Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

21 mei 2007

Flapuit of recht voor de raap? Dat is de vraag!

Beste vriend(in),

Ik hoop oprecht dat je trommelvlies niet beschadigd is… en dat je neus de frisse wind verdraagt… en dat je de maand doorkomt zonder grieperigheid…en dat de grasmachine dol draait zodat je terug achter je pc kunt dagdromen… Dit is puur opportunisme: mijn personal manager (verder in deze bijdrage: mijn pm) mag niet ziek worden!
Ik stel met genoegen vast dat jij een harde werker bent en vol “naastenliefde”. Het wordt echter voor jou niet gemakkelijk in de toekomst. Ik weet waarover ik spreek. Hoeveel kunstenaars heb ik niet gepromoot (toen heette dit nog gelanceerd) die mij nu “doodzwijgen”. Zoals het Hof privé-leraar Bogaerts vergat te vermelden in het c.v. van de prinsen. Eerst veel lof en schouderklopjes alom, daarna dwingende vraagjes en dringende verzoekjes, later slavendrijvende taken tot… tot de artiest naam maakt en BV wordt of GL (Groot Licht). Of m.a.w. tot wanneer hij in de prijzen valt en zijn zakken vult.
Trouwens, er is niets zo discutabel als kunst. Is kunst na drieduizend jaar - op zich al een problematisch jaartal - gedefinieerd? Wat is kunst? Kan er eenduidig over kunst worden gesproken? Het zijn vragen die steeds aan de kunst worden gesteld. Gewoonlijk leiden die tot verwarring en het niet au sérieux nemen van een bedrijvigheid die inherent is aan de mens.
Laat ik het nog eens anders stellen: de jongste twintig jaar worden dezelfde vragen ook aan de wetenschap gesteld en niemand maalt daarom. Ook de wetenschap ontsnapt niet aan verwarring en onzekerheid. Helemaal nieuw is dat natuurlijk niet: Wittgenstein schreef al dat men veeleer zou moeten zeggen, althans indien men wetenschappelijk wilde blijven “dat de zon waarschijnlijk morgen zal opgaan”. Waarschijnlijk dus. Geef toe dat er over kunst ook veel onzin wordt geschreven. Een Amerikaanse new wave journalist – ik denk dat het Tom Wolfe is - publiceerde daarover ooit een sarcastisch pamflet en je begrijpt niet dat er achteraf mensen waren die nog over moderne kunst durfden te schrijven zonder het schaamrood op de kaken te krijgen.
Soms lijkt het er ook wel op dat er meer geschreven wordt over kunst dan dat er kunst wordt geproduceerd. Als kunst zoveel uitleg hoeft, dan is er toch iets aan de hand en zou ik geneigd zijn althans dat soort kunst niet definieerbaar te noemen. Natuurlijk wordt kunst op die manier ook een distinctiemechanisme, een manier waarop een bepaalde elite of establishment zijn of haar belangen hogepriesterlijk veilig stelt. Zoals dat altijd het geval is, schurken elites zich graag tegen elkaar en bevestigen ze zo elkaars leegheid - een leegheid die ook veel hedendaagse kunst kenmerkt en die toegedekt wordt met wollig en dikdoenerig taalgebruik, waardoor het blote gegeven dat de keizer geen kleren aan heeft onzichtbaar dreigt te worden.
Het postmodernisme in de kunst is gewoon de culturele logica van een bepaalde vorm van kapitalisme, waarbij steeds meer gebieden in de culturele sfeer worden opgenomen - de zogenaamde esthetisering van de werkelijkheid -, terwijl tezelfdertijd de cultuur steeds meer wordt ingelijfd in de sfeer van de warencirculatie. In het postmodernisme is “cultuur”, en dus ook de kunst - en misschien zij wel in de eerste plaats - zelf een product, een koopwaar of een markt. Daaraan gekoppeld is er de nieuwe diepteloosheid waarin de natuur of de werkelijkheid als vaste bodem verdwijnt En zoals de wetenschap zich meer en meer verwijdert van de leefwereld van de modale man of vrouw, zo is dat natuurlijk ook in de kunst het geval. De analogieën tussen wetenschap en kunst zijn zo frappant en zo ver doorgedreven dat noch aan het een noch aan het ander enige betekenis kan worden ontleend. Dat de doorsneemens daardoor in existentiële verwarring geraakt is dan ook voor de hand liggend: wanneer er geen betekenis meer kan worden gevonden en er dus geen inhoud meer is, dan wordt alles evenwaardig en er is geen enkele mogelijkheid meer tot een verklarende interpretatie. Dit is het verschil tussen Van Gogh, wiens schilderijen verwijzen naar een bepaald soort werkelijkheid en Andy Warhol, wiens werk eigenlijk alleen kan worden geduid als een algemene verwijzing naar de thematiek van het tot-koopwaar-worden zelf.
Een ander kenmerk van deze postmoderne era is het tanen van de emoties. Vervreemding wordt vervangen door fragmentering. De tragiek bij Warhol's bekende “Marilyn Monroe”, om het nog even bij deze kunstcharlatan te houden, wordt overschaduwd door het schijnbeeld, het is de imitatie van de imitatie waarbij van het subject in fine niets overblijft: het is niet in de feiten maar naar de inhoud gedecentreerd.
Ook dat vinden we terug bij de wetenschap die niet langer geïnteresseerd is in het begeleiden van het Aristotelische “goede leven” maar die opereert vanuit de wetten van het eigen systeem. Het is geen plezierig verhaaltje wat ik je breng, maar het mocht toch nog wel eens gezegd worden nu jij kunst aan het definiëren bent.

Paul Valéry schreef in zijn Pièces sur l'art het volgende, en ik citeer: “Het fysieke element dat alle kunsten bezitten, kan niet langer op de oude manier gezien en behandeld worden; het kan zich niet langer aan de invloeden van de moderne wetenschap en moderne praktijk onttrekken. We moeten er op voorbereid zijn, dat op deze manier grote vernieuwingen de hele techniek van de kunsten zullen veranderen, dat ze zo de inventie zelf beïnvloeden en ten slotte misschien zelfs het begrip kunst op de meest fabelachtige wijze zullen veranderen”. Dat zei dus Paul Valéry aan het begin van onze eeuw. Natuurlijk was er reeds vroeger een vorm van reproduceerbaarheid toen in de grote ateliers van de kunstenaars een vorm van “lopende band”-werk werd afgeleverd, maar uiteindelijk is dat toch niet te vergelijken met wat het eind van de negentiende en de twintigste eeuw aan technisch vernuft in de vorm van massale reproductie voortbrachten. Hoe dan ook: wat Valéry beweerde over het begrip kunst, die voorspelling is uitgekomen.
Deze bewering geldt ook voor de fotografie. Omdat ik weet dat je ook fotografen in je hart draagt, wil ik hierover mijn zegje kwijt. Beschouw dit alles, wat voorafgaat en nu nog volgt, als het advies van een éminence grise, gelouterd, en vooral vaak ontgoocheld door de “onwetendheid” van de kunstenaar en de kunstkenner of zij die zich aanmatigen dit te zijn. De fotografie dus. Zij heeft ertoe geleid dat de eenmaligheid van het kunstwerk aan betekenis heeft ingeboet. Die cultuswaarde en de ongenaakbaarheid van het kunstwerk verdwenen dus met de fotografie helemaal. Datgene wat de “aura” van het kunstwerk werd genoemd, die “eenmalige verschijning van een verte, hoe dichtbij die ook is", die aura dus verdween met de massaliteit van de reproductie.
Tussen twee haakjes, die hele discussie kun je samenvatten door te stellen dat met de hele democratisering, die zich langzaam op gang trok, ook de idiotie en de waanzin van de menselijke soort werden gedemocratiseerd. Misschien is het niet zo verwonderlijk dat de kunst zolang als enigszins mogelijk getracht heeft via l'art pour l'art haar aura te beschermen.
Zoals jij vaak beweert, vriend, is de fotografie een vorm van kunst gebleven die door iedereen perfect begrijpelijk is, en dat is geen kleine verdienste. Ik noem opzettelijk de fotografie “een vorm van kunst”, omdat ik wil refereren aan de moeizame discussies die gevoerd werden over de vraag of fotografie wel kunst is.

Goed, en nu terug naar mijn obsessie (zegt men), naar mijn passie (beweren zij), naar mijn idolatrie (hopen zij hartsgrondig), maar ik noem het mijn belofte, de belofte om te durven mijn nek uit te steken en op te komen voor mijn eigen mening, mijn overtuiging, geen betutteling meer, geen indoctrinatie van Kerk of Loge, maar mijn eigen (misschien onredelijke, misschien idiote) mening.
Wat pastor Staf Nimmegeers zegt in Het Nieuwsblad van dinsdag 29 januari heeft mij verrast, aangenaam verrast. Hij zegt: “Natuurlijk heeft Jezus echt bestaan. Een echte rebel moet hij zijn geweest, die geen lang leven beschoren kon zijn… Je moet een onderscheid maken tussen de historische Jezus en de Jezus zoals hij gepreekt wordt in de evangelies. De onbevlekte ontvangenis moet je niet letterlijk interpreteren. In de bijbel gebeurt dit wel vaker bij maagden. Het is een mooie manier om te zeggen dat die Jezus al van bij de bevruchting “gene gewone” was. Voorts is Maria gewoon thuis bevallen. Bethlehem is daar achteraf bij gesleurd omdat dat de oude koningsstad was. De evangeliën zijn eigenlijk achterstevoren geschreven: de dood en de verrijzenis van Jezus kan je lezen als een historisch relaas, maar dat is naderhand geprojecteerd op zijn geboorte.” Mooi hé. Niemand gelijkt beter op een ouderwetse pastoor dan een vrijdenker. Er bestaat geen beter voorbehoedsmiddel tegen de vrije gedachte dan de oubollige manifestaties van het Humanistisch Verbond en de Oudervereniging voor de Moraal.
Ook ik heb een periode doorgemaakt waarin ik, bij wijze van spreken, elke morgen een pastoor tussen mijn boterham legde. Dat had ik niet van familie of van school, maar zelf gekozen en zelf ontwikkeld. Van de z.g. liberalen had ik niets gekregen: zij zagen mij niet eens staan. Alles wat ik in mijn jeugd vanuit die hoek ervaren heb, was flauw conventioneel en hopeloos conservatief. Dat ik in die jaren de kern van het liberalisme niet leerde kennen, is hun schuld. Ik ken mijzelf (nog net) niet genoeg om het met klem te beweren, maar ik heb de indruk dat ik mijn vrij denken aan mijn “katholieke” opvoeding te danken heb. Zij heeft mij een uitweg gelaten. En tenslotte was voor mij de geschiedenis van de Kerk een voorbeeld van hoe het niet moest - dus een waardevol vergelijkingspunt. Het drong tot mij door dat de vrijdenkers gewoon te min en te klein waren om het klerikalisme een serieuze hak te zetten, en dat een denkomwenteling veeleer binnen de Kerk zelf zou ontstaan. Nog later begreep ik dat het veel passender en billijker is, de priester voor het volk te waarschuwen dan het volk voor de priester. Zij hebben het niet gemakkelijk, deze partizanen van hun God. Zij zijn meestal op zichzelf aangewezen, met weinig religieuze intendance, van vele kanten gewantrouwd. Zij hebben geen typische thuis meer. Zij leven van dag tot dag, zoals de massa wel moet leven. Hun broodje was gebakken - maar zij hebben zich, als verloren zonen, in een existentieel avontuur gestort. En… precies daarop waren ze niet voorbereid! Een reden te meer om ze niet te benijden. Ze zijn allen symbool en exponent van de dolende, zoekende mensheid. Ik wil graag met Nietzsche te hunner ere besluiten: “Maar mijn bloed is met het hunne verwant; en ik wil mijn bloed ook nog in het hunne geëerd weten” (aldus sprak Zarathustra).


Joris Dewolf

Geen opmerkingen: