Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

29 november 2009


Langs beide oevers van de Maas, een bundel die verscheen in het kader van "De scheiding der Limburgen", 175 jaar geleden.
Vlaamse en Nederlandse dichters (zoals Emma Crebolder, Frits Criens, Richard Steegmans, Quirien van Haelen, Fred Papenhove, Joris Iven, Leo Vroman, Henk van Zuiden) laten hun poëtisch licht schijnen over de provincie(s).
Samenstelling: Hannie Rouweler


Bestellen
U kunt de boeken bestellen door een e-mail te zenden naar:
uitgeverij@kleinood-en-grootzeer.com

28 november 2009

Van het Masereelfonds brussel

AFSCHEID VAN
HERMAN J. CLAEYS

Totaalprogramma ter ere, maar helaas ook als afscheid, van iemand die een stukje Brusselse geschiedenis mee-schreef.

Vrijdag 18 december 2009 – vanaf 20u in café DOLLE MOL, Spoormakersstraat 52, 1000 Brussel

1969: Herman J Claeys begint in de Spoormakersstraat te Brussel met ‘Free Press’, een ontmoetingsplaats voor het literaire, artistieke en revolutionaire zootje ongeregeld dat het Brussel van de jaren zestig in zijn schoot koesterde. Het handeltje barst uit zijn voegen en algauw wordt er om het hoekje, de Kaasmarkt, een keldercafé geopend. Een café, wel gekend in alternatieve middens en bij de rijkswacht, die regelmatig een groepsbezoek bracht aan het etablissement, en er daarbij niet voor terugschrok de medebezoekers een geleide reis naar de kazernes op te dringen.

In 1972 werd er een pand in de Spoormakersstraat 52 gehuurd, waar café werd gehouden, een boekhandel uitgebaat en waar allerlei comités en bewegingen konden vergaderen, al dan niet in hun doen en laten gevolgd door anonieme bewonderaars,die gretig verslag uitbrachten aan hun oversten over de snode plannen van al die vergaderaars.

Vanuit Dolle Mol vertrok een Free Press Bus waarmee Herman J Claeys allerlei festivals onveilig maakte, en zowel undergroundstrips als alternatieve publicaties en stencils te koop aan bood.
Zeker tot 1985 was Dolle Mol een ontmoetingsplaats, een literair centrum, een kweekvijver van muzikaal talent, een aparte plek in een overigens eerder conformistisch Brussel.

Met als man achter en voor de schermen Herman J Claeys. Schrijver-dichter-kunstenaar. Herman kwam in 1935 in Brugge op de wereld. Hij was enige tijd leraar. In de jaren zestig was hij, zoals hierboven beschreven, nauw betrokken bij de Provo-beweging en enkele kritische jongerentijdschriften. In dezelfde periode manifesteerde hij zich ook als een geëngageerd criticus, onder andere met de bundel Wat is links? Hij is auteur van romans, verhalen, poëzie, essays, songteksten en toneel, en hield zich bezig met woord-beeldinstallaties, poëtisch-muzikale acts, projecten met doorlopende muurpoëzie en tentoonstellingen van visuele poëzie. Overigens werkte hij ook jarenlang mee aan de Wolters woordenboeken en is hij samensteller van het Vlaams Dialectenwoordenboek. Het werk van Herman J. Claeys drijft heel vaak op het conflict tussen het individu en een (over)geïnstitutionaliseerde maatschappij, dat op een sterk allegorische en symbolische wijze wordt geëvoceerd.

Nog geen 75 jaren na zijn geboorte, lijkt er een einde te komen aan Hermans drukke leven. Herman lijdt aan een terminale ziekte, wordt palliatief verzorgd, maar is onder begeleiding gelukkig nog in staat zich te verplaatsen. Het Masereelfonds, Dolle Mol en de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers (VWS) hadden niet veel moeite om Herman J. Claeys te overtuigen afscheid te komen van Brussel en van ‘zijn’ Dolle Mol.

Op vrijdag 18 december 2009, vanaf 20u stelt het VWS een cahier/monografie (opgesteld door schrijver-beeldhouver Renaat Ramon) voor, komen diverse vrienden van Herman een woordje zeggen (zo hebben Frank De Crits en Freddi Smekens hun medewerking al toegezegd). Er wordt nog volop verder gewerkt aan het programma en is er een streep muziek. VWS biedt de aanwezigen ook een receptie aan.

Afspraak dus op vrijdag 18 december, om 2Ou in café DOLLE MOL, Spoormakersstraat 52, 1000 Brussel. Met pijn in het hart nemen we afscheid van een Westvlaming, die zijn sporen naliet in Brussel en zijn laatste levenstermijn in Antwerpen doorbrengt. We hopen op talrijke aanwezigheid van eenieder die onze waardering voor Herman J. Claeys deelt.

Namens Dolle Mol, Masereelfonds en de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers,
Bernard Desmet, Masereelfonds, 02/502 38 80, www.masereelfonds.be

26 november 2009

Een nieuw schouderklopje

Van onze trouwe en superactieve medewerker Thierry Deleu ontvingen we niet minder dan 6 beklijvende en kwaliteitsvolle recensies binnen. Dat doet ons enorm veel plezier. Temeer omdat de bijdragen van deze auteur uitblinken door de degelijkheid en grondigheid van hun analyses en de objectiviteit en eerlijkheid die eraan ten grondslag liggen. Thierry is een bijzonder bekwaam recensent die met open vizier en een grote bagage van poëtische kennis de bundels van dichters benadert. Hij is altijd recht voor de raap maar weet zijn stellingen steevast met grote onderlegdheid te onderbouwen. Als recensent zijn dit kwaliteiten die we hier te lande niet zo vaak aantreffen.


Henri Thijs

25 november 2009

Gedicht van Hannie Rouweler

CONTACT MET HOGE HEREN



Elke cultuur heeft zijn eigenaardigheden.
Dat geldt voor Nederland en België
in omgangsvormen en communicatie

maar sinds ik hier woon valt het mij op
hoe muzikaal België wel niet is,
vergeleken met het Noorden.

Als ik telefonisch word doorverbonden
door een leger secretaresses en telefonistes,
dat als een muur functioneert naar hogere heren

dan krijg ik Opera Muziek te horen. Ik wacht geduldig
een minuut, twee minuten, drie minuten totdat de aria
voorbij is en een nieuwe Opera te beluisteren valt.

De hoge heren zitten niet op hun plek, de dames nemen de
telefoon niet terug met melding van onbereikbaarheid
of afwezigheid. Daarna nog eens opnieuw gebeld

en opnieuw hoor ik Opera Muziek door de telefoon klinken.
Straks horen we nog haiku’s van een geletterde politicus
en is het gedaan met de muziek. In België is het vaak

het een of het ander. Of het ander of het een. Niets gaat tegelijk.
Men leert een land zo kennen als een beschaafde natie
waarbij muzikale klanken bij het wachten als een vanzelfsprekendheid
wordt gebracht om het wachten te verzachten. Zonder de verbinding.

Hannie Rouweler

Onderstaande tekst staat in de bundel als Inleiding.


Het is ongebruikelijk om een inleiding of een recensie te beginnen met een waardeoordeel dat op een evaluatie gelijkt, gewoonlijk komt het verdict op het einde van de bespreking, maar toch doe ik het: Leni De Goeyse is een dichteres pur sang, geloofwaardig en ongekunsteld.
De titel van haar debuutbundel Afscheid in liefde verplicht je tot een eerste reflectie: afscheid enerzijds, liefde anderzijds. Leni De Goeyse dateert haar gedichten, een nuttige aanwijzer om de lezer op het rechte pad te houden, zij vermijdt dat je (ver)dwaalt: je leest van dag tot dag hoe zij zich voelt en hoe zij evolueert.
De dichteres begint de bundel met een pijnlijk besluit, het lijkt meer op een outen:

Eindeloos

Mijn bloed dat in de
verhitte strijd van de passie
eens zo wild stroomde is nu
versteend en kil

07/10/1994

Haar passie is niet alleen ademloos, maar het is ook vergetelheid. Dit eerste gedicht maakt je nieuwsgierig, het zegt zoveel over zoveel en toch doet het de lezer enkel gissen en missen. Spannend, dat wel, maar je wilt vooruit, de dichteres heeft je bij haar eerste woorden reeds ingepakt, je bent geprikkeld.
In de eerstvolgende gedichten geeft zij verheldering, niet alles ineens, maar met mondjesmaat. Zij leeft levend door het leven van een ander/niet mét een ander. De tijd vervaagt en zij vraagt alsjeblieft/zet je masker af.
De lezer vraagt zich af wie die ander is: haar lief, haar man of minnaar, wie? Opteert zij voor de passionele liefde? Is zij bang om verstikt te worden of om haar zelf te verliezen in een illusie?
In het gedicht Zonder titel (26/10/1994 vraagt de dichteres: Zie je wie ik ben? Nog niet helemaal, er ontbreken nog enkele puzzelstukjes.
Even denk ik een denkfout te hebben gemaakt wanneer ik lees: Onbekende aantrekkelijke man en in hetzelfde gedicht Aquarius zegt zij: ik kijk alleen maar/liefste/hoe jij zwemt. Is de minnaar ook het lief of is het lief ook haar liefste? Of zou die onbekende aantrekkelijke man gewoon de man van haar dromen zijn? De verbeelding aan de macht?
Haar strijd om (h)erkend te worden zindert na in de volgende gedichten: Zonder titel 2, Stilte, Schuld. Vooral in dit laatste gedicht verwoordt zij haar schuldgevoel. Waarvoor? Zij zoekt geen excuses.
Uit Rust (01/10/2001, zes jaar later) blijkt ineens dat zij harmonie heeft gevonden: Daar waar begin en einde/samenvloeien//Daar vind ik rust//Daar vind ik jou. Bij wie heeft zij die nieuwe adem gevonden? Een nieuwe dag? Op diezelfde dag schrijft zij vijf gedichten, waaruit ik afleid dat zij het verleden van zich afschrijft.

Het verleden sluit zachtjes
zijn deur

De toekomst opent zijn deuren
In: Nu

Bij de lezer heerst verwarring: wie is je? Wie is mij en mijn? Is het de dichteres die zoekt naar zichzelf of is het de minnaar die nu eindelijk op haar avances ingaat? Eenvoudiger: klikt het nu tussen de twee protagonisten? Redden zij hun relatie? Tijdens een Weekeinde met filosofisch gepraat is de bodem in zicht en in je koffers wolken gepakt/voor een nieuw begin. Toch blijft zij op zoek/naar eigen-zijn.
Een jaar later lees ik een ode aan haar lief (wie hij of zij ook is) in het prachtige gedicht Jij:

Jij bent het warme zand
waarop ik loop
waarop ik rust
waarop ik rustig word

Hier sla ik opnieuw mijn vleugels uit

Wanneer ik land houd je me vast
als een kind geborgen in je schoot

Slaap ik in je armen

Jij bent het warme zand
waarop ik leef

25/02/2002

Einde 2002 laat de dichteres haar geliefde Los:

Ik draai me om
en mijn handpalm
waait je nog wat geluk toe

Is dit de clou waarom het gaat: Afscheid in liefde? In het gedicht Draak van 02/02/2003 schrijft de dichteres over een vlammende verschijning, met het hart van een strijder, oneindig groot. Is hij de warme minnaar? Met wie zij Eén is:

Tedere liefde
actief in aanraking

Wordt één gevoel
samen
Versmelt twee tot
een geheel

Verstrengelde
handen
Overvloedig stralend
Volledig geworden

In het gedicht Gegroeid van 05/05/2004 daagt ineens (expliciet) de vaderfiguur op. Neemt zij nu ook afscheid van de vader? Was hij het die zij niet kon loslaten? Of kruipt de dichteres in de huid van de verteller? Is de vaderfiguur een algemeen beeld? De lezer wordt (tijdelijk) voor schut gezet, hij stelt zich wel honderd vragen, vooral over de spelers in het liefdesverhaal: ik, jij, een ander, een stem, een gezicht, een hand, geboorteliefde, warme minnaar. Wie zijn zij? Hoe verhouden ze zich tot elkaar? Zijn dit twee, drie, vier personen?
Op 31/07/2006 schrijft de dichteres in Sterven over het afscheid van haar lief:

Vannacht fluister ik nog éénmaal je naam
voorzichtig
in je oor

Vannacht voel ik nog éénmaal
wat je voor me betekent

Vannacht les ik nog éénmaal mijn dorst
door van je tranen te drinken

Vannacht dans ik nog éénmaal
op je lied

En als vannacht
de wereld vergaat
mijn lief
laat me in je armen sterven

Op dit thema varieert zij voort in Ik vraag me af, Gebroken vleugels en Van achter mijn helm. De dichteres danst met de dood, dansen met de dood is een middeleeuws gegeven: de mensen waren bang en dachten door met de dood te dansen hem te verschalken. De Kerk heeft die schrik versterkt door het beeld van de dood voor te stellen als een skelet.
Dat het bij de dichteres louter om een spel te doen is, om een dramatisch effect te creëren, kan ik moeilijk geloven, er is meer. Danst zij met haar muze? Is haar muze een mens van vlees en bloed of is het een verbeeld persoon? Een ingebeelde dame gehuld in blauw en goud voor wie zij leeft, voor wie zij sterft? Of is haar muze de Maagd van Orleans, la fille au grand coeur (04/01/2007)? Of is het de Zwarte dame van wie zij op 05/01/2007 afscheid neemt?

Na de daad vol gesponnen passie
een innige omhelzing
en met een laatste diepe zucht
neem ik afscheid

Uit goede bron weet ik dat Leni De Goeyse jonkvrouw is bij “The Order of the Razorblades”, de eerste significante online ridderorde in de Lage Landen, ludiek als creatief. Haar lidmaatschap geeft haar blijkbaar poëtische bevlogenheid, zoals blijkt uit de gedichten Ene ridderlijke dag, Troon, Van achter mijn helm, La fille au grand coeur, Na de epifanie, Jonkvrouwe. Vooral in dit laatste gedicht merk je hoe ze zich gekoesterd voelt, aanvaard, aanbeden in dit Rijk van de Verbeelding.

Jonkvrouwe

Ik sla mijn sluier om
nog net de ogen vrij
zodat ik ongemerkt tussen
het voetvolk lopen kan

Door de menigte baan ik mij
gracieus
een weg richting poort
naar buiten
waar ik heradem

Onder mijn satijnen kleed
hou ik mijn zwaard
verstopt
tegen mijn warme lichaam gedrukt

Heel even
raakt het mijn gave bleke huid
een druppel bloed
loopt langzaam langs mijn been
een spoor van waar ik ben geweest

Ook in deze “riddergedichten” vallen dezelfde thema’s op: onrust, liefde, onbevredigd verlangen, passie, hoop, droom, afscheid, dood.
Het eerste gedicht, Dageraad, van 2007, toont een dichteres in evenwicht. Zij gebruikt zelfs het woord volmaakt om haar geluk in harmonie weer te geven. In de volgende gedichten, Na een avond en Muzikaal begin, vindt zij de passie en wordt haar roes bevredigd. Dit duurt echter maar even, de melancholie steekt even vlug weer de kop op. Vraag blijft of de dichteres zich hier laat meeslepen door eigen gevoelens of die alleen maar verbeeldt?
Toch hoopt zij op 22/03/2007 op een Nieuw begin. Een nieuw begin gaat (bijna) altijd gepaard met afscheid, met verdronken verdriet, met kiezen, zij legt haar trots/in een bokaal vol emotie/en wieg hem zachtjes.
Ontroerend mooi verwoordt zij het Afscheid (03/04/2007 in een plasticiteit die nergens ontspoort in esoterie:

Hand in hand
hebben we gedroomd
liepen we hier
samen
op een uitgevonden strand

Gevlogen
met een badlaken
als vleugels
en nadien zacht geland

het zoute water
spoelde onze voetsporen weg
en liet enkel
gebroken schelpjes achter

ik voel nog steeds
waar jij met mij gelopen hebt

De vraag blijft of zij van iemand afscheid neemt. Afscheid in liefde of afscheid van de liefde? Of afscheid van het leven?
In Engel in de hel laat de dichteres het antwoord open: ik kom gauw terug/was het laatste dat ik zei.
Deze aangrijpende bundel eindigt In liefde. Liefde is voor haar niet alleen passie, maar zoete herinneringen, bevrijding. Als lezer ben je blij als ze haar laatste gedicht eindigt met: Zonlicht kruipt voorzichtig naar binnen.

Thierry Deleu

Leni Der Goeyse, Afscheid in liefde, Razor's Edge Editions, 2009


De kunst van het dichten -

Job Degenaar in Handkussen van de tijd


Thierry Deleu


Job Degenaar koos een mooie titel voor zijn nieuwe bundel, Handkussen van de tijd. Een “handkus” heeft twee betekenissen: kus als teken van eerbiedige hulde enerzijds en kushand anderzijds (het laatste betekent ook kus op de eigen hand die men door een beweging daarvan een ander toewerpt).
Job Degenaar heeft zich als gevestigde waarde opgeworpen en weet zich met elke nieuwe bundel te handhaven. De toon, de muzikaliteit, zijn fascinatie voor de kosmos, het bestaansgevecht, de vlucht uit het hier en nu, het verlangen naar eenwording met iets buiten ons.
Hij verwoordt de (menselijke) paradox tussen nuchtere werkelijkheid (saai, zonder verbeeldingskracht) en de grijze zone van de fictie, tussen wetenschap en spiritualiteit op meesterlijke wijze. Onvermijdelijk kom je als dichter (als mens) in aanraking met geboorte, liefde, lijden, dood en een al dan niet religieus georiënteerd verlangen naar het overstijgen van al dat tijdelijke.
Mijn verwantschap met Degenaar is groter dan ik al vermoedde: wij zoeken naar zingeving. Einde 2011 verschijnt mijn essay Schoon volk in de hemel? Geen poëzie, maar (mijn) wetenschap over het spirituele.
Zoals Degenaar in een interview zei: “De oorsprong van zijn taal ligt niet in de taal zelf, maar in de werkelijkheid daarbuiten: de gewone wereld om mij heen.” Taal is een werktuig dat verheldering of ontroering creëert. Een gedicht is elke keer een eindproduct maar ook aanleiding tot een nieuw begin. Taal - en zeker poëzie - bestaat niet zonder raakvlakken met de wereld om ons heen, met de wereld die wij zien (de tastbare) en de wereld die wij aanvoelen (de spirituele).
Voor Job Degenaar zijn vergankelijkheid en overleven geen paradoxen, maar de ingrediënten van een eeuwig verhaal. Dit blijkt opnieuw uit Handkussen van de tijd. Degenaar blijft dezelfde zoeker en dezelfde vragensteller. Hij doet dit heel poëtisch, waarbij de gelaagdheid van de meeste gedichten opvalt. Iedere keer weet hij zijn queeste te ondersteunen door nieuwe ervaringen (sensitiefs) en ingevingen. Hij observeert scherp en schenkt de lezer veel levenswijsheid.
Handkussen van de tijd is een bloemlezing. De dichter koos uit eigen werk (zeven bundels) en herzag een aantal verzen.
Ook in deze bloemlezing gaat het - hoe kan het anders? - over onvervulde of uitgebluste liefde, over de natuur, de dood: gebruikelijke dichtersthema’s die overtuigend worden gebracht.
Al vanaf de eerste gedichten valt de suggestieve kracht van zijn poëzie op:

Oplichtend schuiven de wolken uiteen
de zon een zoeklicht over het veld
het koren rolt af en aan
p. 5

Niet alleen door het verbeelde maar ook door de sobere woordkeuze - de wijze waarop de dichter zijn woorden wikt en weegt - maakt deze poëzie bijzonder lees- en genietbaar. Degenaar schrijft mooie, melancholische gedichten in een eenvoudige taal.
Hij brengt beelden en vergelijkingen in een soepel parlando: dit is hoogst ongewoon en vergt metier en beheersing. Zijn metaforiek blijft - ook in het droevige - lichtvoetig. De vorm relativeert de inhoud, de zoektocht naar nieuwe antwoorden vindt plaats in een bui van licht en luchthartigheid. Dit is een sublieme vorm van overleven: poëzie als therapie.
Degenaar vindt altijd een evenwicht tussen rationaliteit en gevoelswaarden. Zelden lijkt deze harmonie het resultaat van gezochte woordspelingen.

voor intermezzi zorgen de mussen
die aangevuurd door spattend zonlicht
donderjagen in de struiken

Dit laat ik doorgaan voor geluk
(p. 16)

De dichter hanteert lichte ironie om de stemmingslyriek van zijn gedichten niet te laten verglijden in sentiment en zweverigheid. Ook van de fade-outtechniek (dit is woorden gebruiken om gevoelens te vernevelen) maakt hij handig gebruik. Dit geeft aan zijn poëzie suggestie, helderheid en een geloofwaardig gevoel.
De wijze waarop hij relativeert, maakt deel uit van de kracht van zijn poëzie. Ook als hij bezig is met de grote levensvragen zijn (lichte) humor of relativering niet ver af. In Handkussen van de tijd wordt echter meer aandacht besteed aan het thema liefde dan aan het metafysische. En wanneer hij toch een dergelijk gedicht selecteert, kiest hij voor dagelijksheid en mijmeringen.

als een vuur dat nagloeit
wacht ze aan het raam
van haar bestaan,

met in haar schoot een mager
verhaal over hemelse beloning
p. 72

het lege album waar ze in bladert
het wit waarheen ze terug zal keren
p. 73

Dit streven naar een spannend evenwicht tussen het gewone en het bijzondere, tussen het fysisch en psychisch aftakelen van de mens in de tijd zet de lezer subtiel aan tot het zich verdiepen in onze wonderlijke wereld.
Vooral echter is Degenaar in deze gebloemleesde nieuwe bundel een liefdespoëet.

Fenomenaal
Soms komt de liefde
rolt ze uit de diepte aan
tussen het koopgewemel in

of schuift opeens
onder een brug uit, recht
in de armen van de zon
p. 21

In zoveel vrouwen heb ik je
bezocht in wie ik de geur
van lente herkende
p. 26

Waar eindelijk de liefde
een hand legt over je ogen

en zegt: ga nu maar slapen
p. 43

“Nachtzang” (p. 65) en “De kunst van het dichten” (p. 66) roepen een poëtische werkelijkheid op die je bij voortduring wilt beleven en ervaren. Degenaar verstaat de kunst om zijn sensitieve ervaringen en overpeinzingen bij de gevoelige lezer over te brengen. Hij doet dit zo subtiel, broos, omzichtig tot de morgen brood en woorden/aandroeg, als vogels takjes (p. 65).

Voor Degenaar is de kunst van het dichten:
… het paardenbloempluisje
waaraan je je vertilt als je het vangen wil

en dat je in een zucht wegblaast
zodra het je verveelt

Dat zoveel ruimte aan je laat
dat het er bijna niet is als het er is

maar dat met fijne weerhaakjes
toch de aarde aan zich bindt
(p. 66)

Job Degenaar kiest voor poëzie, dit is duidelijk. Hij vindt het een geschikt medium omdat er in korte tijd met een minimum aan woorden veel kan worden gezegd. Bovendien hanteert hij dit medium op soms onovertroffen wijze.

Thierry Deleu

Job Degenaar, Handkussen van de tijd, een bloemlezing, uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2009, ISBN 978 90 76982 64 9

24 november 2009

De nieuwe bundel Over Leven en Overleven van Mark Meekers, met voorwoord door Jef Vermassen en geïllustreerd met 77 kleurenfoto's (88 blz.), draait rond het Afrikaanse land Tanzania. De opbrengst gaat integraal naar de bouw van een school voor 400 meisjesstudenten.


Je kan de bundel nog altijd bestellen.

Na vier weken zijn er 824 exemplaren verkocht. Wie nog een exemplaar van de resterende 176 wil, zal zich dus moeten haasten.

Deze mooie, waardevolle en kunstzinnige attentie is een ideaal eindejaarsgeschenk en valt zeker in de smaak bij jong en oud. Laat uw hart spreken en haal dit uniek boek in huis voor slechts € 10 (+ verzendingskosten). Bestellen kan liefst via www.bollebolle.be of telefonisch via het secretariaat op 015/ 61 44 06. Levering begin december 2009.

23 november 2009

Gedichten van José Chamon (Koksijde)

Koksijde, Oostduinkerke, St.Idesbald, Wulpen


Zo is het hier elke dag, de bloemen gaan de perken te buiten, bomen waaien in het honderd
en van overal stroomt klaarte toe, als volk voor een voetbalwedstrijd.

Reeds komt de zon het Casinoplein opgelopen, stralend van zelfvertrouwen… de toekomst lonkt.
En even sterk zijn hier de kunstenaars. Hun stevige beelden en schilderijen bewerken de realiteit als boeren het land.
Een hele werkelijkheid kunnen zij in hun armen dragen.

Ik hou van deze gemeente. Als ik ooit uitwijk neem in het mee.
Ik zal zijn naam noemen en het zal me volgen.


De Poort (Koksijde)

Een kader van staal en roest metaal.
Gelast gebinte, neergezet op gewapend beton
Een muur van knalblauw water – vreemd als dromen, omhelst het verkeer in ’t rond.
Een afgemeten vierkant spookt tussen ’t dorp en ’t bad
Zijn contouren, nu het doelwit voor Canvas
Daarnaast kruipt geplaveide kassei weg, eens de wegentrots in dit land
De vierkante blok draagt als het ware de sporen, van in sterke kantelen bewaarde tijd van toen.
Van fierheid van hier in abele spelen – van voor onze tijd.


Mieke Hill (St.Idesbald)

Een huis bijna in de zee: Mike hill.
Hier is men alleen met het gepons van de zee.
Oneindigheid staat tussen ons.
Velen komen hier maar één keer per jaar, anderen gaan maar één keer per jaar weg.
Tussendoor worden kaartjes geschreven, om nadien te horen dat het leuk was hier te staan.
Met vuurtorens, aan de kim die meer leegte zoekt dan hij kan onthouden of met uitzicht op de
Grenzeloze verlorenheid, waarin zelfs bunkers van gebouwen klein zijn geworden.


Casino

Weggaan. En terugkomen
Dromen. En niet meer dromen.
En niet meer weggaan.
En echte weemoed, niet om hoe je vroeger was, maar hoe het vroeger nooit is geweest
De herinnering aan wat nooit heeft bestaan
Ik steek nog even een sigaar op, drink nog even een tas koffie al of niet met versnaperingen.
Ik mijmer, we hebben de tijd… om overmorgen iets te hebben achtergelaten.
Daar hebben we vandaag voor gezorgd.
Voor sterfelijkheid.


Oud-gemeentehuis (Oostduinkerke)

Voor de deur heeft een beeld zich gevestigd, een dansend duet.
Het heeft hier een adres
In dit huis blijft geschiedenis binnen, daar dienen deuren voor.
De harde werkelijkheid troont boven iedereen uit.
Daar ziet een trouwe paardenvisser neer op ’t dorp
Het uur van de beiaard klinkt schel, tot boven de partituur van het visserslied.
Daar waait de branding van de wind een zee van tijd heen en weer.


Toeristische bank (Wulpen)

Wij zaten op een bank op het dorpsplein
Een ode aan paster Leroy, uitkijkend over.
Er was veel beneden. Eindeloos de velden, de weiden
Er was ook boven, melkweg, hiernamaals
In de schaduw waakt Sint Willibrord. Van geboorte of dood, zei jij of ik,
blijft het eerste toch het grootste wonder.


José Chamon

Een leuk briefje van Ina Stabergh aan Ferre Denis, secretaris VVL

Beste Ferre Denis,


Onlangs verscheen mijn dichtbundel Darwin en ik.
De eerste lovende recensies zijn geschreven en al gepubliceerd op de website van de uitgeverij.

Mag ik u vragen om deze recensies ‘zichtbaar’ (leesbaar) te maken voor alle leden van de VVL?
Ik vermoed (ben er zeker van!!!) dat Suzanne en Thierry hierin heel wat tijd en energie hebben gestopt en mijns inziens verdienen ze een ruime(re) verspreiding van hun werk als recensent.

Dit kan als volgt:
Ga naar www.uitgeverijdebrouwerij.nl
Klik op Darwin en ik -> Thierry Deleu in De Geletterde Mens & Suzanne Binnemans in "Stroom" nr.35 pag.45 t/m 47.

Dank bij voorbaat voor uw moeite!
Hartelijke groet,

Ina
Avondklok



Strooptrage winter. Zangen verwaaien over vermolmd
hout. Er zijn letters genoeg, vertrouwd als postbestellers.
Mensen willen helemaal niet weten waar alles eigenlijk
over gaat. Ze fluiten zachtjes achter reeds gevallen doek,
om ter snelst de lichten dovend. Daar zitten ze dan achter
hun luiken, de legioenen van verdwaalden. Wanneer we niet

uitkijken zullen farizeeërs de wereld erven. Wachtwoorden
kraken. Demontage. Vreemdelingen vermijden frontlijnen,
buiten. Morgen zullen ze in hun opschrijfboekjes plaats
en uur noteren. Er gaan heldere gebeden vuurwaarts, en
het is alsof wat wij doen niet echt is. Men fluistert dat
ondank van een kind nog feller bijt dan addertanden.

Bert Bevers

U kunt Avondklok ook bekijken, door op deze link te klikken: http://www.youtube.com/watch?v=u1a3XTWu-gQ

ik heb nooit van de mensheid gehouden

ik zou niet weten dan
hoe mij mijn geliefde voor te stellen
of welke foto aan de muur te prikken
in kleur of in zwartwit
en of ik die liefde voor de mensheid
ook pornografisch kan bedrijven
kwijlend op mijn kussen, lekkerbekkend
tussen de lakens van Artsen zonder Grenzen
ik, ik hou enkel van Steven, Stéphane en Etienne
van Magda, Leentje en Leni
en natuurlijk van Mariette
(ondanks haar o zo lelijke versleten naam)
daarmee schrijf ik al geschiedenis
in veel zevende hemels
maar de mensheid: waar moet ik die zoeken
op mijn digitale tv?
en al evenmin ben ik ooit de wereld
vol moed en eigenwaarde tegemoet getreden
want welke richting moet ik dan op:
links of rechts, de haven uit of landinwaarts
het vliegtuig op of blijven hangen
in de lauwe sfeer van een Zaventems dorpscafé
och ja mensen doen net zoals de herfst
graag zo megalomaan en pompeus
dat ze de volle mensheid liefhebben
en in harmonie leven met het Al en de kosmos
ik die door de wolken niet eens de poolster kan zien
ben nooit in dat land van Al geweest
hooguit in Gent, Bohan, Verviers, Bredene
en bij wegomleiding eens in Scheldewindeke
ik: immer naar Afrika gereisd?
een paar keer naar Kampala, Nairobi en Mombasa ja
en die stad hier die me schellend van de straat blaast
heb ik nooit in zielsvervolmaking of verdwazing omarmd
nuchter omhels ik alleen en dan nog uitzonderlijk
vroeg-20steeeuwse lantaarnpalen
en in het passende seizoen misschien ook
een koppel vruchtbare Japanse kerselaars
“zie de mens!” wordt van bovenaf gewezen
“zie de mens!” “kinderen, ziedaar de mens!”
ik zou (bij God & Zeus) niet weten waar gekeken
 
 
Eric Rosseel
Kunstgalerij Mens & Natuur

Maenhoutstraat 75a - 9830 Sint-Martens-Latem

nodigt U van harte uit op de
OPENINGSNAMIDDAG
op zaterdag 28 november
van 14:00 tot 19:00 uur

met receptie
muzikale intermezzo’s door Rudy De Sutter,
piano – klassiek, Europese jazz, improvisaties

TENTOONSTELLING
28 november 2009 – 17 januari 2010

Jan Maria DONDEYNE
Alsof het gedroomd is ...

“Ik heb een intens en innig contact met moeder aarde en haar dochters
Flora en fauna. Alles, wat ik doe, wanneer ik voor en naar de natuur
schilder, is met hen direct communiceren. De doeken, die zo ontstaan,
zijn een geschilderd verslag van wat ze me vertellen...”
zegt Jan Maria Dondeyne (Leuven, 1958) over zijn kunst.

Van dromerige impressionistische landschappen over bijna geabstraheerde
composities naar een - à la Mondriaan - quasi analytisch beschouwen van
de natuur: tussen deze spanningsboog beweegt zijn eenheidsbeleving en
weergave van een diep ervaren schoonheid.

Openingsuren Galerie:
donderdag-, vrijdag-, zaterdag- en zondagnamiddag
14:00 t.e.m. 18:00 uur en op afspraak
http://www.mens-en-natuur.com/

Organisatie:
Arnold Eloy, Maenhoutstraat 75a, 9830 Sint-Martens-Latem
Tel. 0496-80.57.99 - E-mail: arnold.eloy@skynet.be
Alphonse D’Heye, impressionist

stelt eigen werk tentoon in Art Gallery
vanaf 21.11.2009 tot 28.02.2010
25 december en 1 januari: gesloten

Zeedijk 652 Digue
B. 8300 Knokke-Zoute
open: zaterdag - zondag -14.00 – 18.00 u.
of op afspraak.

Alphonse D’HEYE * impressionist *
" Lands' End "
Dorpsplein 7
NL. 4529 GJ EEDE (Zld.)
Tel. + 31 / 117 49 41 48
Fax. +31 / 117 49 41 49
GSM: +32 / 495 844 125
mail: info@artonline.be
website: http://www.artonline.be/

Gastredacteur (zie linkerkolom) JOSE CHAMON - deel 4

Militaire begraafplaats
Coxyde Military Cemetary beschermd als monument


De Britse begraafplaats Coxyde Military Cemetary in de Robert Vandammestraat werd met ingang van 22 januari 2009 beschermd als monument en dit omwille van haar historische waarde, meer bepaald de historische context en de militair-historische waarde. De Militaire Begraafplaats Coxyde Military Cemetary getuigt van de geallieerde militaire activiteiten aan de kust tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Deze oorspronkelijk Franse begraafplaats, werd in de periode juni-november 1917 door Britse troepen gebruikt. Later in de oorlog werden er naast Fransen ook mannen van de Britse zeemacht begraven. Na de oorlog werden nog meer dan 50 graven toegevoegd, terwijl de Franse doden ontgraven werden. Naast de 1517 doden uit de Eerste Wereldoorlog liggen er 155 Britse doden uit de Tweede Wereldoorlog, die stierven tijdens Operatie Dynamo in mei-juni 1940 of behoorden tot de luchtmacht. De meest gekende dode is ongetwijfeld dichter Thomas Ernest Hulme.
De begraafplaats werd ook beschermd omwille van haar artistieke en historische waarde, meer bepaald architectuurhistorische waarde, namelijk als vrij unieke begraafplaats in Vlaanderen gelegen in de duinen. Haar ontwerpers, Edwin Lutyens en GH Goldsmith, creëerden een stijlvolle toegang met toegangspijlers, bekroond met een urne en twee paviljoentjes met rondbogige openingen en een tentdak. Centraal vooraan staat de ‘Stone of Remembrance’, centraal achteraan tegen een duinhelling het ‘Cross of Sacrifice’. Het geheel wordt getooid met bloemperken en jonge eiken.


Geschiedenis


De ‘Coxyde Military Cemetary’ is de grootste militaire begraafplaats aan de Belgische kust. Ze telt 1517 graven van de Eerste en 155 graven van de Tweede Wereldoorlog. Deze begraafplaats is uniek door haar ligging in de duinen te midden van een zee van groen. Het ontwerp van deze begraafplaats werd toevertrouwd aan Sir Edwin Luytens (1869-1944). De ‘Stone of Remembrance’ bij de toegang is ook een idee van Luytens. Het is geen altaar, maar een monoliet van tien ton portlandsteen, die de eeuwigheid symboliseert. Als opschrift koos Nobelprijswinnaar Rudyard Kipling bekend van o.m. ‘the Jungle Books’, een vers uit het bijbelboek Ecclesiasticus (of Jezus Sirach): ‘Their Name liveth for evermore’. Luytens kantte zich tegen opvallende religieuze symbolen, tenzij op individuele grafstenen. Daarom had hij het moeilijk met het ‘Cross of Sacrifice’ dat op elke Britse begraafplaats voorkomt en dat een idee was van die andere grote Britse architect, Reginald Blomfield, de ontwerper van de Menenpoort in Ieper. Het Offerkruis komt, volgens de grootte van de begraafplaats in drie lengtes voor, van 4,5 tot 9 meter. De ‘Stone of Remembrance’ komt alleen voor op grotere begraafplaatsen.



Eerste wereldoorlog


De 1517 doden van de Eerste Wereldoorlog vielen bij de verdediging van de sector Nieuwpoort. Tussen de Noordzee en Nieuwpoort-stad losten de Britse troepen de Fransen af gedurende zes maanden. Deze troepen dienden de Britse aanval vanuit Ieper te steunen die tot doel had de Noordzeehavens Oostende en Zeebrugge in te nemen. Duitse U-boten vanuit die basissen hinderden fel het troepen- en goederentransport over het Kanaal. Omdat de aanval bij Ieper stokte en uiteindelijk zou vastlopen in de modder voor Passendale, kwam de ondersteunende aanval bij Nieuwpoort er niet. Integendeel, de Duitsers hadden lucht gekregen van de Britse plannen en op 10 juli konden ze het geallieerde bruggenhoofd ten oosten van de IJzer grotendeels veroveren (Operatie Strandfest). Van de hele Britse eerste divisie konden maar een 80-tal man ontkomen. De rest werd gedood of krijgsgevangen gemaakt. De tweede Britse divisie (de 32ste) werd grotendeels ongemoeid gelaten omdat ze tussen Lombardsijde en Nieuwpoort een gebied verdedigde dat onder water kon gezet worden.Voor de Britten kwam die aanval te vroeg. Hun artillerie was nog maar op één derde van haar normale sterkte gebracht. Omdat de Duitsers een aanval bleven vrezen, hielden ze de hele sector in een wurggreep met uitzonderlijk zware beschietingen. Britse Somme-veteranen spraken van ‘the heaviest ever known’. Volgens getuigenissen van de Australische en Schotse eenheden gebruikte het Duitse leger op 10 juli voor het eerst mosterdgas. Dit is twee dagen vóór het bij Ieper gebruikt werd.


Tweede wereldoorlog


Bij de 155 doden van de Tweede Wereldoorlog kunnen we twee grote groepen onderscheiden. Er is een aanzienlijke groep militairen die in mei-juni 1940, bij de verdediging van de perimeter rond de haven van Duinkerke, om het leven kwam. Ruim 330.000 Britten en Fransen en enkele tientallen Belgen konden toen vanuit de haven van Duinkerke en vanop het strand tussen Duinkerke en De Panne geëvacueerd worden en zo ontsnappen aan Duitse krijgsgevangenschap (Operatie Dynamo). Om die operatie te doen slagen, dienden anderen de Duitse Blitzkrieg af te remmen. Tijdens de terugtocht in de duinen verborg een Brit bij deze begraafplaats een zilveren bestek, gewikkeld in een pamflet dat door de Duitsers was uitgegooid om de geallieerden tot overgave te overhalen. Hij overleefde de evacuatie en kwam na de oorlog - niet zonder moeite- zijn bestek terughalen.Opvallend in Koksijde is het grote aantal piloten en vliegend personeel: minstens 45 van de 155 doden maken deel uit van de luchtmacht. Die zijn in de loop van de oorlog, vooral in 1944, door Duitse jachtvliegtuigen of door luchtafweer neergehaald toen ze op weg waren om Duitse doelwitten te bombarderen.

José Chamon


Herdenkingen:
26 mei: plechtigheid ‘Dag van de herinnering’ (ook op het Hegerplein)
8 sept.: Plechtigheid van ‘the British prisonners of war association’ (ook op het Hegerplein)
11 nov.: Wapenstilstand (ook op het Hegerplein en aan de Vrijheidsstaat en kerkhof van Oostduinkerke)

22 november 2009



Crisis?


Ik ben een ongebreidelde levensgenieter. Ik ben niet conservatief. Ik ben ook niet verdoofd door het heersende neoliberalisme, met de slagzin “ik koop, dus ik ben”.
En toch lijkt het erop alsof nu een aantal zaken bereikt is waar de oermens slechts van kon dromen. Ik denk aan de onbeperkte stroom van alle soorten vruchten, aan de afstelbare binnenklimaatregeling, aan de moderne media.
Heeft de moderne mens daarmee de ideale toestand van weelde en overvloed bereikt?

Ik opteer helemaal niet voor een conservatief pleidooi van schuld en boete, een soort van “vernieuwde nederigheid”.
Wij leven in een tijd waarin de mensen niet langer veroordeeld zijn tot zware lichamelijke arbeid of onderworpen aan een knellende moraal. Laten wij onszelf niet belasten met een nieuw schuldgevoel (zondebesef). Ik heb geen schuldgevoelens (meer).

Voor de meeste westerlingen zijn welvaart, veiligheid en vrijheid enorme toegenomen; woorden als “schaarste” en “tekort” doen geen recht meer aan de huidige situatie. Maar… bij gebrek aan gebrek verzinnen velen daarom tekorten en vergroten minieme toestanden enorm uit.

Door dit gebrek aan realiteitszin is het moeilijk om goed om te gaan met de crisis. Deze nieuwe ethiek staat haaks op wat ik wil en hoe ik leef. Ik ben echter geen egoïst pur sang: om te voorkomen dat deze ethiek ons verpest, ben ik voorstander van een nieuwe ethiek, van nieuwe waarden, een nieuwe moraal, nieuwe omgangsvormen.

Ik breng de boodschap van de verandering.
1° Wij moeten niet naar het mogelijke, maar naar het onmogelijke verlangen.
2° Wij moeten ons afkeren van slechte gewoonten, zoals ingesleten ondoordachte meningen en voorstellingen.
3° Ik ben voor een derde generatie van liberalen: de cultuurliberalen.

Wat is cultuur? De nieuwe cultuur heeft allerlei vormen, zoals sereniteit en mystiek, kunst als spiegel en als magische bol. Cultuur is ook spanning tussen het gewone leven en het avant-gardistische. Deze spanning moet blijven.

Wie niet door het meer-dan-grote wordt gegrepen, behoort niet tot de Homo sapiens.

Joris Dewolf

21 november 2009

TENTOONSTELLING WERK WIJLEN MARCEL COOLSAET

De Culturele Raad en het Cultuurcentrum nodigen u vriendelijk uit op de vernissage van de tentoonstelling van


Marcel Coolsaet

Zoekende mens
1927-2007

op vrijdag 27 november 2009, om 20 uur in OC de Cerf, Kerkstraat 1 in Gullegem.

Een receptie wordt u aangeboden door het gemeentebestuur Wevelgem.
Welkomstwoord van Mevrouw Lobke Maes, Schepen van Cultuur
Toelichting door kunstcriticus Guy Van Hoof.

Tijdens de tentoonstelling wordt een catalogus aangeboden aan € 5. Nadien te verkrijgen in CC Guldenberg.
Gelieve in te schrijven tegen maandag 23 november 2009. Dit kan elektronisch via cultuurcentrum@wevelgem.be
of telefonisch: 056/433 495 met vermelding aantal personen.

19 november 2009

Gastredacteur (zie linkerkolom) JOSE CHAMON - deel 3

Bouba leert Koksijdenaren Afrikaanse keuken proeven.


Op 5 december 2009 wordt om 18.30u. in de Kerkepannezaal in Sint-Idesbald een Afrikaanse avond georganiseerd door Boubacar Bah en de dienst Internationale Samenwerking.


“ Ik heb jaren geleden nog een Afrikaanse maaltijd klaar gemaakt in het kader van 11.11.11., heel wat Baaldjenaren waar ik dagelijks de straten opruim en kuis, vonden dit een uitstekend idee en porden me aan om opnieuw zo’n avond met passende maaltijd te organiseren. Voor de prijs van 10 euro wordt het natuurlijk geen hoogstaande culinaire proeverij, maar na een Afrikaans aperitief maak ik een Maambo, een typische Congolees gerecht, met alles erop en eraan. Tijdens en na de maaltijd wordt gevarieerde Afrikaanse muziek op de aanwezigen losgelaten,” weet Boubacar Bah te vertellen.


Boubacar Bah was een politiek vluchteling uit Guinea, maar is in tussentijd Belg geworden. De goedlachse en sympathieke straatveger bij het gemeentebestuur van Koksijde, voelt zich intussen goed thuis in Sint-Idesbald.


“Ik maak sinds vele jaren een beetje deel uit van het decor in de Strandlaan, mijn werkdomein,” lacht Bouba, zo noemen de Koksijdenaren hem. “Als ik er eens een week niet ben, dan vraagt iedereen zich af of ik ziek ben, of ergens op reis. Ik woon al van in 1990 in België, mijn echtgenote en drie kinderen konden omwille van paperassen en mijn status mij pas in 1996 vervoegen. Ik paste mij met degelijke kennis van het Frans, Engels en Duits, die ik had, bijzonder goed aan. In Guinea was ik ambassadeambtenaar en werkte ook een tijd als tussenpersoon voor een grote Duitse firma. Een nieuw regime, één van de zovele in dit onstabiele land verplichtte mij om ijlings te vluchten. Vrouw en kinderen bleven achter in de hoofdstad Conakry. In 1993 kon ik naar Senegal vliegen, een buurland van Guinea, daar zag ik na jaren mijn familie terug. Ik kwam oorspronkelijk in Brussel terecht en pas daarna in Koksijde. Ik heb hier dan eerst wat in restaurants gewerkt en ook een korte mijn eigen snackbar opengehouden. Maar dat lukte niet echt, de mensen zijn hier erg achterdochtig. Toen mocht ik als straatveger beginnen aan de gemeente en meteen had ik een zekerheid. Nu kan men me elke dag terugvinden in de Strandlaan en de Baaldjenaren dragen met in hart, daar ben ik zeker van. Ze slaan graag een praatje, toeteren of wuiven.”


Eenzaam


“De jaren zonder mijn gezin waren moeilijke en eenzame jaren, maar nu ben ik heel blij dat we samen zijn. Mijn kinderen gingen in Koksijde naar de gemeenteschool en konden al heel vlug Nederlands spreken. Ikzelf spreek beter Frans, maar ik volgde ook Nederlands. Anders begreep ik mijn kinderen niet meer als ze onder elkaar spraken. Voor hen was het niet zo moeilijk om zich te integreren. Zij deden het als het ware al spelend, maar mijn vrouw Fatoumata had het heel wat moeilijker en het vergde een hele tijd om aan de Westerse levensstijl te wennen. Na hu lager onderwijs trokken de kinderen naar het Koninklijk Atheneum in Veurne en volgen intussen de leergangen aan de universiteit in Gent en speelden ook voetbal bij KVVC. Mijn oudste zoon Thierno studeerde inmiddels af als licentiaat Toegepaste Economische Wetenschappen en is momenteel tewerkgesteld bij Deloitte in Brussel, Mamadou, volgt de leergangen bedrijfsbeheer en management en Oumar zit in zijn tweede jaar burgerlijk ingenieur, bouwkunde. Tijdens de week zitten ze in Gent, maar zijn blij om in het weekend tussen hun Koksijdse vrienden te mogen toeven,” doet Bouba zijn levensverhaal.


Gemis


Toch mist Bouba zijn familie en broers, die in Guinea bleven en daar zijn sociale werking verder zetten. In hun dorp hadden de Boubacars een school en een dispensarium opgebouwd. Zijn familie houdt dit alles zo goed als mogelijk in stand. In het hele dorp Ndire-Touloun zo’n 1200 inwoners groot, was er geen waterleiding. Bouba kon daar iets aan verhelpen door fondsen te vinden om waterputten te boren. Momenteel is hij op zoek naar geld voor het betalen van de leerkrachten in het schooltje en het bouwen van een omheining rond de kweekvelden. Nu worden alle geteelde groenten ’s nachts door dieren opgegeten. Het dispensarium heeft gebrek aan medicijnen en medisch materiaal. Bouba is tevreden in Koksijde en vooral gelukkig om niet in een grootstad te zijn beland.


“We zijn hier heel gelukkig, België is gewoon mijn tweede vaderland geworden. De kinderen genieten van een uitstekende opleiding en er wacht hen een mooie toekomst. In Brussel bijvoorbeeld zouden we nooit zulke mooie kansen gekregen hebben als hier. De kinderen zijn ondanks hun huidskleur goed opgevangen en lopen niet zomaar op straat rond. Ikzelf ben gelukkig met mijn job aan de gemeente. Het is alleen spijtig dat er geen andere mensen uit Guinea hier in de buurt wonen, waarmee we ons dialect kunnen uitwisselen.”


José Chamon
Voor meer info over de Afrikaanse maaltijd kan terecht bij Fien Leerman of de Dienst Internationale Samenwerking. Tel. 058 51 08 92/0494 50 28 47

vijf - zeven - vijf

de regering valt
kabinet had voorkennis
postjes al verdeeld


achter de balie
vier neptieten op een rij
de bezoeker bloost


secretaresse
wast haar van de minister
het schuim geilt hem op


wanneer de nacht valt
de drank benevelt de geest
de minister waakt


ambitie schroeit
kabinet in vuur en vlam
de minister stookt


Joris Dewolf

Mooi gedicht van Jan Huyghe

Bas


waar ik ooit huisde
met broers en zus
schommelt weer de wieg

aan het graf
van vader en moeder
heb ik die tijding
gefluisterd

door de wolken heen
antwoordde de zon
met een schittering
op hun namen

vederlicht
blijft het nest

Jan Huyghe

18 november 2009

Drie nieuwe boeken.

Dorp aan de Demer - volksroman van Jef Mangelschots
Donderdag 26 november 2009 om 19.00 uur
Stadhuis te Hasselt
Het boek kan worden verkregen tegen 15.00 euro.


Blijven - dichtbundel Ingrid Lenaerts
Zaterdag 28 november 2009 om 10.30 uur
Bibliotheek
Sint-Willibrordusplein 8
3550 Heusden-Zolder
De bundel kan worden verkregen tegen 10.00 euro.


Stille ruiter - dichtbundel Jan Nies
Zaterdag 12 december 2009 om 20.00 uur
Stedelijk Muziekconservatorium te Hasselt
De bundel kan worden verkregen tegen 20.00 euro.

17 november 2009

Plaisir d' Amour

PLAISIR D’AMOUR

- een erotisch poëzie- & muziekprogramma in twee delen met korte pauze -

VERA ALEXANDER BEERTEN, ROGER NUPIE & JULES GILLES


Vera Alexander Beerten & Roger Nupie lezen uit eigen werk en gedichten van o.a. Carlos Drummond de Andrade, Tom Lanoye, Gerrit Komrij & Gerard Reve. Pianist Jules Gilles improviseert op erotische thema's.

Donderdag 19 november, 20u30.
Den Hopsack
Grote Pieter Potstraat 24
2000 Antwerpen
Gratis inkom - opgelet: beperkt aantal plaatsen. Er kan niet gereserveerd worden!
Ingezonden door Ruud Poppelaars


Reisimpressie van een vreemdeling


Umeu Bartelds, Rotterdams dichter, geboren 1990,
Guinee-Bissau (West-Afrika) op locatie met Columbiaans-Amerikaanse muze


Dat het dan de nacht is die ons uit het vage licht opgraaft en in een nieuw graf legt. Dat ik de verwonderde klaagzang ben van een vogel die boven de sawa's het overvloedige najaarsseizoen hervindt. Dat ik je naaktheid heb gezien door een sleutelgat van licht en op slag weer maagd ben geworden. Dat is de vrijspraak van onze liefde.
Nu staan we tegenover elkaar en mijn hand die vindt een weg. Jouw borst die zich zo gewillig legt in de som van mijn vingers.
Ons hart ontbindt op het ritme van de slag, bezwijkt en stolt, vordert in de nacht van maanzaad en amandel.
We weten dat geen bestemming er nog toe doet, en toch vertrekken we. Jij draagt een kaars en een kaart, ik teken een klaproos in het zand. We bidden vaarwel en springen van de rand. Zo zullen onze stemmen barsten in de teraardebestelling van de schemering beitelen.

Zo schreef mij Umeu Bartelds otojeu op 14 juli 2009 per mail; vanuit de verte; hij was 7 maanden onderweg; begonnen in China, daar in de drie grootste steden in het noordoosten geweest; Shanghai, Beijing en Xi'an. Daarna per roadtrip door Nieuw Zeeland. De volgende halte was Australië. Daar heeft de hij de dichter de hele oostkust afgereisd, van Sydney naar Cairns en van Adelaide weer terug naar Sydney. Een groot deel daarvan gelift. Na drie maanden backpacken en smerig werk doen, gaan uitrusten in Thailand. De grootste toeristische attracties inclusief Bangkok bezocht. En tot slot een paar weken op Bali vertoefd “en toen zat ik weer in een vliegtuig richting Schiphol” aldus Umeu (die overigens ook op internet publiceert onder de naam The Stranger).

En dat het niet altijd meezat blijkt onder andere uit dit postje van 15 maart 2009:

“…ja met mij is alles goed, D ik zit in Sydney nu, great out here! hoe gaat het met jou? De laatste paar dagen in New Zeeland waren saai en eentonig en uiteindelijk vruchteloos. We hebben onze van niet kunnen verkopen, dus nu laten we dat ding verkopen door iemand anders. Nou maar hopen dat hij er beter in is dan wij…”

of deze van 1 juni 2009

“…nog 2 maanden, of misschien anderhalve maand nog, ligt aan hoeveel geld ik verdien deze week met door vieze holen kruipen en een huis termiteproof maken: P
Verder is alles goed:) …”

Je hebt een poëtisch verslag geschreven van je reis, kun je daar wat meer over vertellen?
Het is eigenlijk een groot prozagedicht. Het bestaat uit een proloog, epiloog en een hoofdstuk voor elk land dat ik bezocht heb. Elk hoofdstuk heeft acht strofen van acht regels. Ik weet eigenlijk niet waarom ik dat getal zo gekozen heb. Toeval? De opbouw is geïnspireerd op het boek Freddy Neptune, van Les Murrays, een Australische dichter. Het is heel erg beeldend en er zijn ook wat oudere gedichten doorheen gemixed. Wanneer het echt helemaal af is hoop ik het uit te kunnen geven.

Hieronder een voorbeeld: Voyaga: Terra Incognita

Om mij heen lag de wereld als een hoer met goddelijke rondingen.
Zoveel kleuren. Ik ben opgegroeid in een schemerwereld,
het land van grijs wolvenlicht; Alles is er grauw zelfs de diepte
in de ogen van de maagd met Helleense borsten. Maar dit land
riep mijn naam niet, ze schreeuwde het: Umeu, kind van Sirius,
betreedt mij! Ontmaagding; ik kuste de aarde en toen ik opkeek
zag ik een circus van paars Arabische doeken. Duitse herders
onderhandelden met volbloeden over de prijs van een Thaise

Reserveerde je vaste momenten om te schrijven?
Eigenlijk niet, ik heb ook veel minder geschreven dan voordat ik weg ging, ook veel minder dan dat ik dacht dat ik zou doen. Maar ik maakte me daar toen eigenlijk niet zo druk om, ik had veel te veel plezier. Eric Rosseel die heeft me daarop gezegd dat een blij mens niet dicht.

Een laatste vraag dan; Heb je nog een visie op de toekomst? Of een plan?
Ik ben nog niet helemaal gesettled in Nederland, ik heb dan ook nog niet echt een concreet plan. Ik heb wel een hoop ideeën, maar daar kan ik nog niet veel meer over zeggen. Ik ben zoals gewoonlijk elke eerste woensdag van de maand in de Dichtclub van Rotterdam en verder doe ik mee aan wedstrijden als Write Now. Wel organiseer ik voor volgend jaar Valentijnsdag een podium met dichters voor de onthulling van een kunstwerk in Delfshaven, Rotterdam. Dit is de website http://www.magichappens.nl/lockoflove/autoviewer/default.html
Binnenkort zal daar ook meer informatie komen te staan over het podium en de daaraan verbonden wedstrijd.

Voorstelling poëziebundel

Blijven
door Ingrid Lenaerts

Zaterdag 28 november 2009 om 10.30 uur
Bibliotheek
Sint-Willibrordusplein 8
3550 Heusden-Zolder

U bent van harte welkom op deze voorstelling
Programma
- Voorstelling van de gedichten door Dr.Dirk Dhollander;
- Edith Oeyen vertelt over Ingrid Lenaerts en haar poëtisch werk;
- Jitske Kingma uit Leeuwarden zal in enkele bewoordingen de uitgeverij "Elikser " toelichten;
- Muzikaal intermezzo door Robin Clerkx (student Sint-Franciscuscollege);
- Drankje aangeboden door het gemeentebestuur.

Toegang gratis! Graag vooraf een seintje van je aanwezigheid!
Mail naar: reservaties.bibliotheek@heusden-zolder.be
Meer info op 011/80 80 90 of bibliotheek@heusden-zolder.be
http://www.heusden-zolder.be/bibliotheek
Een organisatie van “Bibliotheek Heusden-Zolder”

15 november 2009

Uit ons archief: "Dichters des Vaderlands" - een project van http://poëzieinvlaanderen.blogspot.com

Wel komen er elk jaar meer stads-, dorps- en gemeentedichters bij. Er zijn twee plattelandsdichters en er is zelfs een beekdichter! Met het nieuwe project 'Dichters des Vaderlands' verzamelde Tine Moniek! voor haar website poëtisch materiaal waarin een Belgische stad of dorp een belangrijke rol speelt. Ze sprak daarvoor massaal een pak Vlaamse dichters aan.

Wat blijkt:? Literaire odes aan één of andere Belgisch gehucht of gedichten waarin één of andere Belgische kerktoren in of tussen de regels figureert, er zijn er ontzettend veel! Voor Gedichtendag 2009 krijgen een honderdtal Belgische dorpen en steden een plaats op de poëtische landkaart. Nieuwsgierig?

Ontdek dan op 29 januari 2009 onze Dichters des Vaderlands via http://poezieinvlaanderen.blogspot.com. ‘Dichters des Vaderlands’ is een initiatief van http://poezieinvlaanderen.blogspot.com i.s.m. compagnie de URN vzw. Meer info is ter verkrijgen bij Tine Moniek, eenkoppige redactie van de website. (tinemoniek@gmail.com of 0485/50 11 45)

Een stukje geschiedenis:
Drie jaar terug kregen meer dan 100 dichters onderdak in één gedicht (zie: http://users.skynet.be/fa020698/parlando.htm). In het jaar met als thema 'de stilte' werd het gedicht 'Melopee' opgefrist (zie: http://www.compagniedeurn.be/parlando/melopee/). En vorig jaar stond Gedichtendag in het teken van 'De Dichter en de Dingen'. Daarbij ontstond: http://www.compagniedeurn.be/gedichtendag/. Lijst met alle deelnemende dichters in willekeurige volgorde: Bert Lema, Régine Wechsler, Dimi Verbelen, Bert Bevers, Herman Leenders, Peter Holvoet-Hanssen, Louis Jacobs, Bart Miller, Edith Oeyen, Patrick Lateur, Ingrid Lenaerts, Frédéric Leroy, David Troch, Dirk en Herlinda Vekemans, Lidy De Brouwer, Marleen De Smet, Joris Denoo, Patricia Lasoen, Marc Tiefenthal, Frederik Lucien De Laere, Dimitri Casteleyn, Luc C. Martens, Hannie Rouweler, Ina Stabergh, Mark Meekers, Leentje Speybroeck, Toon Vanlaere, Bart Plouvier, Jan Heyvaert, André Sollie, Stefan Hertmans, Albert Schrever, Miel Vanstreels, Rino Feys, Jan Pollet, Ann Van Dessel, Lisette Waterschoot, Eva Cox, Rose Vandewalle, Jef Versmissen, Hendrik Carette, Floor Deroo, Didi De Paris, Lies Van Gasse, Paul Rigolle, Luuk Gruwez, Christophe Vekeman, Philip Meersman, Jef Aerts, Richard Steegmans, Patrick Cornillie, Jan Posman, Germain Droogenbroodt, Pat Donnez, Arno Bontjager, Norbert De Beule, Hilde Keteleer, Willie Verhegghe, Dirk Elst, Rik Dereeper, Simon Van Buyten, Johan de Boose, Gerrit Achterland, Daniël Billiet, Tine Verschoot, Thomas Blondeau, Frank Pollet, Yerna Van Den Driessche, Antoine Légat, Saidjah Coudenys, Ivo Allewaert, Christina Guirlande, Sylvie Marie, Paul Vereecken, "Sammy Deburggraeve, Thierry Deleu, Staf De Wilde, Luce Rutten, Steven Pollet, Cathérine Ongena, Tine Moniek, Theo H.A. Slachmuylders, Jurgen Masure, Diana Freys, Sabine Luypaert, Erna Muermans, Sandrine Lambert, Benno Barnard, Geert Jan Beeckman, Alain Delmotte, Willy Spillebeen, Jan Theuninck, Maarten Inghels, Fjorton, Lut de Block en nog enkelen onder voorbehoud.

Auteur: Tine Moniek!
Email: parlando.weblog@gmail.com
Organisatie: Parlandooooooh! & compagnie de URN vzw
Telefoon: 0485/50 11 45
Vreemden op die ene dag


Ik boog voor ze en geef ze te eten
er wandelt hoop door hun ogen
hopeloos door anderen aangeklaagd
wat is onzorgvuldigheid
ik vertrek van uit onze ervaring
leven heeft me al vaker verbijsterd

ik ga er niet in mee vertrek uit ervaring
hoeveel wereldstelsels kunnen er zijn
wat is het belang van vermoeden
ik vertrek van uit onze ervaring
plaats mijn voeten stevig in de aarde

©14-11-2005
annemieke steenbergen-spijkerman

Eervolle vermeldingen

Wedstrijd "Dichters van de Ziel"
georganiseerd door het Singer Museum, Laren (NH)
op 13 januari 2008

vlucht

kom
mijn lief
geef mij je hand
laat me je leiden
in dit land
is niets meer
wat ons bindt
nee
kijk niet om
geen tranen meer
om wat was
volg mij door het duister
hou mij vast
dan
in het morgenland
zullen wij
weer lente zaaien

Maria Groothuizen


Maneschijn

Door een blauwe waas
komen de pianoklanken
van de bijna dove meester
uit Duitsland tot mij.

In droomtoestand
hoor ik het Adagio Sostenuto
en langzaam word ik wakker
in het Larens museum van William Singer.

Verdoofd en licht in mijn hoofd
ga ik huiswaarts en zoek
wanhopig in mijn ongeordende
cd-verzameling.

Ton Luiting


Herfst

De kamer heeft zich gevuld
met de geur van chrysanten.
Het behang is bruin en goud
en purper het oude bed.

Naast mij de vrouw gelukzalig
in bedwelmend naakt zij ligt.
Haar adem een beslagen raam
hangt rans in de gordijnen.

De lucht smaakt als nieuwe wijn
bitter ondoorgrondelijk
als paddestoelen van één nacht.
Het lokaas van de herfst toen

zij spon zilveren draden
tussen mij en de eeuwigheid
overwonnen niemandsland
meetbaar aan haar vlezen lippen.

Het is goed in deze tijd
te proeven tot de bodem
de rijkdom van de herfst
als een kasplant onder glas.

Thierry Deleu


Die see

Die see is vol lewe
dit skuim en dit ruis
dit wemel van haaie
die see se gespuis.

Daar's tuine van seegras
en beddings van spons.
Ook pragtige see anemone
geel, groen, rooi en brons.

Oral baljaar mense
in die see en aan die strand.
Die kinders speel met balle
en bou kastele van sand.

Gideon Visagie


Dichten

Ik ben niet saai, niet duf, maar wel gekooid
in mijn oneindige gedachten. Hier binnenin
vier ik mijn dromen bot maar nooit, nee nooit
is mijn gedicht volledig naar mijn zin.

Gelijk een spinnenweb maar dan een zonder spin,
vallen mijn vele woorden op papier en ooit
wijst inspiratie mij de weg en zin voor zin
komt mijn gedicht, maar `eeuwig onvoltooid`.

Ik rol verwezen door de tijd. Verdwaasd, ik ken
de weg niet meer. Geen vreugde geen verdriet.

Het houdt me bezig. Een herkenbaar specimen
van iemand die in strijd gaat met z'n pen.
Ik zit hier wel maar niemand die het ziet.
Soms weet ik zelfs niet eens meer wie ik ben.

Cornelis van Dijk

14 november 2009

SLIJTER OP EEN OOGST VAN GEDICHTEN - 2008-2009

Een recensie heeft twee doelen: enerzijds is consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede recensie gaan die twee samen. Door de bundel historisch, maatschappelijk en cultureel een plaats te geven, maakt de recensent zich tot een consumentenvoorlichter.

Als recensent schrijf ik voor de lezers. Niet voor de dichter, de uitgever, de subsidieverstrekkers. Of mijn recensie enige invloed heeft op de dichter of op het cultuurbeleid in Nederland en Vlaanderen, vind ik van geen belang.

Daaruit volgt dat ik, als recensent, buiten uitgever en overheid moet blijven staan. Ik mag mij niet laten annexeren door de sector en de overheid. Wie dit principe niet deelt, ruikt naar ballotage.

De lezer heeft, hoe dan ook, het laatste woord.

***
De lezer wordt in 2008 en 2009 rot verwend met bundels van Hannie Rouweler, Ina Stabergh, Frank De Vos, Edith Oeyen, Vincent Billiau, Joris Maurits Vanhaelewyn, Leni De Goeyse, Lies Van Gasse, Bärbel Geijsen en Philippe Cailliau.

Ook in 2009 verschijnt een gedichtenbundel van Hannie Rouweler, Wolken - Ankers. Rouweler (1951) is een productieve dichteres: achttien gedichtenbundels tussen 1988 en 2009! Zij debuteerde met Regendruppels op het water. Haar werk wordt vertaald in het Engels, Pools, Spaans, Roemeens en Noors.
De voor de hand liggende vraag die je je daarbij stelt, luidt: “Is veelschrijverij een ziekte? Leidt veelschrijverij tot “egotisme” van het auteurschap? Of is het een soort van strijdlust in de pen?” Nergens heb ik de indruk dat Rouweler “te drijverig” wordt. (Ja, lezer, er bestaat zoiets als pathologische veelschrijverij.) Zij bouwt echter een gigantisch oeuvre op, waarbij zelfkritiek haar niet vreemd is. In ons (beperkt) taalgebied zijn er bovendien heel wat productieve schrijvers die een hoge kwaliteit halen. Zo ook Hannie Rouweler als dichteres.
Hannie Rouweler bakt geen (poëtische) lucht. Ik bedoel dat zij nooit, - in wat zij onderneemt, - de indruk wekt ijdelheid te combineren met een verwoestende drang tot zelfbevestiging. Bovendien vind ik, - als auteur, - dat werken aan je ego geen schande is of iets waar je je voor moet schamen. Rouweler verwart kwaliteit niet met kwantiteit, zij vulgariseert of overwaardeert het geschrevene niet. Zij blijft oorspronkelijke, betekenisvolle poëzie schrijven. Dat ze hierbij haar eigen domein afbakent, kan niemand haar kwalijk nemen.
Deze overwegingen moesten mij eerst van het hart vooraleer ik haar recente gedichtenbundel recenseer.

De meeste van haar gedichten, - ook hier in Wolken - Ankers, - verwijzen naar de dagelijkse realiteit. De wereld van het concrete heeft echter altijd een dualistisch aspect. Eenvoud siert haar stijl, zowel in zegging, beeldspraak en syntaxis merk je diezelfde eenvoud, eenvoud die zij hanteert als een lokmiddel, om de lezer in het gedicht te lokken.
Meestal zwengelt zij een gedicht aan door een waarneming, zoals: Ik fiets weg van alles (blz. 7), of Nagels gelakt (blz. 19), of Een druppel glijdt van boven (blz. 23), of Vlinders, ze raken de lucht (blz. 24). Haast argeloos bouwt zij haar gedicht op.
Eenmaal je haar werkwijze door hebt, ervaar je hoe zij over de contouren van het gewone dieper in zichzelf doordringt, hoe zij onthecht geraakt van het dagelijkse. In de betere gedichten slaagt zij erin het algemene en het bijzondere te doen samenvallen. Ik fiets mij een ongeluk naar dat ene geluk (blz. 7), of elke beeldspraak/die uitdeint als lange golven op een kalme zee/naar een onbegrensde aanwezigheid/van tijd, weemoed (blz. 22), of Niets houdt een dichter tegen die/verder moet dan zijn eigen woorden (blz. 31).
Hoewel haar gedichten (bij een eerste lezing) rust uitstralen, is dit maar schijn: Alleen voor jou ruil ik alles in. Alles (blz. 19), of Bij tweelingen vlinders kun je nooit zien/hoeveel gebroken vleugels zij meedragen (blz. 24).
Ik probeerde alle sleutels op alle deuren tot ik binnenkon in elk gedicht. Ik wilde Rouweler’s poëtische aders blootleggen, om beter te begrijpen wat haar in Wolken - Ankers dreef, wat haar emotioneerde, wat haar blij of bang maakte. Zoeken naar de motieven waarom zij gedichten schrijft. Hoewel de eenvoud van haar verwoording mij hoopvol stemde, moest ik toch moeite doen om achter deze schijnbare rust aanzetten te vinden van spanningen, onverwerkte gevoelens, gewaarwordingen, emoties, frustraties uit het verleden die zich hebben vastgebeten, onzekerheid voor de toekomst.
Eén van de mooiste gedichten in de bundel is:

Nieuwe dag

Nagels gelakt. Het randje aarde van
een tuin waar ik lang in stond te wieden
verwijderd. Nagels gevijld, geknipt.
Ringen verwisseld. Praag en Antwerpen

eraan. Hoge hakjes. Donkerrood. Kleur
van rozen en wijn. Wijngaarden met
druiven voor de pluk, om op te rapen.
Toen naar de kapper gerend, haar geverfd.

Witte jurk. Smalle zoom rondtollend
in cirkels van koude dagen.
Het Noorden van me afgeschud.
IJs begraven op de bodem van de zee.

Zichtbare lijnen in mijn huid bedriegen
spiegels niet maar het ochtendlicht straalt
in mijn ogen alleen voor jou, voor jou.
Alleen voor jou ruil ik alles in. Alles.
(blz. 19)

In Wolken - Ankers voel ik afscheid, angst voor het onbekende, voorzichtige verwachtingen, drang naar (nieuwe) vrijheid, (nieuwe) gebondenheid, tijdsbesef, (nieuwe) liefde. Ook in de gedichten die zij opdraagt aan collega-auteurs en/of vrienden schuilt achter de werkelijkheid van de ontmoeting of het voorval haar (immense) behoefte om te communiceren, om interactief te zijn, om een (deugddoende) babbel te doen over wat haar (be)roert. Bij schilderijen van Roger Raveel tekent zij poëzie, beeldt zij de woorden uit in beweging en volume, in ruimte en licht. Je voelt dat zij ook een sterk plastisch vermogen bezit (lees bv. "I Beweging en Volume": En uit al die kleuren en vormen gaat de reis/terug naar wit. Wit stilleven in omlijsting. (blz. 28)
Ook haar worsteling met taal, haar taalzorg, veeleer taalbekommernis, valt op, hoewel Rouweler de lezer ook durft aan te moedigen om mee te doen (interactie, weet je nog?): Ik zal woorden uitspreken die jij niet verstaat (blz. 13), of Ik keek uit/naar wie zich als dichter voortbewoog, (blz. 31), of Ik ken je en ik ken je niet (blz.33).
"Taal stond bij mijn deur" is een meesterlijk gedicht over taal, taalattitude, taalbehandeling en –beheersing. Ik wou dat ik het geschreven had! De taal stond als een lekke band/aan de voordeur//hij wilde niet. Ik nodigde hem uit/om binnen te komen.// De taal bleef buiten staan en ik sloot de deur. (blz. 17)

Hannie Rouweler schrijft toegankelijke poëzie. Haar gedichten zijn niet gesloten (blijven niet gesloten), het zijn geen maaksels, ze hebben hart en ziel. De wijze waarop zij haar gedichten spannend houdt, iets verbergt, - er staat niet altijd wat er staat, - gebeurt zo omzichtig, met zoveel schroom dat je niet eens merkt dat zij jou accapareert. Dit is kunst!
Er is een polysemantisch duiding die de broosheid van haar poëzie niet verstoort, de dichteres gaat verder dan het verhaaltje of de eenvoudige waarneming, zij laat de lezer binnen in het verhaal van haar leven. De lezer mag zich echter niet tevreden stellen met wat hij/zij leest: er is meer tussen de dichter en hem/haar!

Hannie Rouweler, Wolken - Ankers, uitgeverij Hoenderbossche Verzen, Uden (Nl), www.hoenderbosch.nl, ISBN 978-90-75220-25-4

Bezige bij Ina Stabergh produceert alweer kwaliteitshoning met haar bundel, Darwin en ik.
Haar poëzie spreekt aan. Wat zij te zeggen heeft, staat geschreven, echter niet met de bedoeling om het snel te lezen en dan opzij te leggen. Een gedicht van Ina Stabergh moet je tijd gunnen. Zij bereist zichzelf en de andere. Zij is voortdurend op zoek naar haar grenzen, om te zien hoe ver haar vrijheid reikt.
Ook letterlijk reist zij veel en graag, maar niet de pleisterplaatsen zijn belangrijk, of de gebeurtenissen, maar vooral de mensen. Stabergh brengt hierover verslag uit, om de eigen chaos te herscheppen. Zij neemt afstand en kijkt kritisch op haar leven en op dit van de mensen om haar heen en verder af.
Haar poëzie is ad rem: er is spanning, ironische vraagstelling, flexibele vormgeving waarin zij haar ideeën giet. Bij het overzicht van haar bundels valt ook haar sociaal engagement op.

Darwin en ik is een heel bijzondere uitgave. Niet alleen omdat de bundel verschijnt naar aanleiding van de viering van de 200ste geboortedag van Charles Darwin, die 150 jaar geleden zijn belangrijkste werk The Origin of Species publiceerde, maar vooral omdat beiden, Darwin en Ina Stabergh, op dezelfde dag zijn geboren: Darwin op 12 februari 1809 en Stabergh op 12 februari 1945.

Darwin en ik laat opnieuw het brede woordlandschap van Stabergh zien. Uit alles wat zij tot nu toe schreef, spreekt de liefde voor het leven. Het leven in al zijn facetten. Weinig anderen weten dit zo trefzeker te verwoorden.
Hoewel de protagonisten een parallel spoor volgen en zich aan elkaar optrekken en zich bewegen binnen eenzelfde spanningveld, zoekt de dichter haar eigen weg, zij positioneert zich onrustig en trekt gedreven haar eigen spoor. De ambivalentie van deze bundel valt op en dit maakt dat de dichter Darwin niet naholt, maar zijn evolutietheorie een nieuwe dimensie verleent.
Onderweg toont zij zich onzeker, wisselend van stemming, zij verwoordt de pijn van het zoeken, de blijdschap van de ontmoeting, de euforie van het grote gelijk.
Ik stel vast dat Stabergh een eigen interpretatie geeft aan de evolutieleer: het evolueren (het verlangen?) naar een ander, spannender bestaan. Beschrijft zij het leven waar zij naar hunkert? Even. En wordt deze illusie keer op keer doorprikt? Wil de mens (de dichter) niet worden opgeslokt door de anonieme massa waaruit hij voortkomt? Zijn Darwin en ik twee droomgestalten die voor de lezer opdoemen, voor korte tijd de aandacht vasthouden, sympathie en bezorgdheid opwekken, om daarna weer op te lossen (of verder te evolueren)?
Ik geloof (in) de bundel. Ik ga mee in Staberghs ongeloofwaardige droom. De dichter verleidt mij om de droom te betreden, om te ontsnappen aan de werkelijkheid, om een ander leven te leiden.

Recenseren is ook onderzoeken. Er is veel in Darwin en ik dat onzichtbaar blijft, omdat het verdween of alleen in gedachten bestaat. Deze gedachten - herinneringen die vervluchtigen - verwoordt Stabergh niet altijd. Zij wil het niet of zij kan het niet. Hierdoor vernevelt zij ook haar ambachtelijkheid. Zij dicht loepzuiver, zij het soms rakelings langs het sentiment.
Ina Stabergh trekt de lezer in haar dichterlijke ruimte, je kunt ook zeggen: zij creëert een intieme ruimte waarin Darwin, de dichter en de lezer elkaar ontmoeten. Darwin zette Stabergh aan tot overpeinzingen. Met haar woorden, - zelfs in hun karigheid, - slaat zij een brug tussen boven- en onderwereld, tussen droom en werkelijkheid, tussen orde en chaos, tussen verbinding en scheiding.
Haar poëzie heeft een omsluierd meditatief karakter, maar is allerminst tobberig. Dit is een verademing. De dichter “correspondeert” met een groot verlangen naar helderheid en precisie.
Deze gedichten vragen om aandacht voor het afwezige, het perifere, voor de nauwelijks waarneembare sporen van verdwenen levens en nieuwe levens, voor het leven ertussenin. Het is een literair bijzonder geslaagde vorm van escapisme, die ons juist voor het escapisme waarschuwt. Het is een gedichtenbundel die onze aandacht verdient om meer dan alleen zijn literaire kwaliteiten.
Stabergh blijft trouw aan haar eigen manier van poëzie schrijven, ze heeft geen boodschap aan veel uiterlijk vertoon (hoewel haar stadsdichterschap daar voor enkele jaren verandering in brengt) of aan de trends in de poëzie, ze laat zich niet beïnvloeden door de smaak van het moment, ze blijft haar eigen koers varen. Zij schrijft in een zuivere en eigen stijl in hoofdzaak over mens en natuur. Haar verzen brengen naast herkenning vaak ontroering over.
Zij is ongetwijfeld een van de betere dichters in Vlaanderen en Nederland.

Ina Stabergh, Darwin en ik, Uitgeverij de Brouwerij Maassluis, 2009, ISBN: 978-90-78905-33-2

Graag vraag ik je aandacht voor Bedichting van een dorp, een schoolvoorbeeld van evenwicht tussen soberheid en schoonheid. Zo bewijst Frank De Vos dat het ook anders kan. Dit maakt het voor debuterende dichters gemakkelijker om zelf (of in publishing on demand) uit te geven. Wat telt, is de kwaliteit van de gedichten.
Wat is kwaliteit? De term “kwaliteit” is heel subjectief. Wat onderscheidt goede poëzie van slechte poëzie? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. Voor mij geldt in ieder geval dat goede poëzie aandacht voor zichzelf vraagt en deze aandacht beloont met een bepaalde indruk. Ze moet iets teweegbrengen. Is het doel van poëzie niet: communiceren? Dit streven naar kwaliteit is heel moeilijk.
Wat is kwaliteit in de poëzie? Transparante strofeopbouw, geen moeilijke woorden, geen hinderende leestekens, verstechnisch oké, verrassende beeldspraak, rijm kan, helder thema, duidelijke boodschap, aansprekend, vlot te lezen, liefst melodisch ritme, aanzetten tot (na)denken, spanning, een climax.

Wie kan zeggen dat hij/zij veel weet van poëzie? Kun je een opleiding volgen? Kritiek is het beste dat je als schrijver kan overkomen, je ziet dan pas echt of je poëzie iets waard is of niet.
Daarom dit voorstel: waarom geen Vlaamse School van de Poëzie (VSP) beginnen? Vlaamse School van de Poëzie moet kinderen en jongeren in en buiten het onderwijs op een effectieve en plezierige manier in aanraking brengen met poëzie. VSP moet hun de kans geven zowel actief als passief de waarde van poëzie te ontdekken.
De VSP zou een voortrekkersrol kunnen spelen in het ontwikkelen en uitvoeren van poëzieprojecten voor kinderen en jongeren vanaf de basisschool tot het einde van het secundair onderwijs. De VSP kan lesmateriaal en lesmethodieken ontwikkelen. Ook kan zij culturele uitwisseling tussen scholen en lokale culturele initiatieven bevorderen.
De Vlaamse School van de Poëzie moet de brugfunctie benadrukken door binnenschoolse werkvormen te combineren met buitenschoolse activiteiten.
De School zou projecten kunnen ontwikkelen in samenspraak met scholen, cultuurcentra en musea. De VSP fungeert als laboratorium voor de ontwikkeling van nieuwe werkvormen die overal bruikbaar zijn. Via programma’s gericht op talentontwikkeling kan de VSP kinderen en jongeren die geïnteresseerd zijn geraakt in het lezen, schrijven en presenteren van poëzie, de kans bieden zich verder te ontwikkelen. De VSP kan daarbij ook gebruikmaken van internet en coaching via e-mail en brengt dichters in contact met elkaar en met leerkrachten.
De Vlaamse School van de Poëzie zou op deze wijze een belangrijk onderdeel kunnen worden in de keten van kwalitatief hoogstaande literatuureducatie.
De VSP zou zich kunnen vestigen in één cultureel centrum per provincie. De Overheid zorgt voor subsidie ten belope van 150.000 € startkapitaal.
De School kan laten zien hoeveel poëzielessen zij heeft gegeven en geeft zo een concreet overzicht van haar resultaten. De School is een publieksgerichte organisatie, met veel aandacht voor groepen die uit zichzelf minder gemakkelijk met poëzie in aanraking komen. Tijdens de PoëzieDag dragen leerlingen de tijdens het poëzieproject op school gemaakte gedichten voor in een voorstelling met professionele dichters en muzikanten. Dergelijke vormen van kruisbestuiving zijn vruchtbaar en effectief.
De VSP moet er over waken dat haar poëzietrajecten als concept worden geïmplementeerd in Vlaanderen en op de scholen die in het project zijn gestapt. De VSP zou voor haar projecten een structurele plaats in het onderwijs moeten proberen te verwerven door meerjarige contracten met scholen af te sluiten.
Conclusie
De Vlaamse School van de Poëzie moet participatie, vernieuwing, experiment en innovatie bevorderen. Zij werkt aanvullend op het onderwijs en is door haar rol in cultuurparticipatie en talentontwikkeling belangrijk voor het in stand houden van de literaire cultuur in Vlaanderen.
De subsidietoekenning moet afhankelijk zijn van de realisering en van de kwaliteit van het beleidsplan.

Terug naar Bedichting van een dorp.
In maart 2009 volgde Frank De Vos Mark Meekers op als DorpsDichterDoel. Zijn eerste grote actie was: “De bedichting van Doel”. 70 gedichten werden op grote, witte dekzeilen geschreven en op de muren van leegstaande huizen bevestigd om een symbolische buffer re vormen tegen de afbraak. Tijdens zijn rondgang in het dorp zegde Bert Anciaux zijn steun toe voor de uitgave van de bundel met Doel-poëzie, Bedichting van een dorp. Binnen de beperking van deze bundel werd een selectie opgenomen van Doel-gedichten.
Ik las mooie gedichten van Martin Carrette, Frank De Vos, Mark Meekers, Didi de Paris, Hendrik Carette, Peter Holvoet-Hanssen, Dirk Vekemans, Catharina Boer, Herman J. Claeys, Ferre Denis, Bert Bevers en Willem Persoon.

Bedichting van een dorp, Frank De Vos, te bestellen bij Frank De Vos, devosfrank@telenet.be

Een naald zonder oog van Edith Oeyen is een bundel uitzonderlijke gevoelspoëzie.
De knieprothese als ondertitel van een gedichtenbundel. Het verdict, de operatie, het verblijf in het ziekenhuis, de revalidatie als bronnen van inspiratie. Het lijkt mij zoiets als het kappen van een ruwe steen tot hij kubiek wordt. Hij krijgt een nieuwe vorm, maar de inhoud blijft gelijk.
Dit leken mij geen items waarbij een dichterlijke ziel zich geroerd voelt. In dit orthopedisch landschap van bevroren tranen vind je enkel “verbeterde operatietechnieken”, zoals dokter E. Van Vlerken in het voorwoord schrijft.
Ik maakte echter een grote inschattingsfout: patiënte Edith Oeyen schreef een bundel uitzonderlijke gevoelspoëzie. Authentieke gedichten, geen sentimentaliteit, geen trukenpoëzie.
De originele wijze waarop zij dokters, verplegers, kinesisten, therapeuten een poëtische identiteit geeft, is knap vakwerk. Doorheen gevoelens van pijn, opluchting, onzekerheid, vreugde en verdriet geeft zij haar medespelers de plaats die hun toekomt. Zij schreef een “document humain” dat niet alleen veel zegt over de boodschap, maar evenveel over de boodschapper: een dichteres die de helende kracht van woorden bezit, die verwoordt en verbeeldt wat zij denkt, voelt en aanvoelt.
Een naald zonder oog is een multifunctionele bundel: een relaas, een dagboek, een handleiding voor lotgenoten.
Op meesterlijke wijze analyseert de dichteres wat haar overkomt. Ook in Een naald zonder oog is dat de drijfveer van haar schrijven: overleven! Zij doet dit altijd op een diep doorleefde manier, authentiek, niet aangedikt, geen pose, tegen een sober decorum. Een naald zonder oog straalt zoveel persoonlijkheid uit, lees: morele moed, die nergens wordt verstoord door opgeklopte ontroering.
Ook nu brengt zij op een verfijnde wijze verslag uit van haar medisch avontuur.
Waarom Een naald zonder oog als titel voor een poëtisch dagboek? Biedt een naald zonder oog geen uitzicht op wat komen zal? Is dit de reden waarom de dichteres worstelt met inzicht in haar toestand, waardoor twijfel, wanhoop, angst ontstaan?
Uit de structuur van de bundel blijkt duidelijk dat de omschrijving “poëtisch dagboek” juist is. De wijze waarop zij haar dagboek verwoordt, is voor mij niet alleen origineel (orthopedie en poëzie hebben weinig of geen affiniteit), maar vooral beheerst, ontroerend toch hoe zij met haar gevoelens omgaat, hoe zij twijfel, angst, hoop, boosheid, dankbaarheid oproept. Dit is een gave die aan weinig dichters is gegeven: in dezelfde verpakking (dagboek), in dezelfde omstandigheden (tijd maken voor poëzie) en in een zelfde woordverkeer het plaatsen van een knieprothese als onderwerp van een gedichtenbundel kiezen.
Ik heb woorden (begripswoorden) als pijn, kwelling, vertrouwen, hoop, tijd, angst in de bundel aangestreept, om de wijze te duiden waarop Edith Oeyen poëtisch en vruchtbaar aan het delven is geweest. De gelaagdheid van haar gedichten is opvallend. Zij heeft haar dagboek, dat drijft op lyrische ontboezeming, ondersteunt door nieuwe ervaringen en ingevingen. Haar observaties leiden tot een levenswijsheid die niet iedereen gegeven is.
Bij het lezen van de meeste gedichten word je stil, doodstil. Hoe vaak en hoe diep moet zij zich over deze specifieke gebeurtenis in haar leven gebogen hebben om dit zo intens te kunnen verwoorden. Wat zo simpel lijkt, en haar zo groot maakt is als dichter, is de wijze waarop zij voortdurend het geleefde leven condenseert in versregels.
Argeloosheid, twijfel, vlucht zijn de drie emotionele “kwaliteiten” die in elke bundel van haar opduiken en die zij zorgvuldig met elkaar mixt in poëzie. In Een naald zonder oog was de kans groot dat de dichteres zou vervallen in egotripperij, maar de wijze waarop zij het decorum omhult, haar gevoelens herkenbaar verwoordt, de taal beheerst, verhindert deze valkuil. Bovendien koos zij wijs voor de derde persoon.
Wat mij eveneens opvalt, is de zorg waarmee Edith Oeyen elk gedicht en de volledige gedichtenbundel opbouwt. Ik wees hierboven al op de structurering, maar er is meer: op het einde van elk gedicht slaat zij een brug naar de werkelijkheid buiten haar, naar de natuur, de wereld van gezonde mensen. Deze eindverzen geven het gedicht niet alleen een pointe, maar zij zorgen vooral voor breedbeeld, een venster op, een verankering in de wereld van de lezer.
Edith Oeyen is een dichteres die met gevoelens om kan. Ook wanneer zij nauw betrokken partij is, overstijgt zij haar eigen wereld.

Edith Oeyen, Een naald zonder oog, KVLS, 2009, ISBN 978-90-8003-020-6

Echec Romantiek vind ik een leuke titel, waarom de dichter zich echter verschuilt achter VPM Bio is mij een raadsel. Zou het niet veel poëtischer zijn te kunnen vermelden dat Vincent Billiau de dichter is? Is dit een detail? Indien het over poëzie gaat, is de naam van de dichter niet belangrijk of zou toch de recensent niet mogen beïnvloeden. Ik ken Billiau niet.
Elke dichter verkent zijn territorium. Fictief of niet-fictief. Spontaan of gespeeld. Bij Billiau gaat het om de verbondenheid tussen de mensen. Of beter: hoe zoeken wij elkaar (te begrijpen), is er een verband (verbondenheid), is er een eenheid die bindt en ruimte laat?
Ik vermoed dat Billiau de metafysische toer opgaat om zichzelf te ontdekken, zijn eigen identiteit, de redenen ook waarom hij zoveel spanning ervaart, waarom hij zich permanent in een wankel evenwicht bevindt.
De bundel heeft drie poorten en één passe-partout. “Ont-aarden”, “Twentse gedichten” en “Onvergetelijke spijs”. “Ont-aarden” lijkt mij de loper te zijn.
Billiau schrijft goede poëzie wanneer hij zich beheerst, niet flitst als een fotoapparaat of heen en weer loopt als een lokale reporter. Ik besef dat hij wil “ont-aarden” en de lange lijn tussen “ont” en “aarden” wijst op de tijd die hij onderweg is, een lange tijd bovendien.
De gedichten in “Ont-aarden” kunnen mij niet alle bekoren, ze zijn van ongelijke kwaliteit, ik voel wel soms de doorleefde emotie, maar de woorden op papier zijn ontoereikend. Vermoedelijk heeft dit te maken met de optie van de dichter om een evenwicht te vinden tussen verbeelding en realiteit. Toch krijgt hij signalen door van lijden en liefde. De wendingen en overgangen zijn echter te bruusk, de taferelen die hij creëert zijn te compact.
De “Twentse gedichten” lezen veel vlotter, ze zijn minder verminkt, beklijven meer, waar in “Ont-aarden” de beelden ballonnetjes leken die vlug uiteenspatten, zijn de beelden hier van een sterke elasticiteit, plastisch, met origineel taalgebruik.
Toch ontbreekt ook hier nog te vaak de eenheid tussen woord en gevoel, tussen beeld en verbeelde, tussen nuchterheid en dronkenschap. Toch heeft de dichter de potentie om de lezer te accapareren, te omarmen, mee te nemen, te koesteren. Dit is bovendien de essentie van goede poëzie: de dichter beroert, ontroert, verstoort, maakt blij en opstandig, bedroeft, geilt op.
Indien Billiau de hardheid van zijn woorden vervangt door poreusheid, licht krokant, indringende smaak zullen de beelden die hij vormt veel beter (in dichterlijke taal) de lezer aanspreken.
Echec Romantiek is niet geslaagd omdat de dichter zijn persoonlijke geschiedenis niet uitdraagt als poëzie, maar als onverwerkte herinneringen waarvoor hij de woorden niet vindt die zijn gevoelens tot bij de lezer brengen.
Ik wil hiermee niet zeggen dat Billiau geen armslag heeft, de kracht is er al, nu nog de elegantie, de charme, de lichtheid die poëzie zo tastbaar maakt.
Ik vind wel de drie sporen van herinnering (vader - dichter - dochter) een vondst die echter te weinig helder is uitgewerkt. Het ontbreken van links (bruggen) en de bruuske gedachtesprongen maken de lezer moe(deloos).

VPM Bio, Echec Romantiek, Litera-Este, 2007.

Joris Maurits Vanhaelewyn is een reus van een miskende dichter. Dit kwam in mij op toen ik zijn Lege Nissen las.
Wie zich ooit een miskend dichter durft te voelen, moet eens de gedichten van Joris Maurits Vanhaelewyn lezen. Hij heeft ze gebundeld in Lege Nissen, 300 gedichten over tien cycli. Ik ben er indrukwekkend door aangegrepen.
Niet zozeer - maar zeker ook - door de presentatie: lijvig (350 blz.), linnen kaft, met een aantal sfeermakende foto’s, in opdracht van de auteur gerealiseerd door Walleyn Graphics nv, maar vooral door de prachtige gedichten.
Neen, hij is geen beginnend dichter, ik ontmoette hem ooit in Deerlijk bij de viering van een plaatselijke bibliotheek. Beiden droegen wij er enkele gedichten voor. Ik vermoed begin van de jaren ’80.
Toen reeds viel mij op hoe zijn verzen mij oprecht aangrepen (schokten, ontroerden). Hij had een eigen stem, maar zij werd in de jaren daarop niet - of onvoldoende - gehoord. Schreef hij in het luchtledige? De dichter wordt wel bedreigd door dat luchtledige. Hij schrijft dan als het ware als de laatste dichter op aarde. Is dit Vanhaelewyn overkomen?
Met mijn zelfkennis, - wetend wat zwijgen soms betekent, - vraag ik mij af wat er achter het lange stilzwijgen schuilt? Le silence éternel de ces espaces infinis m'effraie.
Geef de dichter wat de dichter toekomt.
Vanhaelewyn heeft het juiste accent gelegd: op de mens. De mens in de absolute kunst bestaat niet. De mens in de gedichten van Vanhaelewyn bestaat: hij heeft temperament, een vurig hart, een scherpe intelligentie, een helder inzicht in de gang en afgang van de mens.
Negen sleutels heeft Joris Vanhaelewyn aan zijn poëtische sleutelbos: de dichter in het verweer, zijn zelfdestructie, door wie hij zich beschermd voelt, de dood, tekens, de liefde, de kosmos, eenzaamheid, de verrijzenis van de dichter. Ongeveer zo heeft de dichter zijn thema’s “uitgespreid”, alsof hij zijn testament schrijft, zijn leven hertekent, zich bevrijdt van moraliteit en plichtsbewustzijn zijn auditorium voor een laatste keer toespreekt.
In de eerste cyclus “Het wonderjaar” zoekt de dichter een uitweg uit de verstikking van arrogantie, de inkijkmaatschappij, de woorden en de grammatica die hem werden aangeleerd (opgedrongen). Hij wil de dranghekken weg, de waterkanonnen, de wegversperringen, de verkeerslichten, hij preekt de warme revolutie. De dichter wil zonder woorden, woordenvrij, onzichtbare woorden aan elkaar rijgen tot hij vreugde vindt en vrede. Hij is het hartsgrondig moe te worden geleid door mensen die regels maken, zijn taal kraken en zijn verstand.
In de cyclusgedichten van “Sincfal” vindt de dichter zijn roots terug. De (Frankische) term Zwin betekende een kronkelende geul in de schorren van de Vlaamse kustvlakte. Die term evolueerde tot de specifieke naam voor de kreek, die Brugge met de Sincfal verbond: het Zwin.
De dichter is ingetogen opgetogen, hij voelt zich beschermd door de bomen van het bos. Wij stammen uit dezelfde wortels/en leven dezelfde mythe. Hij voelt zich één met de wilgen, achter alle einders/zijn wij in vuur en vlam/elkaars gelijke.
In “Graffiti” ontluistert hij de tekens want de gedachten waaruit zij zouden kiemen,/bleven waan. Hij die zich eerst geleid had gevoeld door tekens, ontwaakt als uit een miskraam. Hij wil geen sterren en geen kruisen meer.
In “De alembiek” is arab. Al-ambik, al = de, het en ambix = vat of helm. Het is de naam die de alchemisten gaven aan de distilleerkolf.
In deze cyclus verheerlijkt de dichter de vrouw, de liefde, de passie, het zinnelijk genot. Zijn drie gratiën zijn Aglia (met beminnelijke flanken), Euphrosine (met feestelijke borsten) en Thalia (van blos en schaamrood). Thalia was ook één van de negen Muzen. Haar naam betekent “de bloeiende feestvreugde”.
De dichter kiest de mythe van de drie gratiën. Zij waren bij de godenberg Olympus de meesteressen die hun bevelen gaven: de blonde Aglia met een frisse klokjesstem, Euphrosine, de donkere, in hartstochtelijke woorden, Thalia, de oudste, kalm en zeker als een waardig koningskind.
Wanneer zij zonder kans om gestoord te worden bij elkaar waren, liepen hun gesprekken over niets anders dan over de hemel. Aglia vertelde hoe zij die nacht door een lokkend snarenspel gewekt werd. Euphrosine had de slaap niet kunnen vatten van verlangen en Thalia had de goden horen lachen.
Zij hadden kunstenaars tot vrienden. De dichter Joris Vanhaelewyn is één van hen.
In deze sfeer van zuivere schoonheid zingt de dichter een loflied tot Isabella. Misschien is zij de verpersoonlijking van de vrouw en is zij een heerlijke mix van de drie gratiën en hun kwaliteiten.
Zijn adoratie voor de vrouw is ongewoon hevig. Enerzijds is het fictie en vandaar “naar het beeld dat hij wil”, zijn verwachtingspatroon wordt ingelost en de dichter komt tot een euforisch beleven van nieuw leven en anderzijds is het een sublimering van de werkelijkheid. Hij creëert zijn vrouwen, schenkt hun alle kwaliteiten die een man “in nood” gulzig consumeert. Wanneer hij echter tot bedaren komt, weet hij dat de liefde ook veel vroeger voor het grijpen lag.
De dichter begrijpt het wonder en vindt er vertroosting in. De wereld lijkt nu een tedere glimlach, de bloemen kleuren rijker, de vogels kwelen inniger, en ook de harten van de mensen kloppen warmer voor hem.
h stijgt de ballonvaarder hoger en hoger en raakt hij verdwaald/in wilde groei en waan. Hij voelt zich “god en geest”, hij zal niet sterven;/wat sterft in mij tast mij niet aan. Hij daagt de goden uit en breekt de tempel af.
Tot hij in “Hibiscus” (nieuwe cyclus) op aarde terugkeert, de euforie overstijgt, de waan verwerpt. Zoals de Hibiscus of Chinese roos de voorkeur geeft aan een lichte standplaats in de zon, en van veel frisse lucht houdt, zo wil de dichter zich nu positioneren in het geheugen van de werkelijkheid. Hij voelt zich oud en oud is zijn lief, maar hij herkent in haar zijn jeugd, haar lieve vriendschap, en hij wordt een man van bloeiende verliefdheid.
Opvallend is de aanwezigheid van de vrouw in driekwart van de bundel (300 gedichten). De dichter houdt niet van “woorden, regels”, “voelt zich vergroeid met valsheid/en met misbruik van vertrouwen. Maar de vrouw blijft zijn levenselixir.
Ook in “Het ezeltje van de soefi” eist zij de hoofdrol op.
Soefi zijn vergt een sterk “spiritueel hart”. Elke godsdienst heeft innerlijke en uiterlijke kanten. De relatie lichaam - ziel kun je vergelijken met de kruik en het water, maar beter met Jezus en zijn ezel. De ziel is Jezus, het lichaam is de ezel. De taak van de mens is Jezus te dienen en niet de ezel.
Het woord “soefi” is afgeleid van het woord zuiverheid. Een soefi is iemand die zich zuivert van alle soorten onreinheden. Een soefi is een mens die zichzelf ontwikkelt tot een godswaardig persoon.
Betekent dit dat ook de dichter zich afzet tegen het kwaad, wat een sterk “spiritueel hart” vergt? Wil hij zijn lezers verlichten? Wil hij hen aanzetten tot “perfectie”?
De korte gedichten in deze cyclus wijzen op gehaastheid, op afronding, op vervolmaking.
De ouder wordende vrouw blijft hem boeien en verrassen: zij is zijn lieve meid, zijn gazelle, mijn lief, nachtegaal, gesluierde hinde, gedachteloze glimlach, ezeltje. Hij komt haar tegemoet, hij wijkt niet van haar zijde, hij leeft op, hij herleeft in haar. Zij verlicht zijn oude dag, zij is zijn kunstmatige schaamlip, medeplichtig/aan de gedachten vol orgasme. Zij is magneet en provocatie. Zij brengt hem in extase.
En toch voel ik enige teleurstelling, enige onvoldaanheid in hun relatie. Zij verschillen van elkaar en hun complementariteit is onvolmaakt. Hij is de cederboom en zij is de berg, hij is haar meester, hij is een knorrig man, zij is de zon.
Naast de vrouw daagt zijn broeder op. Eerst als de dode Abel, die hij niets te zeggen heeft, neen/in mijn leegte groeien geen woorden. De dichter zoekt in de tempel (in de kleine moskee) geborgen meditatie.
Ook in de broederschap vindt de dichter niet altijd verlichting: wat is sacraal? Voor hem betekent dit: meditatie, tederheid, inzicht, aanwezigheid en geest, maar ook sublieme vergankelijkheid.
In “Brasserie du lac” kan de dichter zichzelf zijn: hij is iets van een wilg en iets van een ezel. Hij woont in een huis/zonder poëzie. Zijn besloten tuin heeft het uitzicht van orde en chaos, van drift tot vrede. Hij haat het gedroogde viooltje/tussen de bladen van een boek, het bruidsboeket, korenaren, de lappenpop, op het kerkhof/de hoop tuinafval. Hij houdt van de aanwezigheid van de dingen die geen naam dragen, gestalten vaag, een beschermend teken/onuitgesproken, geluiden van een verre oorsprong, trouwe zorgende gedachten, dingen in de schaduwhoeken van de kamer, de betekenissen tussen twee stiltes in.
De dichter zet zich af tegen de zonden/van zijn voorouders. Door hen, door zijn lieve heks (zijn grootmoeder) is hij een ketter van de ergste soort geworden. Zijn grootvader duikt uit het verleden/naar mijn herinnering. Hij was er niet/toen ik een sterke vriend behoefde. De wrede oorlog heeft hem als kind getekend.
“Een waakvlam” (de laatste cyclus) houdt de dichter in koers, hij wacht af tot iemand of iets hem prikkelt, aanvuurt, pijn doet, tot vreugde brengt. Het hart/is een onbewaakt domein en kan gemakkelijk ontvlammen. Alles kan: een droom, een ritselende briefomslag, een wit bericht, een blauwe waakvlam, kunnen zovele momenten van waarheid zijn. Maar hij wordt niet warm van zijn vrienden, maar hij smelt van verlangen als hij aan haar denkt.
Lege Nissen is een van de beste bundels van de laatste jaren. Ik ken geen poëzie die zo moeiteloos beelden associeert met woorden, structuren met het vrije vers, ik vind geen clichés, geen zieligheid, maar sterke beelden die mijn zintuigen prikkelen, metaforen, vergelijkingen. Zijn poëzie getuigt van een grote cultuurhistorische belangstelling en kennis: literatuur, klassieke mythologie, filosofie, beeldende kunst. Zijn gedichten zijn soms ironisch, maar altijd toegankelijk en veelzijdig naar inhoud en vorm.
Zijn leven wordt soms subliem geïntegreerd in de gedichten vol zelfbespiegeling en zintuiglijke waarnemingen.
Lege Nissen kan worden beschouwd als een openbaring van de persoonlijke identiteit. Paradijselijke ervaringen naast ontluistering, zijn drang naar zuiverheid en volmaaktheid, zijn afkeer voor geweld.
Joris Vanhaelewyn is een van onze betere dichters. Ik hoop dat de omvang van Lege Nissen (300 gedichten) niet zijn laatste bundel is.

Lege Nissen, gedichten, Joris Maurits Vanhaelewyn, eigen beheer, 2008, D/2008 (het boekwerk is niet te koop)

Met Leni De Goeyse nemen wij Afscheid in liefde. De titel van haar debuutbundel verplicht je tot een eerste reflectie: afscheid enerzijds, liefde anderzijds. De Goeyse dateert haar gedichten, een nuttige aanwijzer om de lezer op het rechte pad te houden, zij vermijdt dat je (ver)dwaalt: je leest van dag tot dag hoe zij zich voelt en hoe zij evolueert.
De dichteres begint de bundel met een pijnlijk besluit, het lijkt meer op een outen: Mijn bloed dat in de/verhitte strijd van de passie/eens zo wild stroomde is nu/versteend en kil.
Haar passie is niet alleen ademloos, maar het is ook vergetelheid. Dit eerste gedicht maakt je nieuwsgierig, het zegt zoveel over zoveel en toch doet het de lezer enkel gissen en missen. Spannend, dat wel, maar je wilt vooruit, de dichteres heeft je bij haar eerste woorden reeds ingepakt, je bent geprikkeld.
In de eerstvolgende gedichten geeft zij verheldering, niet alles ineens, maar met mondjesmaat. Zij leeft levend door het leven van een ander/niet mét een ander. De tijd vervaagt en zij vraagt alsjeblieft/zet je masker af.
Je vraagt je af wie die ander is: haar lief, haar man of minnaar, wie? Opteert zij voor de passionele liefde? Is zij bang om verstikt te worden of om haar zelf te verliezen in een illusie?
Haar strijd om (h)erkend te worden zindert na in de volgende gedichten: Zonder titel 2, Stilte, Schuld. Vooral in dit laatste gedicht verwoordt zij haar schuldgevoel. Waarvoor? Uit Rust (01/10/2001, zes jaar later) blijkt ineens dat zij harmonie heeft gevonden: Daar waar begin en einde/samenvloeien//Daar vind ik rust//Daar vind ik jou. Bij wie heeft zij die nieuwe adem gevonden? De toekomst opent zijn deuren
Bij de lezer heerst verwarring: wie is je? Wie is mij en mijn? Is het de dichteres die zoekt naar zichzelf of is het de minnaar die nu eindelijk op haar avances ingaat? Eenvoudiger: klikt het nu tussen de twee protagonisten? Redden zij hun relatie? Tijdens een Weekeinde met filosofisch gepraat is de bodem in zicht en in je koffers wolken gepakt/voor een nieuw begin. Toch blijft zij op zoek/naar eigen-zijn.
Einde 2002 laat de dichteres haar geliefde Los: is dit de clou waarom het gaat: Afscheid in liefde? In het gedicht Draak van 02/02/2003 schrijft de dichteres over een vlammende verschijning, met het hart van een strijder, oneindig groot. Is hij de warme minnaar? Met wie zij Eén is: tedere liefde/actief in aanraking/Wordt één gevoel/samen/Versmelt twee tot/een geheel.
Als lezer stel je je wel honderd vragen, vooral over de spelers in het liefdesverhaal: ik, jij, een ander, een stem, een gezicht, een hand, geboorteliefde, warme minnaar. Wie zijn zij? Hoe verhouden ze zich tot elkaar?
Op dit thema varieert zij voort in Ik vraag me af, Gebroken vleugels en Van achter mijn helm. De dichteres danst met de dood, dansen met de dood is een middeleeuws gegeven: de mensen waren bang en dachten door met de dood te dansen hem te verschalken. De Kerk heeft die schrik versterkt door het beeld van de dood voor te stellen als een skelet.
Dat het bij de dichteres louter om een spel te doen is, om een dramatisch effect te creëren, kan ik moeilijk geloven, er is meer. Danst zij met haar muze? Is haar muze een mens van vlees en bloed of is het een verbeeld persoon? Een ingebeelde dame gehuld in blauw en goud voor wie zij leeft, voor wie zij sterft? Of is haar muze de Maagd van Orleans, la fille au grand coeur (04/01/2007)? Of is het de Zwarte dame van wie zij op 05/01/2007 afscheid neemt?
Ook in de “riddergedichten” vallen dezelfde thema’s op: onrust, liefde, onbevredigd verlangen, passie, hoop, droom, afscheid, dood.
Het eerste gedicht, Dageraad, van 2007, toont een dichteres in evenwicht. Zij gebruikt zelfs het woord volmaakt om haar geluk in harmonie weer te geven. In de volgende gedichten, Na een avond en Muzikaal begin, vindt zij de passie en wordt haar roes bevredigd. Dit duurt echter maar even, de melancholie steekt even vlug weer de kop op. Vraag blijft of de dichteres zich hier laat meeslepen door eigen gevoelens of die alleen maar verbeeldt? Toch hoopt zij op 22/03/2007 op een Nieuw begin. Een nieuw begin gaat (bijna) altijd gepaard met afscheid, met verdronken verdriet, met kiezen, zij legt haar trots/in een bokaal vol emotie/en wieg hem zachtjes.
De vraag blijft of zij van iemand afscheid neemt. Afscheid in liefde of afscheid van de liefde? Of afscheid van het leven? Deze aangrijpende bundel eindigt In liefde. Liefde is voor haar niet alleen passie, maar zoete herinneringen, bevrijding. Als lezer ben je blij als ze haar laatste gedicht eindigt met: Zonlicht kruipt voorzichtig naar binnen.

Leni De Goeyse, Afscheid in liefde, Razor’s Edge Editions, 2009.

De revelatie van dichterland 2008 is ongetwijfeld Lies Van Gasse (25) uit Sint-Niklaas, met haar debuutbundel Hetzelfde gedicht steeds weer bij uitgeverij Wereldbibliotheek. Een entree door de grote poort!
Hetzelfde gedicht steeds weer bevat veertig sfeergedichten.
Zij schrijft associatief sterke poëzie, met mooie wendingen en verrassende beelden.
Ik hou van de titel, die ondubbelzinnig aangeeft, waar het om gaat: “Dit is mijn opdracht, dit is mijn missie.” Slaagt zij hierin? Schrijft zij iedere keer hetzelfde gedicht?
Hier is duidelijk een dichter aan het woord die perspectieven biedt voor een grote carrière. Haar debuutbundel is samenhangend en overstijgt - en dit is uitzonderlijk - het individuele gedicht. Met andere woorden: zij schrijft poëzie die uit gedichten bestaat. En een gedicht kan soms - heel zelden - een betere vorm krijgen. Haar gedichten geven blijk van een ongewoon dichterlijke stem.
Toch mag je uit wat ik hierboven schrijf, niet concluderen dat zij ontspannen schrijft, “uit de losse pols”, zonder studie of lectuur, zonder invloeden, moeiteloos, dit is niet zo. Schrijven heeft ook te maken met aandacht voor de wereld om je heen, met dingen oppikken en die op een eigenste wijze verwerken. En toch lijkt Lies Van Gasse veeleer een spontane dichter, veel minder bewust, meer met inhoud bezig: haar voeling met kunst lijkt wel Zuiders. Zij speurt de horizon af naar dichterlijke elementen, facetten van het leven die haar intrigeren, zij is minder geïnteresseerd in een verhaallijn, zij is soms on-Vlaams en explicieter Italiaans in haar poëzie. Zij verdicht geen theorie of ideologie, maar vertoont toch veel trekjes van een neoromanticus, omdat zij het maniërisme vermengt met taal en met het informele. In de Latijnse poëzie noemt men deze dichters “postmodernisten”.
De eerste heeft mij verleid, ik wil haar ontmoeten, mij laten inpalmen, in haar opgaan, omdat zij leeft zoals ik leven wou, Ze kon dwalen, en toen ik haar ontmoette, was k geloof het niet, want de dichter is rusteloos, ze zoekt zich een weg over de breedte van een moeras... Ze moet woorden sparen voor de overtocht. Toch wil zij het huis bewonen, de huiselijkheid beleven, maar het lukt haar niet, want Er vlekt een boom in de gang./Haar takken buigen zich/over wat er staat. En als ze een man in huis wil, komt ze niet verder dan zijn handen.
De dichter vindt geen evenwicht, - of dit evenwicht is wankel, - Even voor de ochtend en alweer/ligt ze te praten met zichzelf. Ze wil opstaan en de trappen/voelen kraken van landerigheid.//In de kast een luide lepel rapen./Zien hoe zelfs de honing huilt.
Zij zoekt soelaas in de herinnering. I remember april: een heldere ochtend, een zachte wind, koffie dampend aan het raam, dauwdruppels op spinrag. De herinnering aan april is als een plots geschenk van helderheid.
Zij herinnert zich zijn stem zacht, zijn aanraking licht, tevreden glijden voeten in het zand,/woelt een hand in het haar.
Op een zondag, midden winter is daar ineens, die mooie dag.//Een duif. Ze zat onder zijn huid. De dichter vindt de liefde als de streling/van het tapijt.’Ook wij zijn vast.
De dichter houdt van de zee. Zij is de zee. In de duinen, plots in de verte/staat een ranke pianist. Zij denkt, geen denken aan, ik neem hem. Zij wonen in het blauwe huis waar zij schrijft en hij musiceert.
Fascinerende beelden komen vaak voor in haar debuutbundel, geen effectpoëzie waaraan jongeren zich soms verbranden, maar breekbare verzen die niet thuishoren op poetryslams.
Het valt mij ook op dat Lies Van Gasse in haar gedichten taal en leven op hetzelfde niveau plaatst. Zij schrijft subtiele poëzie, de wijze waarop zij dagdagelijkse ingrediënten mixt in een verdicht woordenspel, dat spreektaal omtovert in een nieuwe taal en een bedrieglijke eenvoud. Zij moet schijnbaar geen moeite doen om een gedicht precies op papier te krijgen, maar deze indruk is vals: Van Gasse werkt aan taal waardoor het gedicht exclusief wordt, ook al herken je de gevoelens, zoals verlangen, intimiteit, angst, verlies en hoop.
Ook in Over iets wat ze vergeet drukt de dichter onzekerheid uit: Hoezeer kan men vertrouwen/op dit gras?//We weten dat de dageraad/bedrieglijk is. Zij is al eens ontgoocheld, maar Het zou altijd wel wat beter zijn/de tweede keer.
Haar poëzie is sterk relationeel naar de inhoud en indrukwekkend talig naar de vorm. Vooral haar meervoudige persoonlijkheid (zij is de droefste, zij is de gedachte die haar wakker houdt, vooral is zij die Ergens in een hoek zit, mij veruit de liefste) maakt het sociaal verkeer niet gemakkelijk. Ze wil een man in huis, maar Verder/dan zijn handen kwam ze niet, hij is Een duif./Ze zat onder zijn huid. Zij kent de liefde: Dan kruipen we in holtes langs elkaar. Zij leest met hem haar woorden, hij leest met haar zijn bladmuziek.
Lies Van Gasse is ongetwijfeld une femme poète pure: haar poëzie is ritmisch, beeldenrijk, taalvast. In haar gedichten raak je makkelijk binnen, maar je raakt er moeilijk uit. Neen, zij is geen voorbijganger. Waarom? Omdat zij haar vak beheerst, omdat zij nadenkt, vijlt, omdat zij wikt en weegt.
Opvallend in de bundel zijn eenvoudige banale ingrediënten die je dag kleuren, zoals: verdrinken tussen kopjes koffie, kuste tegels en vast tapijt, een luide lepel, koffie, dampend aan het raam, een bloempot, zijn kousen onder het bed, rammelende ribbenkast.
Bij deze woorden verwacht je nieuw-realistische gedichten, maar integendeel: de poëzie van Lies Van Gasse baadt in een intimistische sfeer waar plaats is voor lyriek, (vleselijke) liefde, verlangen en ontgoocheling. Zij weet alle woorden die zij filtert, een dichterlijke stem te geven.
Lies Van Gasse is voor mij de beste verrassing van 2008. Ik noem haar geen belofte, maar een gerijpte jonge dichter die de “gevestigden” naar de kroon steekt!

Lies Van Gasse, Hetzelfde gedicht steeds weer, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2008, ISBN 978 90 284 2273 5

Bäbel Geijsen (°1968) slaagt erin om op parlando-toon poëzie te schrijven. Bärbel debuteerde in het tijdschrift “Raster”, nr. 107, 2004, met het gedicht “Een verre vriend”. Niets liet toen vermoeden dat zij het talent had om gedichten te schrijven die nu zijn opgenomen in haar eerste bundel Zoute veren. “Een verre vriend” is geen slecht gedicht, maar het mist lichaam, lijf en leden, het is te veel vlees zonder been, het lijkt wel een puberale smeekbede om aandacht. Wat ik nu lees in Zoute veren heb ik in 30 jaar recensiewerk nog niet ervaren: Geijsen schrijft droge, heldere, precieze poëzie, die moeiteloos uit haar opkomt, of het lijkt zo. Sinds Esther Jansma heb ik niemand gelezen die het zo onverwacht en humoristisch en toch zo ontzettend spontaan kan verwoorden. Deze debuutbundel is ongetwijfeld een veelzijdige eersteling, of beter: het is nu al de bevestiging van een groot dichterschap, verrassend nieuw in verwoording en beeld: de wijze waarop Geijsen in een rustige parlandotoon haar lyrische, persoonlijke bespiegelingen verpakt, is nooit eerder gedaan. Was dat misschien de reden waarom ik bij een eerste, vluchtige lezing op mijn notitieblad schreef: “Praten op papier” en mij de vraag stelde: “Is dit nog poëzie?” Waarschijnlijk. Bärbel Geijsen waagt zich op de rand tussen poëzie en proza, tussen gedicht en “ingesnoerd proza”. Zij blijft echter “dichten” in plaats van “schrijven”, opmerkelijke beelden kiezen, woorden, regels, bespiegelingen maken die zij onthutsend mooi afrondt en relativeert. Dit is pure klasse. Ik ken andere dichters die zich aan zo’n waagstuk verbranden en proza schrijven in dichtvorm.
De gedichten zijn een panoplie van haar “zielsroerselen”, de thema’s van haar poëzie verrassen niet, omdat ze zo herkenbaar en bekend zijn, maar ze worden wel verrassend verwoord en verbeeld. Vader, de verdwenen vader, moeder, de dichteres, haar lief, de wijze waarop zij op elkaar willen gelijken, elkaar afstoten, elkaar uitproberen, elkaar weerzeggen, elkaar liefhebben en haten.
Vooral het gedicht “Vel vol glorie” heeft mij diep getroffen, niet alleen door de taal, het beeld, het cynisme, maar vooral door het thema van de stervende vader. Hoe zij hier op onovertroffen wijze het einde van haar vader beschrijft: zijn angst, zijn wanhoop, zijn smeekbede om aandacht, om eeuwige waardering.
Niets is wat zij heeft verwacht en in die onvolkomenheid probeert zij te overleven, deel te nemen aan de tekorten, verzuchtingen, tegenslagen en kleine successen van haar naasten, zich een weg te banen doorheen een wereld waarin zij nauwelijks nog “idealen herkent”.
Wat mij ineens overvalt, is de gedachte dat “de vriend” uit haar gedicht “Een verre vriend” (Raster, 2004) haar blijft fascineren, en dit gedicht is in de bundel opgenomen. Ik vind hem overal terug. Hij is bepalend aanwezig.
Bärbel Geijsen heeft het in haar debuutbundel voortdurend over “Hij”. Soms lijkt hij de vader, dan haar lief, haar man, de verre vriend, maar allen beantwoorden haar liefde niet of toch niet de ware liefde.
Zij stelt hun falen vast, zij reikt hun de hand, zij lacht om hun onbeholpenheid, hun egoïsme, hun machogedrag, zij treurt om haar onmacht, zij gaat schuilen in humor en cynisme. De bundel blijft mij boeien, vasthouden, omdat ik geen afdoend antwoord vind op de vraag naar “het hoofdpersonage” van haar gedachten, gevoelens en bespiegelingen.
Ook Bärbel Geijsen weet het blijkbaar niet als zij “Hoera” (gedicht, p. 29) roept. Hierin zegt ze dat ze al sinds jaren dag droomt, dat zij voor altijd van jou houdt, dat zij niet weet wat zij geworden is: fotograaf te zijn, ontwerper,/timmerman, zanger of zelfs beter/zangeres…
ärbel Geijsen schreef een gave bundel persoonlijke poëzie waarmee zij “als de bliksem” haar plaats opeist in de literatuur van de Lage Landen bij de zee. Haar thema’s zijn triest, maar worden rationeel behandeld, zij dagdroomt, maar die dromen zijn kort, want de realiteit schemert er steeds doorheen.

Bärbel Geijsen, Zoute veren, uitgeverij De Bezige Bij Amsterdam, 2007, ISBN 978 90 234 2540 3

Een véélzeggend Zwijgboek van een praatgrage dichter. Philippe Cailliau leerde ik kennen einde ’70 op een vergadering van de (kleine) commissie voor poëzie in het leerplan Nederlands. Voordien had hij reeds meegewerkt aan “Kreatief” (dat ik samen met Lionel Deflo had opgericht in 1966) en aan “Boulevard” (dat ik redigeerde tot 1980).
In die tijd waren het vooral Wilfried Adams, Leopold M. Van den Brande, Johanna Kruit, Romain John Van de Maele, Philippe en ikzelf die in (meestal gestencilde) tijdschriften poëzie publiceerden. “Animal Farm” in Denderbelle trok dichters en beeldende kunstenaars aan om daar hun ding te doen.
Jaren later verschijnt nu het Zwijgboek bij De Oostakkerse Cahiers van uitgeverij bf Ampersand & Tilde. Is de titel een verwijzing naar de (voorbije) tijd? 1997-2007? Heeft Cailliau tien jaar gezwegen en nu zijn stilzwijgen doorbroken? Toch voor wat het bundelen van zijn gedichten betreft. Ik balanceer op een slappe koord, zegt hij.
Sophie, het openingsgedicht, pakt de lezer onmiddellijk bij de kraag. Ik ben ontroerd, het doet mij nadenken, het laat mij niet los. Een kraag van gevoelens wordt hier om de hals van een negenjarig kind gelegd. Zij is een jonge bruid, Zij draagt jouw naam, en niemand mag haar met een vinger aanraken! Hoewel zij al niet meer te verleiden is, is zij … als onbespoten fruit, ook als ze ouder wordt, een puber met haar korte rokjes, is zij niet te koop: zo leeft zij verder in de dichter. Mooi, origineel. De dochter van deze dichter (het kan ook mijn dochter zijn) beroert zijn taal, zijn woordenschat, zijn inleving. Het meisje is bijna tien en de dichter wachtte bijna tien jaar om zijn privé gevoelens openbaar te maken. Na tien jaar is het zijn dochter die weer warmte in je haard blaast.
Het gedicht “Capacocharitueel” doet mij vragen stellen: “Is Sophia overleden?” of “Is het personage een kapstok voor allerlei gevoelens? Een therapie?” Philippe Cailliau schrijft therapeutisch en dit is niet hetzelfde als navelstaarderij. Hij schrijft het thema breeduit en opent zoveel perspectief dat de lezer het universele karakter ervan bijna lijfelijk ervaart. In welke context moet ik “de dochter” plaatsen wanneer dood haar nieuwe gids mag zijn? Je bent nu onze afgezant. Waar en bij wie?
Een ander thema is de stad. Tot wie richt de dichter zich als hij schrijft: In elke stad ben jij een dak/ Ben jij een muur waarin vier deuren? “Wie is de architect van deze oude stad? Is het de dichter zelf die zich druk maakt om de sloop, het verval? En vindt hij alweer troost bij zijn “dochter”?
Pas laat komt de onthulling: de dichter die behoorde tot het zwijgend continent…, die de tijd een halt toeriep. Ondertussen is hij wat zieker nu. En toch kent hij een opleving. De (oude) dichter zingt de blues, hij lacht wat af de jongste tijd. Je bent wel geen Bourgondische Beotiër meer en je kredietwaardigheid is… legendarisch, maar nog steeds een holle tand. De dichter overschouwt zijn leven en stelt meewarig vast dat niets naar (zijn) hand wordt gezet, geen genade noch geschenk valt hem ten deel. Hij leeft verder tussen relativeren en zelfmoord plegen, tussen woord en daad, hij nadert, wacht/geduldig op het voortbestaan,/ versleten man en oude vader.
De ziel van de dichter is “berooid”. Hij voelt dat het tijd wordt voor een Zwijgboek, maar hij stelt verbitterd vast dat er dan geen zwijgboek (meer) is om in te schrijven. O ziet hij een uitweg in het schrijven van brieven, als boodschappen in een fles? Hij schrijft aan een pasgeborene, aan Erik V., aan een stervende, aan een afgestorvene. Waarom? Omdat woorden vloeken, woorden stinken niet, de stad wel en het landschap is/van grijs, verwondering en zwart.
Zwijgboek is de betere bundel van de laatste jaren. Je kunt de poëzie van Philippe Cailliau op meerdere manieren lezen en begrijpen. Zijn gedichten zijn meestal sterk gelaagd. Hij hecht veel belang aan een zorgvuldige woordkeuze. De woorden hebben niet alleen een betekenis, maar hun associatieve kracht is erg groot.
Hij weet zijn thema kernachtig neer te zetten; altijd blijft zijn poëzie uit het vaarwater van het prozaïsche. Toch heb ik nergens overbodige beelden gevonden of vervelend herhalen van bepaalde woorden.
Philippe Cailliau doet er alles aan om het proza te ontlopen. Elk gedicht isoleert zich als het ware uit de sfeer van het proza. Het geeft een stilstand te zien. Dit geeft de lezer de kans om zich te bezinnen. Mooie poëzie!

Philippe Cailliau, Zwijgboek, nr. 8 in de poëziereeks “De Oostakkerse Cahiers”, uitgeverij bf Ampersand & Tilde, Antwerpen, 2008.

Van Thierry Deleu verschenen bij de digitale uitgeverij Het Prieeltje twee bundels reisgedichten: Bourgondische suite en Helvetiaanse verzen.

Thierry Deleu, Bourgondische suite, Diest, Het Pireeltje, 2009
Thierry Deleu, Helvetiaanse verzen, Diest, Het Prieeltje, 2009


Thierry Deleu