VADER (1)
Vader, nu je nog in leven bent
in de focus van vandaag herinneringen schoffelen
aan die jaren na Lichtmismaand
in eenvoudige woorden, en vader
om bestwil geen leugen,
fijn dat je nog 'ns genieten kunt
of ook 'n keer een wrange nasmaak proeft
Ik wil geen leemten opvullen, vader
enkel herstellen wat wij toen ongemaakt
achter ons lieten, met het excuus
dat we later wel 'ns tijd zouden maken
Als ik mensen hoor praten over herinneringen
dan lijkt het wel of zij zich zonder meer
weer te binnen kunnen brengen wat geweest is
Ik kan dat niet, vader, ik weet nooit
het verschil tussen wat nu echt is
en de vele verhalen die zich
daaroverheen hebben neergevlijd
De tijd van toen, vader
toen de Engelsen kwamen als engelen
in kaki gehuld met bruine dekens en
confituur van appelsien in blikken dozen
Bill noemden zij jou
WALVISTRAAN
Na de oorlog in het eerste bewaar
bij zuster B., een duim groot, stokoud
nog niet bij de Heer ontboden
Elke morgen, na de bel van tien
netjes op een rij, in de grote zaal
voor de beproeving van de dag:
het doorslikken van een walvistraan
(En als ik thuis kwam, vader
kreeg ik van moeder een tweede walvis ingekapt
Omdat het gezond was)
Ik herinner mij nog levendig
hoe ik op mijn lei een boot in krijt
had getekend, uit Spanje weerom
Ik mocht mijn boot in alle klassen tonen
de zuster liep voorop, ik erachteraan
met de lei horizontaal voor mij
als een ondiepe schaal vol toverwater
(Later heb ik vernomen dat die rondgang
een compensatie was voor de fooien
die ze van moeder had)
NAAR ZEE
Ik herinner mij nog levendig, vader
alsof het gisteren was
hoe je in de gutsende regen
met je gammele fiets naar Kortrijk reed
Om een saxofoon
Voor die knappe zoon van jou
Ik was toen zeven en de derde van de klas
de eerste die met pen en inkt mocht schrijven
de eerste die, zes maand later
op kosten van het ziekenfonds
naar zon en zee mocht
omdat ie een zwakke gezondheid had
Moeder werd er stil van
haar gemoed schoot vol,
bij de deur bestak zij de dokter van dienst
alsof ie jarig was
jij keek over mijn linkerschouder
in de richting Dover
toen wij afscheid namen
ginderver, een busreis van huis
waar het een privilege was te mogen blijven
Bij de Zusters van Liefde
ASWOENSDAG
Eén dag in het jaar, een woensdag
liep de meester ernstiger,
ik zou beter schrijven:
met het heilig vuur in zijn broek,
tussen de banken door,
mijn klasgenootjes en ik
hielden met één hand
het haar op boven ons voorhoofd
De meester wou zien
of er daar een kruisje stond
een kruisje van as,
en wee wie geen kruisje had
die kreeg een klap om de oren
die er dagen rood van stonden
Ik had altijd het grootste
op het kruisje van de meester na,
maar dat baarde mij zorgen,
telkens hield ik mij gedeisd
en keek onschuldiger
dan de vroomste kwezel uit de klas,
niet één keer in die zes jaar
heb ik het geheim van de koterhaak
moeten prijsgeven, vader
godzijdank
COWBOY EN BANDIET
Wij speelden cowboy en bandiet
met vijf revolvers en een schietgeweer,
en kwart over zes lag ik in mijn brits
te luisteren naar mijn collega's
hoe zij, luidruchtiger dan daarnet
het scenario van de dag afwerkten
Kinderen die willen studeren
moeten vroeger naar bed, zei je altijd,
en moeder, zonder meelij
bracht die wijsheid in de praktijk
't Was flink frustrerend vader
te horen hoe mijn vriendjes
verder mochten spelen
met mijn revolvers, mijn speelgoed,
al moet ik toegeven
dat dit hun voorwaarde (sine qua non) was
om met jouw overbeschermd kind
te willen acteren in dezelfde film
MARIE
Marie naaide voor moeder
toen ik 10 was en zij over de veertig
Vaak mocht ik naar haar toe,
het vaakst op zaterdag,
welkom op wasdag zei ze toen
en klapte haar naaimachine toe
Zij had een zoon, een Algerijns type
die het huis rondliep in blauwe slip,
hij kon vlinders toveren uit dooie vliegen
grote vlinders uit grote vliegen,
wij maakten vaker jacht op dikke rosse
Marie waste mij vaak op zaterdag
in mijn nakie bovenop een rieten stoel,
het handje hield zich op tussen mijn dijen
en toen mijn wijzertje klom naar kwart
gierde Marietje het uit
en riep er het buurmeisje bij
van net over de twintig
Blozend als een kriek keek ze toe
hoe ik mij ietwat schaamde
en naar de badhanddoek vroeg
DE HETAEREN
't Was al herfst of eind van de zomer
een zondagavond, toen je uit Menen terugkeerde
en je fiets stalde tegen de gevel van het café,
moeder krijste dat je laat was, te laat
en het koor zong van de hetaeren
de meisjes van plezier
je had een stap in de wereld gezet, vader
en je zou die duur betalen,
er werden namen gelispeld
één naam ligt nog op mijn lippen
maar ook nu verraad ik jou niet
Toen zijn wij gaan wandelen
op aandringen van 't mansvolk
tot aan de hoek van de rijksweg,
ik liep erbij voor spek en bonen
een paar meter achterop
en dacht aan de waterval van Coo
die met de twee gulpen,
immers jullie hadden zóveel te zeggen
zo haastig tegen elkaar op
als een cascade van woorden
Bij het terugkeren
daar waar de rooilijn een paar meter inspringt
plaste moeder gehurkt in de aarde
en de ruzie was ermee bijgelegd
VADER (2)
Minder en minder kan ik afstand nemen
van wat voorbij is,
figuren maken zich los en treden naar voren
Als een archeoloog graaf ik naar sporen
diep in mij bewaard gebleven,
elke laag is een periode
in elke periode vind ik tekens van herkenning
schilderingen, wachtwoorden
Het verblijf op de lagere school is een periode,
maar over eerder, nog vroeger terug
wil ik jou schrijven,
over mensen en dingen van toen
over de puberteit, terugzien zonder schroom
op een tijd van onzekerheid en onzekerheden
In die periode ontmoette ik N.
het eerste meisje dat ik kuste
met wie ik heb gevrijd, al heeft dat woord niet de inhoud
die je er later aan geeft
Dit her-denken loopt mij soms uit de hand,
het wordt meer en meer een terugreis
naar mijn eigen begin, naar mijn eerste eind,
ik voel onrust, angstzweet breekt mij uit
VERLIEFD
Ik vroeg mij af waarom God
zo'n vieze manier van vermenigvuldigen
had bedacht,
toen een jongen, iets ouder dan ik
al zat ie in dezelfde klas
zei dat je vast kon komen te zitten
Ik geloofde het, ik had het zelf gezien
bij honden; buren hadden er toen
een emmer water overheen gegooid
Rond die tijd ook ontdekte ik
de meisjes. Biologisch. Op afstand
De rondingen van hun heupen
de welvingen van de borst
Eens had ik een jongen uit de buurt
met een meisje zoenend aangetroffen
Lekker, vond hij. Het leek mij niets
Misschien moest je het leren
net als het eten van oesters en tomaten
Toen werd ik verliefd, op het eerste gezicht
Een nieuwe wereld ging voor mij open
L. als stralend middelpunt
Tot moeder in mijn jas haar foto vond
en er te vierklauw mee naar háár moeder liep
Vanuit de straat parallel met hun tuin
kon ik ze zien, vader
klapwiekend met hun armen
als legkippen in de ren
JAN CARREER
Een zondag, in de Mariamaand
werd ik uit het lof gehaald
om te verschijnen voor Jan Carreer
klein, met fijn zwart haar, op zijn spitse
neus glom een brilletje van zilver
gladde wangen, een gladde kin
(hij schoor zich om het uur, zei men)
zijn boord ivoorwit, zonder kreuk
Hij wou weten wat ik had gedaan
(doen is vuil, de spreuk van de week)
met enkelen samen, op een kamertje
een paar nachten eerder,
(de namen heb ik nooit gekend)
Ik zei dat ik nergens van wist,
(fout, vader, beter schuld te bekennen
en saam met je rechter boete doen),
hij trok letterlijk van leer
met de ceintuur van zijn soutane,
hoe heviger ik de feiten ontkende
hoe striemender hij kletste
op mijn blote dijen,
(eerst mocht ik mij wel neervlijen
over de leuning van zijn club)
Dat is een waar verhaal, vader
jou wel bekend, mij bij gebleven
NI DIEU NI MAITRE
Met de fiets naar school, elke dag,
(ik kon het mij amper voorstellen)
de eerste week was ik ook
zes maal het eerst op de afspraak
café Memlinc, kwart over zeven
Stel je mijn verbazing voor, vader
toen ook meisjes mee opstapten
naar drie hoog, klas 3E, lokaal 2
Ik ging rechts achter zitten
(veilig weg in een hoekje),
in de tweede bank middenrij
zat een meisje met pikzwart haar
dat in twee vlechtjes, met een
elastiekje was vastgestrikt,
zij had haar vulpen losgeschroefd
en schreef op de klep van haar boekentas
(Later mocht ik het lezen,
ni dieu, ni maître, stond er,
wat zij ermee wou zeggen, wist ik niet
dat het zware koffie was
kon ik aan de schampere taal
van meneer Buelens wel horen)
VADER (3)
Dat je wantrouwig bent
als ik over mijn eerste liefde schrijf
dat is jou geraden, vader
ik heb niet een eerste liefde gekend
(nou ja, ontelbare ook niet),
wat ik zeggen wil is
dat je van je eerste liefde niet wist
dat zij de eerste was
of dat je ten onrechte meende
dat je het liefde kon noemen,
nu ik dat schrijf, zit ik vragend
tegen die liefdes aan te kijken:
wat was nu de eerste, de hevigste,
wat bleek de sterkste, de mooiste?
Ligt het geheim van de liefde
niet in haar samenstelling
dit en dat en dat en dat?
Het eerste vriendinnetje, de eerste
vriend, het meisje dat net begon
de mensen die ik mij herinner
zijn misschien nooit geweest
zoals ik wil dat ze waren, vader
MULTATULI
Ik stond vóór links, achter de lessenaar,
dank voor uw aandacht, had ik net gezegd
zij hadden ademloos geluisterd
de meisjes, de jongens van mijn klas
hoe ik over Multatuli sprak,
in hun ogen verwondering
over wat ik wist te zeggen
controversiële dingen
waar meneer nooit over sprak,
drie kolommen vijftig lijnen
uit de krant geleerd
en voor de spiegel gerepeteerd
Hij zei dat hij niet akkoord kon gaan
met mijn stelling, mijn visie, mijn standpunt
en gebruikte argumenten
die ik tot mijn scha en schande
niet kon weerleggen
Zo ging ik af als een hond
het hoofd tussen de schouders
de ogen in een waterplas
naar mijn hoek, achteraan de klas
Thierry Deleu
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten