Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

18 oktober 2007

Met “Heibel” heb je altijd heibel - dit is een onbetaalbare kwaliteit - abonneer!

Toen ik vanmorgen het nieuwe nummer van “Heibel” in mijn bus vond, kon de dag niet beter beginnen. Een tijdschrift van zo’n gewicht (ook letterlijk) is een uitzondering in onze “met het establishment mee heulende” schrijverspeloton en een zegen voor de lezende mensheid. En zoals ik al eerder schreef, “Heibel” doet mij denken aan mijn eerste creatieve periode, het hoofdstuk Deflo-Deleu.
Ik zou graag eens mijn ding doen in het blad, maar tot op heden ben ik niet waardig bevonden of ben ik niet spitsig genoeg, te weinig relevant, te braaf, te bemind.
Soit, het dossier “Walschap” verblufte mij, sloeg mij uit mijn lood, bevestigde wat ik altijd had gedacht en stilletjes geopperd. Fijn, Frans, je bereikt weer het niveau van de 60-er jaren, toen je de kunst verstond om de poten van onder een stoel te zagen, de waarheid aan het licht te brengen op een ludieke, spottende, neerbuigende, en vandaar bijtende, wijze. Niet gelaten, ik beschouw deze manier van doen als een stijlfiguur. Het lijdend voorwerp van vlees en bloed mag zich niet geviseerd voelen of gekwetst, tenzij het lange tenen heeft of het karaktertje van een kruidje-roer-mij-niet.
Dat hij (g)een mens van goede wil was en veeleer “buitengewoon egocentrisch” (Joris Note) kan ik "geloven". Kijk, dat hij schoolmeesterachtig was, dat hij met ouder worden (nog) irritanter werd, akkoord. Maar Adelaïde (1929), Eric (1931), Carla (1933) en Trouwen (1933) vond ik meeslepende romans (toen ik ze op mijn achttiende las). Ze zijn goed geschreven en boeien. Walschap bevrijdde de Vlaamse romankunst van folklore en provincialisme. Maar dan begon hij naast zijn schoenen te lopen. Hij is altijd een beetje (veel) betweterig en koppig geweest. Of is dit niet de teneur van het dossier?
Toch krijg ik soms de indruk dat hij in het kamp van de logeauteurs wordt geduwd en dat zijn antikerkelijke allergie hem erg kwalijk wordt genomen.
Zijn eigendunk, zijn hoogmoed, zijn misprijzen voor de jongeren, zijn bedilzucht hebben mij ook gestoord. En uit het dossier blijkt overduidelijk dat “de aanklacht tegen Walschap” terecht is. Ik hou niet van God de Vaders, van welke origine ook, ik zie liever de solidaire auteur, die ondanks zijn succes blijft opkomen voor de “kleine auteur”.
Of ik met een zelfde veeg uit de pan ook “de Walschap-connection” onder de tafel veeg, is voor mij nog niet duidelijk. Je weet maar nooit met oude mensen! Laat ik het zo stellen: ik heb het niet voor ellebogenwerkers, vleiers, kuipers, smekers en eeuwigdankenden.

De bijdrage van Robin Hannelore (ik ben al 40 jaar jaloers op zo’n naam) heeft mij geboeid en ook veel geleerd. Ik heb dank zij Toussaint heel wat schrijvers ontmoet die ik vergeten was en toch (ook na hun dood) een goed hart toedraag: René Verbeeck, Anton van Wilderode, Maurice Roelants, Herman Teirlinck, Albert van Hoogenbemt, Paul Lebeau, Jan van den Weghe, Paul Snoek en (de levende) Walter van den Broeck.
Op verschillende bladzijden in dit nummer van “Heibel” komt de speciale plaats van het nummer drie van het eerste Heibeltriumviraat naar voren.
“De negatieve kritieken op de latere Walschap zijn legio. Ook in het oude “Heibel” kreeg Gerard ervan langs, en nog wel van Walter van den Broeck, die zich later nochtans ostentatief bij de Walschapvereerders schaarde” (blz. 53).
“Walter van den Broeck heeft vele jaren in mijn rekken gezeten met ‘Een Cola met zes Rietjes’… Een echte socialist, dacht ik. Maar toen begon hij over de koning en zichzelf te schrijven, en toen wist ik het wel” (blz. 65-66).
“… de verstokte heiden Walter van den Broeck” (blz. 68).
“Aan het triumviraat van Heibel kwam vrij vlug een eind. Door een organisatorisch misverstand in zijn enkels gebeten en ook omdat hij merkte dat zo’n Heibel gedoe toch niet de voorgeschreven route was om het literaire walhalla te bereiken, trok Walter zich na acht nummers terug uit de redactie” (blz. 68-69).

Julien Vangansbeke (alweer een die uit de oude doos is geklauwierd van de reeds of bijna gepensioneerden, mijn generatie dus) serveert op de hem bekende wijze “hersentjes met appelmoes”. De man van de goede oude Yang! Ik onthoud vooral zijn opmerking: “In het hoofd van ieder mens ontstaan gekke ideeën die nauwelijks een ademtocht lang standhouden, maar waar men niettemin vele decennia later nog aan gehecht blijkt te zijn. Zo vergaat het ook mij soms, met dien verstande dat veel van de ideeën die ik in mijn jeugd koesterde, intussen flink cynisch gekleurd zijn” (blz. 83). Dit overkomt mij ook, Julien.
Ook met zijn keuze van de drie jonge auteurs die de traditie van de Vlaamse vertelkunst op een overtuigende wijze voortzetten, ben ik het eens. En Dimitri Verhulst heeft ook mijn voorkeur. À propos? Hoe vergaat het de uitgeverij Wever & Bergh? Ik stuurde hem een mail, maar die blijft onbeantwoord.

Ook als Frans zijn oog laat vallen op Vervotje, ontwaar ik weer die drang naar deugdzaamheid. Onder haar pensionaatlook verbergt zij een eigen visie. Ik weet alleen niet welke visie? Dit komt wel meer voor bij onze vrouwelijke “pepkuikens”. Ze zijn BV, da’s juist, maar waarvoor staan zij? Dan toch maar liever Hilde Sabbe, die heeft een visie. En dat die niet strookt met de mijne, dat is bijzaak.

Samengevat: alweer een prachtig nummer: boeiend, ontwapenend, kritisch, ludiek, en toch onderbouwd, bijna wetenschappelijk.


Thierry Deleu

Heibel, het blad zonder blad voor de mond, 12de jaargang, nr. 3, Frans Depeuter, De Heikens 29, 2250 Olen (depeuter.frans@telenet.be) - abonnement kost 24 €, rekening 979-3986331-24.

Geen opmerkingen: