Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

19 december 2007

"Eindterm" (2002) - debuutroman Thierry Deleu - hoofdstuk 8

8

Ondanks het feit dat Joris Dekunst niet al te hoog opliep met de socialisten, was hij toch verheugd dat Sabine du Tertre mocht terugkeren op haar stoel van directeur secundair onderwijs. De korte verwijdering had beide toch dichter bij elkaar gebracht.
Als Dekunst op het kabinet kwam, - en dat gebeurde frequent -, wandelde hij altijd haar bureau binnen voor een praatje. Zij bleef een van zijn medewerkers, hij was haar baas. Tijdens de lange en moeizame onderhandelingen over de overheveling van de onderwijsbevoegdheden naar de Gemeenschappen zat Sabine een paar keer naast Dekunst aan de onderhandelingstafel. Ook tijdens de technische vergaderingen was zij er soms bij. Aan de andere kant van de tafel zaten afgevaardigden van de netten, de vakbonden, de Franstalige onderwijsspecialisten. Joris Dekunst zag iets in Sabine. Zij was vastberaden, ijverig, ze had verbale klasse, ambitie. Maar vooral vond hij ze onweerstaanbaar knap en hij wierp meer dan eens zijn hengel uit. Du Tertre was niet ongevoelig voor zijn avances, maar zij hield de boot vooralsnog af. Eerst wilde ze weten wat ze voor een “ja” in de plaats zou krijgen. Kort daarop werd zij met een opdracht voor een jaar naar Haarlem gestuurd.

Na de staatshervorming van 1989 trekken zij vaker met elkaar op, naar internationale congressen, seminaries, studiereizen. In haar nieuwe functie van afdelingshoofd ontmoet ze op het kabinet opnieuw Jacques Brusselmans wiens invloed erg is toegenomen, vooral bij de besluitvorming in het secundair onderwijs. Hij is de vertrouweling van de minister geworden. Peter Deforge werkt voor Brusselmans. Hij schrijft toespraken voor de minister of voor Brusselmans die heel vaak de minister vertegenwoordigt. Ook het aanstellen en benoemen van inspectieleden komt op zijn desk terecht. Bovendien behandelt hij dossiers binnen het dienstbetoon van de minister. Deforge ziet Sabine du Tertre op het kabinet en heel dikwijls bij Brusselmans. Eerst vindt hij haar hautain, een typetje dat wel graag complimentjes krijgt maar niet uitblinkt in het geven van schouderklopjes. Later ervaart hij dat Sabine du Tertre die houding aannneemt uit voorzichtigheid. Hoe vertrouwelijker je in de omgang wordt, hoe groter de kans bestaat dat er moeilijke of lastige vragen worden gesteld. Du Tertre wil, goed voorbereid, alle vragen tot in de bijzonderheden kunnen beantwoorden. Deforge, een joviale man, doet alsof hij die afstand niet gewaar wordt en blijft vriendelijk. Wanneer hij haar uit een benarde situatie redt - zij had een leugen verzonnen om een avondvergadering met de minister te ontlopen - worden zij vrienden.
Sabine du Tertre toont zich de perfecte onderhandelaar met het kabinet en de inrichtende machten. Ze mag veel reizen en kan haar talenkennis vaak ten dienste stellen van ministers en haar oversten op de administratie. Ze heeft de kalmte van de zelfverzekerde technicus over zich en de bescheidenheid van de begaafden.

Ze vindt in die periode ook wat tijd om een oude passie opnieuw op te nemen: schrijven. Onder het pseudoniem Hélène Vanbrabant schrijft ze haar eerste en enige roman: Alter ego. Chris Herman is een Brusselse die na een ongelukkig huwelijk in de buurt van Etaimbourg komt wonen, vermomd als man. De travestierol van het hoofdpersonage leidt tot vreemde scènes. Na vele avonden van eenzaamheid zet “mijnheer” Herman een stapje in de wereld. In 33 korte stukjes wordt het verloop van dit tragisch bestaan getekend, tot aan de moeizaam bevochten loutering en het afscheid van het leven.
In sommige passages kijkt Sabine du Tertre alias Hélène Vanbrabant ook terug op haar eigen loopbaan: een aantal scènes spelen zich af in Brussel, Kortrijk, Haarlem, en andere gaan over Cuba, Oekraïne, waar ze op studiereis ging, in het zog van de minister. Ook klapt zij nogal uit de biecht over het leven op een kabinet.
Het boek wordt uitgegeven door “De Mantel” in Antwerpen, een Vlaams filiaal van het Nederlandse “Elseviria”. De literatuurrecensenten onthalen het werk met enige reserve. De schrijfster heeft zich nogal geïnspireerd op het werk van De Pillecyn en bovendien mist de roman actie en psychologische analyse. Zij krijgt echter krediet: de critici verwachten nu werk van langere adem, met een grotere bezetting, een groter draagvlak ook en origineler van concept en uitwerking.
Joris Dekunst grijpt elke gelegenheid te baat om de roman te promoten. Zelfs op infosessies met de onderwijswereld maakt hij allusie op de roman. Hij vindt het boek zonder meer een geslaagd debuut.
Met bevriende kunstenaars uit haar jeugd -de mensen van Amaryllis - heeft ze inmiddels geen contact meer. Die hebben inmiddels vernomen dat ze in de administratie en de politiek is verzeild geraakt. Ze moeten erom lachen. Eigenlijk kunnen ze het niet goed begrijpen. Een vreemde combinatie: Sabine (zoals zij haar hebben gekend), Louis Vanthuyne en de socialisten.
Piet Tersmidse die meer op café zit dan thuis en reeds tien jaar niets meer in boekvorm heeft gepubliceerd, zegt in “De Schuur” aan zijn vriend-kunstschilder Willem Hals: “Sabine is in contact gekomen met mensen die veel belangrijker zijn dan wij. Elke stap die ze zet, is een stap vooruit. Ze is een winner. Ik had graag wat van haar ambitie in mij gehad.”

Sabine du Tertre kent echter in die beginjaren ’80 ook affectieve tegenslag. Sedert de geboorte van Alexander heeft ze een relatie aangegaan met haar dokter gynaecoloog. Een man die veel ouder is dan zij. Ze zijn elkaar blijven ontmoeten en verliefd geworden. Sabine heeft een flat gehuurd in De Panne, met uitzicht op het Kasteelpark, waar zij elkaar geregeld ontmoeten.
Aan Micha, haar joodse vriendin, zegt ze vertwijfeld: “Hoe moet ik uitleggen dat ik van twee mannen tegelijk hou? Ik hou van Louis als mens en als vader van Alexander. Ik hou van zijn groot hart en van zijn dédain voor de bourgeoisie. Roland hecht meer belang aan zijn status. Hij komt ook zelfverzekerder over en toch blijft hij bescheiden. Hoe moet het verder? Ik wil Louis en Alexander niet verlaten. Roland zal zijn vrouw niet verlaten.”
Wanneer Roland Vandeginste halfweg december 1980 ernstig ziek wordt, gaat Sabine door een hel. Het droevige bericht van zijn dood verneemt ze pas enkele dagen later van een verpleegster. Hij zat dood in zijn zetel, met Dagboek 1966-1974 van Anaïs Nin op zijn schoot en een glas whisky naast hem. Hartstilstand.
“Hij zal geen pijn gevoeld hebben,” zegt zij, “niets wees erop dat hij in paniek was geraakt.”
Het zevende dagboek van Nin had Sabine twee dagen eerder in zijn auto gelegd. Zij had het boek gededicaceerd, met haar initialen SdT: “Jij bent mijn rijkdom!”
Deel zeven van het dagboek van Anaïs Nin voltooit de psychologische tocht van één van de meest opmerkelijke vrouwen uit de twintigste eeuw. Zij was voor velen in de jaren zestig en zeventig een indrukwekkend voorbeeld van zelfbevrijding. In haar streven om uit te stijgen boven de status van de vrouw als uitvinding van de man vond Sabine du Tertre zichzelf terug.
De dag na de begrafenis van Roland gaat ze nog één keer naar haar flat in De Panne. Zij heeft het geregeld dat zij alleen kan zijn dat weekend. Louis vindt het goed.
“Ik ben toch van plan om met de vrienden de winter op stelten te zetten.”
Louis neemt veel vrijheid maar geeft er ook veel aan Sabine die hij op handen draagt. Een goede echtgenoot, maar geen latin lover.
Door de nevel van haar tranen ziet zij hoe zacht het park zich heeft toegedekt met een fijn laagje sneeuw. Uit de schoorsteen van het kasteeltje kringelt witte rook. Twee voorzichtige mensjes schuifelen, gearmd, over het grinten voetpad. Wanneer beneden de winkelbel van de apotheek rinkelt, schrikt Sabine op. Ze rijdt naar het agentschap, verder op de hoek, geeft haar sleutels af en vraagt de verbouwereerde jongeman de afrekening op haar naam te sturen naar het departement Onderwijs.
Zij is 36 en voelt zich diep ongelukkig. Hun relatie heeft bijna twee jaar geduurd. Roland is voor haar een vader geweest en een milde minnaar.

@

Sabine du Tertre had in de jaren ’80 ook nieuwe vrienden gemaakt onder de Vlaamse politici-vrijmetselaars. Wist Dekunst van deze contacten? Hij was een rabiaat christen-democraat, weliswaar uit de CVP-Limburg gezet na zijn echtscheiding, maar toch een papist gebleven die zeer goede relaties had met de Guimardstraat en met toponderhandelaar Vantorhout. Na de dood van Sabine du Tertre waren er geen aanwijzingen dat ze Dekunst hierover in vertrouwen had genomen.
“Zeker hiervan zijn wij echter nooit,” zei Gust Hélice in zijn werkplaats. “Du Tertre was onvoorspelbaar en Dekunst kan zwijgen als een graf.”
Wat hij niet met zoveel woorden zegde, was dat Dekunst de kunst verstond om pas dan zijn troeven op tafel te leggen als hij in een hoek werd geduwd of als hij zijn visie wilde opdringen aan de minister. Wisten de ministers-logebroeders op Onderwijs meer dan ze openlijk toegaven? Tijdens de ondervragingen door het gerecht heeft Dekunst nooit enige allusie op de vrijmetselarij gemaakt. Toch viel het in die periode op dat de vrijzinnigheid zweeg. Ook na zijn veroordeling.
Sabine du Tertre werd gevraagd om een uiteenzetting te komen geven over de gevolgen van de nakende staatshervorming voor het onderwijs in Vlaanderen. Vooral de bezorgdheid van de broeders om het rijksonderwijs had de doorslag gegeven om een niet-maçon op hun maandelijkse bijeenkomsten uit te nodigen. Ze kenden wel de herkomst van Du Tertre: haar grootvader aan moederskant, Carlos Dardenne, was lid geweest van “Les Ours” te Kortrijk en de familie Dardenne telde veel overtuigde vrijzinnigen.
De bijeenkomst vond uitzonderlijk plaats in het Brusselse restaurant “La soeur du patron” aan de Waversesteenweg. ’s Avonds na de theater- en bioscoopvoorstellingen kwam daar een veelzijdig cliënteel samen om met volle teugen te genieten van de verschillende facetten van dit “culinair theater”. Elke dag opnieuw, zowel ’s middags als ’s avonds, trok deze vreemde plaats een allegaartje van klanten aan. De broeders vergaderden in het indrukwekkende atrium waarvan het glazen dak werd opengeschoven en de enorme ramen een mooi uitzicht gaven op de prachtige tuin. Sabine, die zich op haar beurt had geïnformeerd over “De Club” (zo heette het gezelschap), wist van Brusselmans in welk midden zij terecht zou komen. Het deerde haar niet, integendeel: ze aanzag de uitnodiging als een eer en bovendien hield zij van enige geheimzinnigheid. Aan Dekunst zei ze dat ze de heren politici zeker warm zou maken voor een herschikking van de administratie zoals Dekunst ze reeds maanden bij de minister in beeld bracht.
Na de pousse-cafés werd het een gezellige bedoening. De tongen kwamen los. De broeders vertelden honderduit over hun werkplaats, over andere broeders, over de ministers die in de Loge waren, over hun dienstbetoon, over de vrouwen, over hun carrière. Een broeder, die witte wijntjes dronk en haar dialect sprak, stelde voor Sabine als een “invitée permanente” te beschouwen. Toen hij zag dat de anderen de lippen op elkaar hielden, herpakte hij zich met het argument dat er meer dan één infovergadering nodig zou zijn om de onderwijsproblemen onder de knie te krijgen. Waarop de meesten dit beaamden.
Du Tertre ging vier maanden na elkaar naar “De Club”. Na de derde bijeenkomst was het hek helemaal van de dam: de West-Vlaming stelde Sabine voor om toe te treden tot de Loge. Hij had zich geïnformeerd in zijn eigen werkplaats aan de Houtmarkt en na een eerste bevraging kon het licht op groen worden gezet. Du Tertre aarzelde, maar de drang om snel carrière te maken kreeg opnieuw de bovenhand en ze aanvaardde. Het duurde wel nog zes maand vooraleer zij werd ingewijd in de loge “Hedera Helix” in het Oosten Kortrijk.

Op vrijdag 13 januari 1987 ontving zij het licht.
In haar dagboek schrijft ze: “Mijn blik dwaalde tot vooraan en fixeerde zich op het balkon. Op het kleine orgel brandde een leeslamp boven partituur en toetsen. Links ervan ontwaarde ik een half voorovergebogen gestalte. De afstand was te groot voor een betrouwbare waarneming, maar mijn verbeelding zag wat ik niet kon zien: een bleke, slanke man, met een serafijnen gezicht en dunne lippen. Het was de duivel die daarboven een oogje in 't zeil hield.
- Is het ook de duivel die nu op het orgel speelt?
- Wat maakt het uit? Kiest God zijn uitverkorenen niet zelf?
Eén moment dacht ik aan Joris. Hoe zal ik dit voor hem verborgen kunnen houden? Of zal ik open kaart spelen?”
Sabine du Tertre kwam tweemaal naar “Hedera Helix”: de eerste keer bij haar inwijding en de laatste keer voor een bouwstuk van Thijs Glorieux over De Spiegel. Zij was te druk bezig met haar werk en haar carrière. Glorieux die toen senator was en lid van ”De Club” ontmoette ze sporadisch, maar tijd voor meer dan een korte begroeting maakte ze nooit.

@

In juni 1987 kregen de socialisten opnieuw Onderwijs. Minister Vanderweyden wilde haar op zijn kabinet. Ze was een gewiekste onderhandelaar, ze genoot het vertrouwen van de coalitiepartner en ze was bovendien het lief van Dekunst. Vanderweyden zag in Sabine du Tertre de passe-partout voor zijn hervormingen. Maar Du Tertre weigerde het aanbod. Dekunst had het haar afgeraden: als toekomstig afdelingshoofd zou zij veel zwaarder wegen op de onderhandelingen dan als kabinetsmedewerker. Dekunst had natuurlijk ook zijn persoonlijke redenen.

Twee maand later, een paar weken vóór Pasen, stapte Sabine du Tertre het bureau van de minister op de zesde verdieping binnen en bood zich aan om op zijn kabinet te komen werken. Voor Vanderweyden was dit een complete verrassing, een onverwachte wending. Dekunst had hem nog met zekerheid bevestigd dat Sabine du Tertre nooit meer op een kabinet zou komen werken. Hoe kwam het dat Du Tertre zich ineens had bedacht?
De minister vroeg haar om te gaan zitten. Hij riep één van de meisjes van zijn privé-secretariaat en bestelde koffie en thee.
“Rozenbottel,” had zij gezegd.
Toen het meisje opnieuw binnenkwam, gebood de minister haar geen enkele lijn meer door te schakelen.
“Ik ben buitenshuis.”
Voor Sabine du Tertre maakte hij tijd, veel tijd.
Hij zei met omfloerste stem: “Je bent nu directeur en straks afdelingshoofd. Je geniet het volste vertrouwen van je bazen, zeker van Joris Dekunst. Wat kan ik met jou doen? Ben ik niet beter af met jou als zoethouder van de vele christen-democraten op de ambtenarij, om niet te zeggen als zoethouder van Dekunst? Je hebt toch een goede relatie met Joris? Ik houd mij misschien van de domme, maar ik heb ogen in mijn kop.”
Sabine du Tertre glimlachte, schonk de minister koffie in en zette voor haar thee. Zij droeg een ensemble van donker denim, de rok tot net boven de knieën en donkerblauwe kousen. Haar donker acajou haar had zij opgestoken met een zilveren haarspeld.
Toen zij na vier uur praten de minister verliet, waren ze het erover eens dat Sabine als adjunct-kabinetschef zou komen werken tot 1 januari 1989: de dag dat de herschikking van het Onderwijs een feit zou zijn.
Ook Dekunst kon zich met deze regeling verzoenen. Hij wist ook dat protesteren hier niets zou uithalen en met Sabine op het kabinet had hij twee pientere ogen meer.
“Ik krijg van jou altijd alle informatie, Sabine.”
Hij bedoelde: “Vóór de anderen!”
Toen zij aan de receptie voorbijkwam, zag de telefoniste dat zij haar haar had losgeknoopt. De minister had een dikke sigaar opgestoken en trok gulzig de rook in.
Aan de lift hoorde zij hem nog zeggen: “Maandagmorgen, om 9 uur bij mij. Ik stel u persoonlijk aan de anderen voor.”

Aan de onderhandelingstafel ontpopte Sabine du Tertre zich als een keiharde gesprekspartner. Eén keer heeft ze de minister daardoor zelfs in moeilijkheden gebracht. Ze moest met de inrichtende machten tot een vergelijk komen over het aantal regio’s. Zij was het met de minister niet eens wanneer hij beweerde dat deze indeling in regio’s geen consequenties zou hebben voor het personeelsbeleid.
“Mijnheer de minister, u zegt dat wij in het secundair onderwijs het onderwijsaanbod per regio zullen bekijken.”
De minister knikte en Du Tertre vervolgde: “Mijnheer de minister, een hertekening hiervan zal hoe dan ook gevolgen hebben voor de inzetbaarheid, de aanwervingsmogelijkheden en de mobiliteit van het personeel. Indien wij die indeling maken, zullen wij zeker begeleidende maatregelen moeten treffen.”
De minister bromde, zoog aan zijn havanna en gaf toe: “Zo gezien heeft u gelijk, Sabine.”
Gewiekst als hij was, schetste hij nogmaals zijn beleid en sprak van het garanderen van de vrije keuze, het verzekeren van de voorwaarden voor kwaliteitsonderwijs, deregulering en vereenvoudiging van de wetgeving, autonomie en responsabilisering, en de beheersing van het onderwijsbudget.
De kabinetschef die een donderpreek had verwacht en zich nog kleiner had gemaakt dan hij al was, rechtte zich, schonk de minister nog eens in en zei: “Zeker, zeker. Zijn er nog vragen?”
De minister verdween door de deur, op de voet gevolgd door de chef.
De kabinetschef, die de minister was opgedrongen door de Antwerpse SP, beklaagde zich vaak over Sabine du Tertre.
“Met die vrouw valt niet te werken,” klonk het dan bitter.
Maar voor een kabinetschef ging Sabine niet opzij. Ze kon zich vastbijten in een probleem en redeneerde in technische termen; de meeste kabinetsmedewerkers dachten politiek: eerst compromissen sluiten en ze dan pas vertalen in teksten.

Vanderweyden werkte met twee kabinetschefs: enerzijds de officiële en anderzijds Sabine du Tertre. Alleen zij kon zomaar bij hem naar binnen lopen. Begrijpelijk, het zou onverstandig zijn om de adviezen van een specialiste als Du Terte te laten filteren door een secretaresse. Maar het zette veel kwaad bloed. Afgunst. Bij de adviseurs omdat zij zich enigszins verraden voelden door hun minister en bij de receptionisten die zich gepakt voelden in hun charmeoffensief.
Minister Vanderweyden was opgetogen over Sabine du Tertre.
Aan de kabinetschef zei hij: “Ja, ik weet het, haar stijl is niet wat wij gewoon zijn. Maar ze spreekt vlot vier talen en ze heeft een onbezoedelde kijk op de zaken. Bovendien is zij superintelligent en alleen met intelligente mensen kan ik praten."
Mensen van haar soort riepen in die tijd op de rode kabinetten veel weerstand op. Toch was zij er altijd bij als de minister gevoelige kwesties moest trancheren. Dat verklaart trouwens de vlucht die haar carrière vanaf 1989 zou nemen: ze was gewoon een superwoman.

Geen opmerkingen: