25
Op een dag in april bezoeken Sabine en Peter het schildersatelier van Cello Raepzaad. Op aandringen van Peter koopt Sabine Het danseresje, 1983, tempera op papier. Een figuurtje dat danst, zweeft, zich sierlijk beweegt in een irreële omgeving, niet bepaald door kleren en haartooi.
“Kijk, Sabine, hoe mooi,” zegt Peter.
“Het is niet eenvoudig het figuurtje te definiëren.” “Onstoffelijkheid?”
“Transparantie,” verbetert Sabine.
Cello Raepzaad die Sabine du Tertre altijd een mooie vrouw heeft gevonden, geeft het haar cadeau. Hij belooft dat het naaktportret van Sabine, dat wijlen haar man bij hem had besteld, in de maand april klaar zal zijn. Hij zegt er niet bij dat Tersmidse het werk van de meester heeft vertraagd. Peter Deforge zal het later ophangen in de woonkamer van Burghgraeveveld, precies op de plaats waar Louis het had willen hebben.
In mei gaan Sabine en Peter voor het werk elk hun eigen weg. Sabine moet de Ronde van Vlaanderen “rijden” met haar ploeg en aan het veld de gevolgen uitleggen van de nakende hervormingen. Dekunst zal af en toe op een locatie verschijnen. Met Du Tertre gaan ook Truus Deseure en Christof Dokmans mee en nog enkele medewerkers. Peter gaat, samen met zijn baas Jacques Brusselmans en zijn collega Wim Woutmans, op studiereis naar Nederland. Ook Lynn Vanhove is van de partij.
Voor Peter afreist, steekt Sabine hem twee boeken toe voor eenzame avonden: Amazone met het blauwe voorhoofd van Monika van Paemel en A un diner d’athées van J. Barbey d’Aurevilly. In het eerste boek heeft zij geschreven: “Jij bent mijn rijkdom!”, in het tweede leest Peter een dedicatie van Tersmidse: “Jij bent mijn Waterloo. Van je kleine Napoleon.”
In A un diner d’athées komen ex-officieren van Napoleon samen in het huis van hun commandant. In het gezelschap van atheïsten en revolutionairen gaan ze zich te buiten aan braspartijen. Tijdens een van deze diners wordt het verhaal verteld van een tragische liefde, waarvan het afschuwelijke einde de loutering van de aanzittenden tot gevolg heeft. Deforge kent het werk niet, maar snapt vlug dat het met Zwarte Romantiek te maken heeft.
Na het lezen van het boek, met de dedicatie van Piet Tersmidse, gaat bij Deforge een lichtje branden. Zij heeft inderdaad Tersmidse gekend. En hoe! Hij zal er haar niet over spreken. Hij laat haar het initiatief.
Hij weet dat Sabine graag Van Paemel leest en in haar een zielsverwant vindt. Zij kent de schrijfster niet persoonlijk. Ze zijn even oud. Ook Sabine kent een sterke drang naar vrijheid. Ook zij heeft een hekel aan de conventies van een burgerlijk leven. Ook zij zoekt warmte en geborgenheid.
Peter en Sabine zien elkaar terug in Antwerpen. Peter komt uit Nederland en houdt daar halt. Sabine is voor de Ronde op dat ogenblik in Antwerpen. Ze hebben om zeven uur afgesproken in het nieuwe restaurant “De 3 Fluwelen”. Een romantisch kader, vlak in de buurt van de Grote Markt, achter een reusachtige poort aan de Hofstraat. Zij komt anderhalf uur te laat het restaurant binnen en vindt Peter in de bar. Ze denkt dat hij ontstemd zal zijn of veel erger: vertrokken. Maar neen, Peter heeft onraad geroken en terecht. Dekunst is in Antwerpen verschenen en Sabine heeft alle moeite van de wereld moeten doen om hem van haar af te schudden.
Ze gaan hand in hand naar de kleine bibliotheek en Sabine zoent hem uitbundig. Eerst bestellen ze nog een aperitief: voor haar een sherry en voor Peter zijn derde campari orange.
Sabine vertelt honderduit over haar Ronde en over Dekunst die haar maar twee keer achterna is gekomen. Hij had het druk met de organisatie van de Vlaamse administratie. Sabine heeft het over de toewijding van Christof en over Truus die in Deinze met een leraar van het VTI aanpapte.
“Een grote vergissing,” biecht ze Sabine “the morning after” op.
“Hoe verliep de studiereis, Peter? Veel bijgeleerd?”
“Mooi gezelschap,” zegt hij, “die meiden zijn geëmancipeerd, zeg.”
Hij ziet dat Sabine onderzoekend luistert.
“Spijtig dat de meesten zo’n opdringerig gebit hebben,” lacht hij.
“Je zwanst, Peter.”
Op een van de gespreksnamiddagen had een Nederlandse leerkracht verwezen naar een onderzoek van een zekere Sabine du Tertre die parallellen had getrokken tussen het Nederlandse en het Vlaamse onderwijssysteem.
Wanneer Peter het voorval vertelt, bloost zij van voldoening.
“Wij lopen altijd ietsje voor,” zei de leraar in kwestie, “maar we durven ons al eens vergalopperen. Gelukkig dat jullie, Vlamingen, er dan zijn om eventjes bij te sturen? En dat deed die dame, zoveel was duidelijk.”
“En wat heb jij dan gezegd,” wil Sabine weten.
“Niets,” zegt Peter, “niets, ik was sprakeloos. En nadat een eeuwigheid was voorbijgevlogen, kon ik toch moeilijk uitroepen: ‘Ik ken die mevrouw, zij is mijn vriendin, collega’s, mijn lief, mijn steun en toeverlaat, mijn Sabine!’ Dus ik zweeg. Maar toen jouw naam werd geciteerd, keken alle Vlaamse kopjes in mijn richting. Geloof je dat?”
Sabine is blij en trots. Ze staat graag in de belangstelling. Ze is graag iemand. Iemand? De beste, ja!
Toch had zij geen te beste verstandhouding met de pers. Ze lokte het ook zelf uit.
“Kun je de antwoorden niet zelf verzinnen?” zei ze. “Dit doen jullie meestal toch. Of niet?”
Maar de persjongens wisten haar intelligentie en haar dossierkennis te appreciëren en namen er graag de grilletjes bij. Zelfs de onderwijsspecialist van De Standaard was altijd mild in zijn kritiek. Minister Vanderweyden en secretaris-generaal Dekunst werden minder gespaard. Toen diezelfde journalist een verzoek richtte tot het kabinet om een interview te hebben met de minister over de objectiveerbare verschillen in het onderwijs, werd hij door Du Tertre ontvangen. Het onderwerp was zo delicaat en politiek gevoelig dat enkel Sabine die vuurproef kon doorstaan. Jacques Brusselmans voelde zich gepasseerd en maakte hierover - zonder succes overigens - zijn beklag bij de kabinetschef. Het kwam toch het kabinet toe de minister te vervangen in zo’n situaties. Sabine vond dat hij gelijk had, maar zij was natuurlijk apetrots dat zij die opdracht had gekregen. Zij was toch de superwoman van Onderwijs.
Na het weekend blokletterde De Standaard op de bladzijde waar traditioneel ook “Standpunt” verscheen: “Gebrek aan transparantie bemoeilijkt discussie over de financiële middelen voor het onderwijs” en in kleinere letters eronder: “Directeur-generaal Du Tertre is formeel: de inrichtende machten hebben niets te vrezen!” In het artikel zelf had Du Tertre verklaard dat “de inrichtende machten die hun werk ernstig doen niets te vrezen hebben.” Een kleine, maar belangrijke nuance. Wat echter van belang was voor de coalitie: er waren geen potten gebroken, er moesten geen scherven worden gelijmd. Du Tertre had haar opdracht uitstekend vervuld. De minister belde haar persoonlijk op om ze te feliciteren en haar uit te nodigen voor een drink. Dekunst zei dat hij wist dat zij de juiste vrouw op de juiste plaats was.
Het kabinet ademde opgelucht. De dreiging was geluwd. De regering hield stand.
@
Het pinksterweekend brengen Sabine en Peter door in de Eifel. Zij logeren, weg van de drukte, in een vakantieboerderij in Nuszbaum, een twintigtal km over de grens, bij Echternach. De boerin verwent de gasten, haar man is zwaar mentaal gehandicapt en haar jongste zoon zet het boerenleven van zijn vader voort. Ze kent Sabine nog van toen zij als puber op vakantie kwam. Haar moeder had die stek gekozen om Sabine in een taalbad onder te dompelen.
Boerin Ahler is in haar nopjes. Ze overlaadt Sabine met complimentjes: “Du sehst so schön aus, Sabine, und ihr habt einen groszen, schönen Auto.”
Ze kijkt over haar bril heen naar Peter, vriendelijk onderzoekend, tot Sabine zegt: “Peter is mijn vriend, mevrouw Ahler!”
“Herzlichen wilkommen,” zegt ze en ze schudt Peter voor de tweede keer de hand.
Sabine en Peter maken lange wandelingen door de bossen en bezoeken een paar restaurantjes in Echternach en in het Müllerthal.
Het valt op dat Sabine, die tot voor kort zelden vrijaf nam, haar vakantiedagen nu ineens wel opgebruikt.
Einde juni neemt Peter Deforge zijn intrek bij Sabine op Burghgraeveveld. Hij maakt kennis met de conciërge, zijn vrouw en vader Hennebert.
Vader Hennebert, die aan de overkant van de grote weg woont, komt het erf opgefietst en ziet dat er bezoek is.
“Wie is er?”
“Meneer Deforge, haar nieuwe vriend.”
“Ik wist niet dat ze een nieuwe vriend had.”
Wanneer hij wegrijdt, tikt Sabine tegen het raam en roept hem binnen. Ze stelt hem aan Deforge voor.
“Dit is de papa van de conciërge, hij is mijn duivel-doet-al.”
“Dit is meneer Deforge. Hij schrijft boeken.”
Hennebert denkt bij zichzelf: “Alweer een geleerde. Een intellectueel.”
Aan zijn vrienden op café vertelt hij af en toe over de mensen die op Burghgraeveveld komen.
“Ik zeg u: het is een speciaal ras en ik kan het weten. Hoe je ze ook benadert, er blijft altijd een barrière. Ze spreken mooi Vlaams en ze hebben veel maniertjes.”
Hennebert ziet dat Sabine verliefd is. Peter is lief en zorgzaam en daaraan heeft Sabine grote behoefte. Ze heeft alles wat een hartje begeert: carrière, geld, comfort, maar door het overlijden van Louis is er toch een leemte in haar leven. Sabine steekt haar gevoelens voor Peter niet weg.
Ivo Hennebert ziet dat het goed is en fietst welgemoed naar huis.
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten