De mensen steken hun tong uit naar de politiek. Wantrouwen tegenover het openbare gezag heeft altijd bestaan, maar de kloof is nooit zo diep geweest. In de ogen van de mensen is er een nadrukkelijk verschil ontstaan tussen wat zij willen en wat een politicus doet.
Buiten de eigenlijke politiek bestaan er echter vele andere vormen van burgerlijke samenwerking: vakbonden, mutualiteiten, spaarkassen, landbouwersverenigingen. Geleidelijk aan zijn de politici, samen met de zuilen, uitgegroeid tot een apart lichaam in de maatschappij, een externe factor. Burger en politiek zijn twee totaal verschillende zaken geworden.
De mensen zitten nu met het gevoel dat de politicus “andere” belangen verdedigt dan de hunne: de belangen van “standen”, drukkingsgroepen en organisaties.
Burger en politieke klasse zijn daardoor van elkaar vervreemd, ondanks de veelvuldige “contacten”. De mensen voelen dat de politicus in grote mate met zichzelf (zijn portemonnee) en zijn “achterban” bezig is.
Het negeren van verkiezingsuitslagen, het weigeren van door de kiezer gevraagde koerswijzigingen, het doof blijven voor zijn “signalen”, leveren de mensen het bewijs, dat niet hun stem belangrijk is, maar de interne regels en de eigen logica van het politieke bedrijf.
Een politicus die verkondigt dat hij een maatschappelijk ideaal heeft, waarvoor hij wil leven en moeite doen, wordt door niemand meer geloofd. Het grote publiek heeft al te veel van die valse “roepingen” meegemaakt, te veel valse kaarten zien uitspelen.
Er is nood aan een politieke beweging, die tot in het merg gehecht is aan de stelling: de democratie is er voor de mensen, door de mensen en van de mensen.
Niet de zogezegde onverschillige, stiekem frauderende burger moet naar de politiek worden “teruggebracht”. Maar de politicus moet opnieuw een beweging richting burger maken. Hij moet oplossingen kunnen aanbieden voor de spanningen tussen de bevolkingsgroepen, het aangetaste leefmilieu, de onveiligheid, de hoge criminaliteit, de gerechtelijke achterstand.
Indien burger en politiek niet opnieuw een eenheid vormen, zal uiteindelijk de politieke democratie zelf worden aangetast.
Dat “de mediatisering” het werk van de politicus heeft bemoeilijkt, is een vals argument. De ware politicus moet geen twee rollen spelen, geen bepaalde redeneringen of antwoorden ontwijken. Hij moet spreken zoals hij denkt. De ware politicus moet de taal van de mensen spreken!
De politiek opnieuw verzoenen met de mensen betekent ook dat vele bemoeienissen vermeden moeten worden. De politiek moet iedereen zijn kamer aanwijzen, niet zeggen waar de deur en de trap hoort te staan. Van zodra de politiek dat laatste doet, wordt ze voor de mensen iets vijandigs. Echte politiek is het oplossen van conflicten die zich in elke maatschappij voordoen. Maar ze moet niet andermans leven willen inrichten.
De mensen stemmen tegen de politiek: ze blijven weg van de stembus, kiezen blanco of geven hun voorkeur aan extremistische en antipolitieke lijsten. De oorzaken zijn niet op één hand te tellen. Het beleid is er ongetwijfeld één van. Kibbelende ministers, ondoorzichtig gedoe rond de staatshervorming, schendingen van de grondwet. Het is niet te verwonderen dat de mensen zich afkeren van de politiek.
Het (foute) beleid verklaart echter niet alles. Het heeft ongetwijfeld de afkeer tegenover de politiek versneld, dat wel. Er is echter een dieper liggende oorzaak. De afkeer voor de politieke democratie en voor de traditionele partijen verraadt een diepe stroming van ongenoegen en ontgoocheling.
Wat er ook van zij, er is iets fundamenteels aan de hand: waarom haken de mensen af, waarom pikken zij zo gretig in op partijen die de politiek en de democratie willen ridiculiseren?
Een belangrijke reden is ongetwijfeld het verdwijnen van de ideologische “zekerheden”. Velen voelen zich bedrogen. Eén voor één storten de totalitaire regimes in en de vrije democratie komt in de plaats.
De implosie die zich de jongste jaren heeft voorgedaan, is het resultaat van twee fenomenen. Het eerste is het meest zichtbare: het economische failliet van het communistische systeem. Geplanifieerde economieën zijn niet geschikt om een moderne, postindustriële samenleving op te bouwen. Het tweede fenomeen is ongetwijfeld de kentering die zich in de derde wereld heeft voltrokken. Vele ontwikkelingslanden vragen vandaag om economische liberalisering en democratie als hefboom om uit de onderontwikkeling te geraken.
Niemand verdedigt nog een door de staat geplande economie. Geen mens haalt het nog in zijn hoofd om openlijk en ronduit te pleiten voor nationalisering of het onder collectief gezag plaatsen van ondernemingen.
De mensen krijgen hierdoor wel de indruk dat alle partijen en politici in feite hetzelfde zeggen en dat er geen echte verschillen meer bestaan. De ideologische verschillen worden nog wel eens uit de kast gehaald, maar niet meer uit overtuiging. Het zijn veeleer dekmantels geworden die moeten verhullen dat het in onze politieke democratie in wezen om wat anders gaat: om macht en eigenbelang. De mensen weten dit, voelen dit en balen.
De politiek spuit ideeën, waarden en programma's, niet uit overtuiging, niet om de samenleving vooruit te helpen, maar om macht om de macht te verwerven, om het eigenbelang te laten zegevieren. In de ogen van de mensen is de politiek verworden tot een spektakel waarbij de woorden al lang niet meer de daden dekken en waarbij zijn ideeën, noch zijn verzuchtingen of verwachtingen aan bod komen.
Naast het verdwijnen van de “ideologische verschillen”, doet zich in ons land een tweede verontrustend verschijnsel voor, met name de corruptie en het cliëntelisme. Er gaat geen dag voorbij of we worden via krant, radio, of televisie opgeschrikt door een of ander geval van politieke oplichting. Deze corruptie vindt haar verspreiding in de steeds groter wordende bemoeizucht van de overheid.
Even schadelijk voor de democratie is echter het cliëntelisme. De politieke benoeming en “het iets regelen”. In de politieke wereld maakt men er zich nog nauwelijks druk over, maar men onderschat het afgrijzen waarmee de mensen tegen dit alles aankijken. Politiek dienstbetoon ervaart de burger vaak als een vernedering, waarbij hij de politici moet smeken ogenschijnlijk “kleine”', maar voor hem levensbelangrijke problemen op te lossen, problemen die in feite niet zouden mogen opduiken of die zichzelf zouden moeten oplossen indien de staat en de administratie naar behoren zouden werken.
Vele politici nestelen zich graag in dit cliëntelisme: hun intuïtie vertelt hun dat ze de mensen op die manier afhankelijk maken. Zo afhankelijk dat zij er bij de verkiezingen niet meer onderuit kunnen om voor de behulpzame politicus te stemmen. De mensen pikken dit niet langer. Deze afhankelijkheid of politieke lijfeigenschap nemen zij niet meer. Zij hebben de politici door: ze azen op hun stem.
Naast de implosie van de ideologieën en het cliëntelisme is de almacht van drukkingsgroepen, het corporatisme, de derde belangrijke oorzaak voor de afkeer van de mensen voor de politiek. Zij voelen aan dat het niet meer het parlement is, - diegenen die zij hebben gekozen, - die de macht heeft om beslissingen te nemen, maar de belangengroepen. Zij voelen aan dat wat ook de uitslag van de verkiezingen is, er toch niets zal veranderen, omdat achter de schermen van het politieke spektakel “anderen” staan die de touwtjes in handen hebben. Deze “anderen” zijn de drukkingsgroepen. De politici zijn het verlengstuk, de “politieke arm”, geworden van deze organisaties. Deze organisaties, ook zuilen genoemd, bezitten schoolnetten, hospitalen, mutualiteiten, werknemers- en werkgeversorganisaties, socio-culturele verenigingen, banken, reisbureaus en noem maar op. Zij beheren het overheidsapparaat. Zij controleren de staatsbedrijven. Iedere stap die de mens in zijn leven zet, wordt door hen georganiseerd, staat onder hun controle, letterlijk van de wieg tot het graf.
Deze zuilen beheersen grote delen van het maatschappelijk leven. Op zichzelf is daar echter niets op aan te merken. Maar de zuilen worden wel een probleem van zodra ze zich ook met het politieke leven inlaten. Dan worden ze een staat in de staat, die buiten het concept van het algemeen stemrecht en de parlementaire controle valt, met groepen die steeds groter willen worden en meer middelen willen vergaren.
Beetje bij beetje voelen de mensen zich in de steek gelaten. En dat ondanks hun waarschuwingen, keer op keer, bij elke stembusgang. Tot de schok niet meer te vermijden zal zijn.
Joris
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten