De lijst van staatsbemoeienissen is eindeloos, ook en vooral in het economische leven. De staat beheert de spoorwegen, de telefoon, het luchtverkeer, het maritiem transport en een aantal banken en spaarkassen. Hij bezit meerdere investerings- en ontwikkelingsmaatschappijen. Hij vervaardigt staal en delft steenkool. Hij participeert in aankoop, productie en distributie van gas of elektriciteit. Hij levert bouw- en exploitatievergunningen af, controleert de prijzen, subsidieert bedrijven, heft belastingen op arbeid en kapitaal. De staat beschikt daartoe over een leger van ongeveer 800.000 man overheidspersoneel, onoverzichtelijk opgedeeld in ministeries, rijksdiensten, scholen, universiteiten, parastatalen, instituten, fondsen, regies, openbare maatschappijen, controlediensten en comités.
Miljarden euro overheidsschuld heeft de Belgische staat na 168 jaar opgestapeld. België bezit daarmee een van de omvangrijkste overheidsschuld van alle westerse geïndustrialiseerde landen. De overheid besteedt jaarlijks miljarden euro uitsluitend aan het betalen van de interesten op de uitstaande schuld. Hierdoor is de fiscale druk in België één van de hoogste van heel de wereld.
Het onvermijdelijk gevolg is een verarming van de staat en een samenleving die steeds meer en meer verkommert. Nu dreigt deze “verpauperde” staat ook de materiële welvaart van ons land te vernietigen. Wij hebben een onbetaalbare verzorgingsstaat en een torenhoge overheidsschuld laten ontstaan.
België zou een paradijs kunnen zijn, indien die schuld niet bestond.
Eén zaak staat vast. De samenleving heeft minder staat en tegelijk meer regering nodig, minder almacht en meer bekwaamheid. De rol van de staat dient drastisch te worden herzien, de overheidsuitgaven radicaal herschikt.
Vrij snel moet opnieuw een overschot op de begroting worden aangelegd, waarmee de zware erfenis van de overheidsschuld kan worden weggewerkt. Een overschot op de begroting is ook de enige mogelijkheid om te komen tot een drastische inkrimping van de belastingdruk en een diepgaande heroriëntering en herschikking van de overheidstaken, waarbij de regering en de regeerders opnieuw aandacht besteden aan de échte noden en geld vrijmaken voor de essentiële opdrachten van de staat (een beter uitgerust politiekorps, een beter werkend gerechtelijk apparaat, een snellere afhandeling van administratieve dossiers).
Met de val van de Muur in Berlijn werd overduidelijk dat een planeconomie niet werkt en ook nooit gewerkt heeft. De planeconomieën kunnen ook niet werken. Zij miskennen immers de essentie van de menselijke natuur. Wie niet voor zichzelf mag werken, leeft vreugdeloos en zonder ambitie.
De vrije economie daarentegen is een bron van welvaart. Ze eerbiedigt het simpele menselijke verlangen naar emancipatie van zichzelf en van zijn kroost. Hiervoor moet de mens beschikken over de vruchten van zijn arbeid, of toch over een groot deel ervan. De concurrentie dwingt er bovendien toe dat slechts dat geproduceerd wordt waaraan in de samenleving behoefte bestaat. Wie deze wet van vraag en aanbod verwerpt of wie niet efficiënt produceert, verdwijnt uit de markt. De vrije concurrentie zorgt er derhalve voor dat de schaarse middelen op een maximale wijze worden benut. Economische achteruitgang, inflatie of werkloosheid vinden hun oorsprong in het verstoren of het aan banden leggen van de vrije concurrentie.
Overheidssubsidies en hoge belastingen op arbeid en kapitaal remmen de economische ontwikkeling en benadelen het grote publiek. Overheidssubsidies veroorzaken een scheeftrekking van de concurrentie. Grote bedrijven met een lange politieke arm verkrijgen voordelen ten nadele van hun kleinere mededingers. Zware belastingen veroorzaken hoge loon- en investeringskosten, waardoor onze handel en industrie een handicap oplopen. Werknemers en ondernemers worden er bovendien door ontmoedigd om nog meer inspanningen te leveren of nieuwe initiatieven te ontplooien.
Alleen een vrije economie, een economie zonder subsidies, met lage belastingen en een soepele loonvorming kunnen nieuwe welvaart creëren. Alleen een vrije economie laat toe dat nieuwe, bij uitstek kleine en middelgrote initiatieven aan de oppervlakte komen, hetgeen de enige waarborg is tegen economische achteruitgang en voor een verdere toename van de groei en de tewerkstelling.
De vrije economie, gekoppeld aan de politieke democratie, is ook de oplossing voor het milieuvraagstuk. De ecologische beweging stelt weliswaar de “vooruitgang” in vraag. De “vooruitgang” zou de mens ook ongelukkig maken. Bestaat de oplossing erin de vooruitgang en technologische vernieuwing stop te zetten? Bijna niemand zal daar ja op antwoorden.
Hoe we het ook bekijken, het ecologisch vraagstuk moet op een andere manier worden aangepakt dan door het aan banden leggen van de economische vooruitgang en de technologische vernieuwing. In plaats van terug te keren naar het verleden of de toestand te bevriezen, moet de aantasting van de natuurlijke omgeving worden bestreden door de vrije economie, de politieke democratie en de vooruitgang zelf waarvoor zij samen kunnen zorgen. Alleen dan zal de producent er zorg voor dragen dat er geproduceerd wordt zonder het leefmilieu aan te tasten.
Eens de welvaart toeneemt, groeit ook het verlangen van de mensen naar inspraak, naar medezeggenschap, naar deelname aan de macht.
De vrije economie is ook het beste wapen tegen maatschappelijke fenomenen als criminaliteit, corruptie, maffia, bendevorming. Hoe meer een samenleving zich op basis van een vrije economie moderniseert, hoe minder de mensen afhankelijk blijven van “tribale” verbanden en zekerheden, waarop de georganiseerde misdaad stoelt.
Joris
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten