook geregeld af tegen machtsstructuur die de mens conditioneren.

Schrijven is bij Deleu - zoals bij de meeste schrijvers - een zoektocht naar de eigen identiteit. Daarom heeft hij het in zijn boeken - vooral in de romans, maar ook wel in zijn poëzie - over zijn eigen afkomst en over machten en machthebbers die zijn leven mee hebben bepaald. Macht staat niet los van personen, instanties en stelsels. Wat opvalt, is het feit dat die zoektocht niet gepaard gaat met veel maatschappijkritiek.

De doden zwijgen niet is qua inhoud en stijl een behoorlijk geschreven politieroman. De Belgische sfeer geven het verhaal extra ju. De plot is verrassend en knap uitgetekend.
Al in de proloog zet de auteur verschillende verhaallijnen uit. Hij schrijft over de hervorming van de politie, de onderzoekscommissie van de senaat, de drugstrafieken en over de mist die over het slachtoffer en mogelijke verdachten wordt gespoten.
De auteur bouwt het verhaal geleidelijk op. In het begin weet de lezer niet waar hij naartoe wil. Er wordt een eerste moord gepleegd, maar het onderzoek naar de dader verloopt niet vlot.
Het verhaal blijft daardoor boeiend, omdat het volstrekt onduidelijk is, wie er achter de moorden zit. Politierechercheur Dewever verdenkt een paar personen, maar komt echter niet tot een overtuigende uitleg, hij heeft niet veel bewijs. Maar dan, totaal onverwacht en daardoor zo verrassend, blijkt zijn vermoeden juist te zijn.
De karakters worden realistisch neergezet en de situaties zijn in de tijd te plaatsen en lijken echt gebeurd. De personages onderscheiden zich voldoende van elkaar en profileren zich als mensen van vlees en bloed.

Hoewel de zaak mij niet bekend voorkomt - het is ook een puur gerechtelijk dossier -, herken ik toch veel. Zoals de verhouding tussen Dewever en zijn assistent Soenen, en de soms cryptische opmerkingen van Dewever, waar Soenen even geen raad mee weet. De omgang tussen die twee is een plus-factor in het boek.
Het is ook een geromantiseerde politieroman, waarbij Deleu probeert het onderzoek te beschrijven zoals dat het in de werkelijkheid zou plaatsvinden. Het wordt echter ingebed in een homofiele relatie en in de spielerei van Maïté, de politievrouw.

Hoewel Deleu bekend is geworden met zijn Creuse trilogie, met sterk autobiografische elementen, heeft hij met De doden zwijgen niet ook bewezen dit genre aan te kunnen. Een dossier uit de jaren ’90 dat Deleu via een gerechtelijke website kon inlezen, bood blijkbaar genoeg stof voor inspiratie.

Naarmate het boek vordert, krijgt het verhaal meer en meer de proporties van een thriller. Het blijft spannend, de meeste plotontwikkelingen zijn erg geloofwaardig.

Een thriller is eigenlijk een soort schaakspel, met als enig verschil dat er meer dan twee spelers zijn. De machtsverhoudingen tussen de personages wisselen voortdurend. Tegelijkertijd is er de werkelijkheid die Deleu cool en zo levensecht schetst.
Zijn cynische kijk op het leven wordt duidelijk weerspiegeld in wat hij op papier zet. Over het duo Dewever & Soenen zal hij zeker nog boeken schrijven. Het verhaal zou mooi kunnen worden verfilmd.

De lezer moet echter geen diepe psychologische karakterschetsen verwachten. De doden zwijgen niet is een fraaie politieroman, die behoorlijk rechtoe rechtaan geschreven is. Er is een dosis humor, een achtervolging, een schietpartij, er worden eindeloos overuren gemaakt en natuurlijk zijn er de gesprekken met verdachten/getuigen en de superieuren. Deze ingrediënten garanderen een steengoede politieroman.

Hoewel dit boek door de uitgever wordt neergezet als een literaire politieroman, lijkt het mij vooral een psychologische thriller. De schrijfstijl is eenvoudig, helder, maar de structuur is minder strak. Dikwijls wordt de lezer overspoeld met flashbacks uit het verleden. Deze passages met achterinformatie durven elkaar al eens overlappen. Hoewel de plot nog wat rommelig oogt en ik de motivatie van de dader niet altijd helemaal kan meevoelen, heb ik het boek met veel plezier gelezen.
De doden zwijgen niet is een knap geschreven politieroman.

Joris Dewolf

(*) Thierry Deleu, De doden zwijgen niet, Razor’s Edge Editions, 2008.15 euro over te schrijven op rekening 000-0900214-54 van de auteur.

Geen opmerkingen: