Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

27 augustus 2007

Drie nieuwe gedichtenbundels van Bart Chabot

INDIGESTIEUS OF VERFRISSEND?


In het voorjaar van 2007 vierde Bart Chabot zijn 25-jarig schrijverschap. Bij die gelegenheid verschenen maar liefst drie gedichtenbundels, onder de titel Mc Pain, met name Cadillac Boogie, Anna’s Hoeve, Dracula’s ontbijt.

Eén van de gedichten in Cadillac Boogie is geïnspireerd door een opmerking van Gerrit Komrij, aan wie het is opgedragen.

Chabot spreidt zijn gedichten uit over meerdere pagina’s. Het lijken veeleer cabaretteksten met een poëtische inslag. Ze overstijgen wel de doorsnee cabaretpraat. Je moet de gedichten dan ook heel snel lezen zoals Chabot ze zelf uitraast., uitracet, in één flow. Ze moeten overwaaien als een windstoot. Als je dit niet doet en ze probeert te lezen op een gewoon tempo, zoals het bij andere hoort, stel je vast dat ze je niet kunnen overrompelen. Het taalgebruik is van kwaliteit, dat wel, maar ik mis een compact taalbouwsel.

Dit zijn de twee soorten benadering. Ofwel ga je er van uit dat deze gedichten de rock-‘n-rollweergave van het moderne leven zijn, ofwel eis je van poëzie een andere aanpak waardoor haar kracht niet in de snelheid te vinden is, maar in beklijving en diepte. Ik - en dit is een persoonlijke voorkeur – moet het niet zozeer hebben van performance, maar van iets meer meditatie, een gedicht moet mij pakken, naar de vorm, zeker, maar ook naar de inhoud, de boodschap moet beklijven. Uitgelaten mensen verbergen hun diepe gevoelens.

Natuurlijk is mij bekend hoe Chabot het maatje was van Herman Brood. En hij behoort ongetwijfeld tot de betere schrijvers van popgedichten. Poppoëzie heeft altijd een commercieel klimaat nodig om te gedijen. Hij hoort bij de dichters die de schijnwerpers zoeken en daar is op zichzelf niets mis mee.

Wat betekent poppoëzie in onze cultuur? Wat is haar functie en betekenis in de literatuur? Met andere woorden: houdt zij de herinnering vast? Biedt zij voldoende klank en ritme? Staat zij symbool? Biedt zij een existentiële, sociale en historische referentie? Is zij een mythe? Met ander woorden: welke is de culturele identiteit van het popgedicht?

Bart Chabot is een tafelspringer, - hyperactief - die thema’s zoals dood, leven, hemel, hel, in en ritmisch parlando te berde brengt. Om zijn toehoorders te animeren vertelt hij flauwe grappen en dit is ten koste van het serieus uitwerken van opgestarte ideeën en beelden.

Toch is hij van hert kwaad bewust, want in zijn drie recente bundels geeft hij meer ruimte voor de stilte en vervalt hij veel minder in lolligheid. Ook hier valt de hoger geciteerde gespletenheid op: enerzijds de persoonlijke mystiek en anderzijds de aardse absurditeit. Bart Chabot blijft strijdvaardig op de tafel staan. In Mc Pain is de spektakelwaarde verminderd - en stemt mij blij - ten voordele van overtuiging en onderbouw. Hij heeft zijn camouflagepak uitgetrokken:

Lang, heel lang heb ik me schuilgehouden
en me grondig verborgen voor het oog van de wereld
(te lang, mompelen mijn critici)
lang genoeg, in elk geval, om de jaartelling
opnieuw te beginnen

(deel 1, p. 9)

Met Mc Pain trakteert hij ons op een nieuwe bundel, op drie bundels eigenlijk.In het eerste deel, Dracula’s ontbijt, serveert hij de lezer een portie verteerbare sterfelijkheid. In paginalange gedichten, met in- en uitspringende verzen, geen punten of komma’s. Niet toevallig gebruik ik hier de term “portie” en “verteerbaar”: dit deel staat bol van “etenswaren”, zoals patrijspoorten, hazenpaden, worstrolletjes. Maar altijd loert het thema “dood” om de hoek.
In het tweede deel en derde deel, Anna’s hoeve en Cadillac boogie, is de dood nog nadrukkelijker aanwezig: de dichter bezoekt de oorlogsgraven in Ieper, hij zwerft over kerkhoven en heeft veel aandacht voor de meest vergankelijke dingen des levens: het leven zelf, hoe je het ook draait of keert, alles en iedereen is vergankelijk.

ten zuiden van ieper liggen tientallen
war cemeteries langs de weg,
als witte bloembollenvelden
de kaart laat er geen misverstand over bestaan
dat hier engelsen, amerikanen en canadezen
hebben gevochten: talrijke plekken
in het landschap dragen namen

(deel 2, p. 55)

voor het laatst keek ik achterom
er was geen zee -
er was geen zee, geen golven, en er was geen zon

geen scheveningse pier in de verte
geen meeuwen
geen aanhalige wind
en geen duinen en geen helmgras dichtbij -
er wàs eenvoudigweg geen kust

wel rust

(deel 3, p. 47)

Chabots poëzie kenmerkt zich door haar verhalend karakter; zijn gedichten zijn monologen, in directe bewoordingen, waarin hij chaos en dood probeert te bezweren.
Verrassende poëzie die mij soms ontstemt omdat het gedicht mij ontgaat en ik mij stoor aan enkele prozaïsche trekjes.


Thierry Deleu

Bart Chabot, Mc Pain, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2007, NUR 306/ISBN 978 90 388 90036/29/12

Geen opmerkingen: